Nadine Dethier (40) is een vrouw voor wie het allemaal op wieltjes lijkt te lopen. Het geluk en de voorspoed, die ze soms iets te vanzelfsprekend vindt, komen volgens haar ook voort uit een positieve levenshouding. Toch weet ze perfect dat het leven scherpe kantjes kan hebben. Als OCMW-secretaris in een Limburgse gemeente ervaart ze dat elke dag.Door Tessa Vermeiren l

“Mijn moeder kreeg nooit de kans om te studeren, al wilde ze dat heel graag. Als oudste van vijf in een arbeidersgezin moest ze op haar veertiende thuisblijven voor het huishouden. Haar broers mochten wel langer naar school, maar die wilden niet. Zij heeft mij altijd ingeprent dat meisjes ook moesten studeren. Mijn vader had een klein bedrijfje als zelfstandig stukadoor, altijd aan het werk, ook in het weekend want dan waren er de papieren. Mijn moeder was haar hele leven huisvrouw. Wij woonden in Sint-Lambrechts-Herk, een gehucht van Hasselt.”

“Mijn vader was iemand van de oude stempel : de man gaat werken, de vrouw doet het huishouden. Hij kon het niet uitstaan dat ik als jong meisje hele dagen op de zetel lag met een boek. Als hij thuiskwam en merkte dat de tafel niet gedekt was, terwijl mijn moeder nog in de keuken stond, kon hij ferm uitvliegen tegen mij. Hoe ik dat dan wel kon, zo lui in de zetel blijven liggen !”

“In de keurige Hasseltse nonnenschool waar ik middelbaar onderwijs volgde, verzette ik mij wel eens tegen de regels maar echt rebels was ik niet. Ik herinner mij die schooljaren vooral als een heel plezierige tijd. In Leuven ging ik rechten studeren. Eigenlijk ben ik overal doorheen gebold. Al was ik er al heel jong erg mee bezig dat ik iets wou worden, dat ik wou slagen. Dat had mijn moeder er goed ingeprent. Op een bepaalde manier heb ik haar ambities waargemaakt. Mijn vader was het vooral om mijn twee oudere broers te doen. Die moesten goed studeren, meisjes waren er om in het huishouden helpen. Maar als jongste en als meisje wou ik me bewijzen. Nooit hadden mijn ouders verwacht dat hun drie kinderen zouden afstuderen aan de universiteit.”

“Voor een rechtenstudie heb ik gekozen omdat ik dacht daarmee professioneel alle richtingen uit te kunnen. Nooit geweten dat ik in de ambtenarij zou terechtkomen, ik richtte me eerder op een carrière in het bedrijfsleven. Toevallig ben ik als contractueel beland bij wat nu de Bankcommissie is, maar ik vond het pendelen tussen Limburg en Brussel onmogelijk. Ik wou ook nog een leven buiten het werk.”

“Begin jaren negentig was het in de privé ook niet zo rooskleurig. Werk vinden was moeilijk, heel wat studiegenoten bleven maanden, soms langer dan een jaar zoeken naar een job. Dus deed ik mee aan een ambtenarenexamen, al dacht ik in het begin dat het niets voor mij was om een grijze muis in het grote ambtenarenkorps te worden. Gelukkig kwam ik tot de vaststelling dat daar wel uitdagingen te vinden waren.”

“Ik heb een tijd gewerkt op het provinciehuis in Hasselt maar de grote logge organisatie hinderde mij. Ik zag me ook geen twintig jaar op dezelfde stoel zitten. Toen ben ik gewestelijk ontvanger geworden. Dat zijn de ambtenaren die de kleine OCMW’s en gemeentebesturen bijstaan als een soort uitzendkracht. Ze doen de boekhouding, innen de belastingen, helpen de begroting opstellen. Het is een job met veel vrijheid en afwisseling, ik kwam in twee tot drie gemeenten. Je blust overal brandjes. Ook niet iets om een heel leven te blijven doen, zo werd me duidelijk. Daarna heb ik, twee jaar geleden, gesolliciteerd als OCMW-secretaris in Lummen. Ik wou dat per se niet in mijn eigen gemeente, Alken, omdat ik privé en werk gescheiden wil houden en niet in mijn dagelijks leven te maken wou krijgen met politieke beïnvloeding.”

“Ik heb maar van één ding spijt : dat ik die stap niet eerder heb gezet. Meewerken aan het beleid, het mee sturen, geeft mij heel veel voldoening. Je hebt immers impact op het welzijn van veel mensen, ook van je personeel. Het beleid wordt uitgezet door de OCMW-raad en de voorzitter, maar het voorbereiden en realiseren van zo’n beleidsplan gebeurt door de administratie. We hebben in Lummen een uitgebreide dienstverlening : thuiszorg en poetsdienst voor senioren, onthaalouders, een rustoord, we vangen asielzoekers op. Ik voel me veel gelukkiger nu dan in mijn vorige jobs. Mijn werk geeft me veel energie.”

“Peter, met wie ik al bijna 16 jaar getrouwd ben, leerde ik al kennen via de speelpleinwerking toen ik 18 was. We hebben drie kinderen : Jonas (13), Michiel (10) en Emma (6).”

“Mijn man is net als ik al vaker van job veranderd. Hij werkt nu als adviseur voor een co-operatieve van fruittelers in Visé. Peter is heel veel op de baan, soms ook naar het buitenland. Geen van beiden hebben we een nine to five-job. Maar dat alles combineren, lukt alleen met hulp van onze ouders. Ik heb een heel goede mama die elke woensdagmiddag de kinderen opvangt. Ze doet ook nog altijd een groot deel van mijn strijk. In de week blijven de kinderen na school in de opvang. Tegen zes uur is een van ons twee altijd voor ze thuis. In de vakanties wordt er heel goed gepland, op het prikbord hangen dan schema’s in Excel. Soms is er een babysit van de Gezinsbond. Gelukkig zijn in de openbare sector juli en augustus veel rustiger en heb ik de mogelijkheid om mijn dagen een beetje soepel te plannen. Zonder een strakke planning loopt het echt in het honderd.”

“Op dit moment ben ik bij geen enkele vereniging, ik heb er de tijd niet voor. Twee jaar lang ben ik twee keer per week gaan joggen maar door de drukte heb ik afgehaakt. Nadat ik een paar weken had overgeslagen, kwam het er niet meer van. Ik hoop dat er weer een paar avonden voor mezelf overblijven als Emma elf, twaalf jaar is.”

“In deze fase van ons leven gaan werk en gezin voor. Peter en ik zijn allebei echte gezinsmensen. De kinderen moeten mij overdag al veel missen, dus ben ik ’s avonds thuis. Op woensdag kunnen zij wel niet deelnemen aan allerlei activiteiten, want ik kan niet van oma verwachten dat ze ook dan nog de hele tijd heen en weer rijdt om hen te halen en te brengen. Ik kan niet voortdurend met de kinderen bezig zijn, waardoor ik mij soms niet kan houden aan iets wat ik ze heb beloofd. Daar komt af en toe een verwijt over van de oudste. Maar hoe graag ik ze ook zie, ik heb mijn werk nodig. Daardoor heb ik inderdaad soms te weinig tijd voor hen.

In het huishouden doen Peter en ik elk ons deel. Wie het eerst thuis is, begint bijvoorbeeld aan het eten. Ook daar is organiseren het sleutelwoord. Makkelijke gerechten die vooraf worden klaargemaakt, gaan de diepvriezer in. Onze twee oudste kinderen hebben ook al een paar lichte taken.”

“Mijn moeder helpt me veel, omdat ze het belangrijk vindt dat ik kan blijven werken. Bij de geboorte van de jongste heb ik zes maand halftijds ouderschapsverlof genomen. In die maanden heb ik mij gerealiseerd dat meer thuis zijn niets voor mij is. Ik verzette thuis niet meer werk dan voorheen, terwijl ik gepland had om van alles in het huishouden te gaan doen. Door thuis te zitten werd ik zeker niet actiever, integendeel. Ik had de indruk dat ik er lui en vadsig door werd. Blijkbaar heb ik die drive van een job nodig in mijn leven.”

“Ik kan er best tegen dat het huis er niet altijd perfect bij ligt, er wordt hier niet elke avond opgeruimd. Mijn moeder maakt zich wel eens druk over de koelkast die niet op tijd schoongemaakt wordt. Als ik eens wat tijd heb, heb ik echt geen zin om mij met dat soort zaken bezig te houden. Ik wil ’s avonds de krant lezen, naar het nieuws kijken, een spelletje doen met de kinderen. Ik werk wel heel graag in de tuin, dat ontspant me. We hebben ook veel vrienden die binnenspringen of bij wie we op bezoek gaan.”

“Sommige van die vrienden kennen we al van in de tijd van de speelpleinwerking, andere zijn ouders van kinderen die met onze kinderen in de klas zitten. We lopen bij elkaar de drempel niet plat, we zien elkaar op een informele manier. Uit die ontmoetingen haal ik mijn energie. We weten ook van elkaar dat we klaarstaan als iemand van de groep ons nodig heeft.”

SCHOONHEID – LELIJKHEID

“Blije en optimistische mensen brengen schoonheid. Tegenwoordig lopen er zoveel rond met een ongelukkig gezicht. Dat stoort me misschien omdat ik zelf zo’n optimist ben. Veel mensen zijn onverdraagzaam, dat merk ik zeker in mijn job. Ze kunnen weinig hebben, staan nauwelijks open voor anderen, voor andere culturen. Ik zie angst, vooral bij oudere mensen. Angst dat ze niet genoeg krijgen. Ze denken alleen aan zichzelf en zijn weinig soepel. Als hun eigen problemen maar opgelost worden. De eisen zijn hoog en als het niet onmiddellijk lukt om die in te willigen, wordt de schuld van alles onmiddellijk in de schoenen van ‘de vreemdelingen’ geschoven, van ‘de profiteurs’ die niet werken. Terwijl ze vaak de verhalen achter die mensen niet kennen en lichtvaardig oordelen.”

“Iemand die vrolijk is, die blij is met de dienstverlening die we verstrekken, dat maakt mijn dag goed. Wat wij doen in het OCMW wordt vaak al te vanzelfsprekend gevonden. De overheid moét helpen want we betalen belastingen, vinden de mensen.”

“Ik probeer de personeelsleden ook aan het verstand te brengen dat ze, ondanks die merkbare verzuring, vriendelijk moeten blijven voor iedereen. Dat maakt het leven mooier.”

SCHOONHEID – LELIJKHEID

“Afgunst en rancune sluiten de ogen van veel mensen voor andere dingen. Het maakt hun wereld eng. Natuurlijk kijk ik ook wel eens naar iets of iemand met de bedenking dat ik zou willen doen of hebben wat zij doen of hebben. Maar ik voel me daardoor nooit ongelukkig. Een zwembad in de tuin zou bijvoorbeeld leuk zijn, maar het kan evengoed zonder.”

“Die onverdraagzaamheid en dat ongenoegen komen volgens mij ook omdat mensen behalve werken niets anders doen dan voor de televisie zitten. Er worden nog maar weinig sociale contacten onderhouden, mensen gaan weinig op bezoek bij elkaar.”

“In onze straat proberen we met een aantal jonge gezinnen elke zomer samen een barbecue te organiseren, precies om dat contact te bevorderen. We merken dat, hoe minder je elkaar ziet, hoe makkelijker er wrijving groeit. Die irritaties komen naar boven in gesprekken. Mensen storen zich soms aan kleinigheden. Er zijn al zoveel regels en regeltjes en dan voeren we nog onze eigen rigide regeltjes in waar we ons mordicus aan willen houden. Hoe meer reglementering er is in de maatschappij, hoe erger die mentaliteit wordt. Ik zie dat ook met mijn ploeg van 150 medewerkers. Als je te veel reglementeert, verdwijnt de flexibiliteit en wordt het onwerkbaar. Mensen gaan dan verharden in hun standpunten, kunnen zich niet meer soepel opstellen.”

WIJSHEID – DWAASHEID

“Afstand nemen van de dingen is voor mij niet moeilijk, omdat ik heel nuchter ben. Dat maakt het vormen van een oordeel makkelijker. Peter en sommige van onze vrienden zeggen dat ik compleet zen ben, omdat ik rustig overkom. Daardoor ben ik vrij stressbestendig.”

“Levenservaring geeft een mens wijsheid. Vijftien jaar geleden had ik de job die ik nu doe nooit aangekund. Door ervaring is het makkelijker om in een situatie voor- en nadelen af te wegen en een beslissing te nemen. Als die beslissing fout blijkt, dan is dat maar zo. De gevolgen daarvan zijn dan voor mij. Ik maak dan wel de overweging dat ik het anders had moeten doen, maar ik zal er niet wakker van liggen. Eerder zal ik denken dat ik bij een gelijksoortige situatie in de toekomst anders moet reageren. Ik kijk altijd meer vooruit dan achteruit.”

WIJSHEID – DWAASHEID

“Soms zou ik mijn woorden moeten inslikken. Ik maak geen onderscheid tussen mensen, niet in het dagelijkse leven en niet op mijn werk. Af en toe kan ik bepaalde dingen beter niet zeggen tegen sommige mensen omdat ze die informatie verkeerd interpreteren of er geen blijf mee weten. Grappig bedoelde opmerkingen komen daardoor soms verkeerd aan. Achteraf maak ik mij dan wel eens de bedenking dat ik beter had gezwegen.”

“Soms maak ik voor mezelf te weinig het onderscheid tussen Nadine als persoon en Nadine als OCMW-secretaris. Ik kan niet permanent afstand houden van mijn personeel, ik wil ze ook als persoon kennen. Dat maakt de professionele omgang met elkaar niet altijd makkelijker.”

KRACHT – ZWAKTE

“Wat scheef is weer rechttrekken, naar iets streven, dat geeft me energie. Dat mensen zich goed voelen in hun job, vind ik heel belangrijk. Resultaten zien motiveert me. Ik hou van mensen, ik ga heel graag met veel verschillende mensen om.”

“Een groot deel van mijn energie en kracht haal ik ook uit onze vriendenkring. Wij hebben allemaal ongeveer dezelfde levensstijl. De meesten hebben ook twee of drie kinderen en werken allebei fulltime of parttime. We hebben gemeenschappelijke interesses : actualiteit, film, literatuur. We hebben dezelfde maatschappelijke visie, delen dezelfde zin voor humor, houden van lekker eten en drinken. We hebben veel aandacht voor elkaar en zijn niet te materialistisch ingesteld.”

KRACHT – ZWAKTE

“Mijn grootste zwakte is wellicht dat ik veel dingen als vanzelfsprekend beschouw : een gelukkig huwelijk, een fijn gezin, familie, vrienden, werk. Misschien doe ik zelf niet genoeg moeite om dat geluk te bewaren. Terwijl ik, door de soms schrijnende en trieste toestanden die ik op het OCMW tegenkom, heel goed besef dat het vlug gedaan kan zijn.”

“Soms ben ik ook bang dat ik ijdel word in mijn functie. Geregeld zie ik mensen veranderen, collega’s in de ambtenarij of kennissen die succes hebben of wat hoger op de maatschappelijke ladder belanden. Daarvoor wil ik mezelf behoeden. Lang geleden al heb ik aan Peter gevraagd om mij te waarschuwen als hij denkt dat ik in die richting evolueer. Een bepaalde arrogantie die met macht samengaat, wil ik absoluut niet in mijn leven. Ik walg daar soms van. Misschien is het ook meer een mannelijk dan een vrouwelijk trekje, stel ik mezelf dan gerust.”

Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content