“Ik blijf dat jongetje uit de buitenbaan”
Peter Hertog (42) is gedeputeerde in het Oost-Vlaamse provinciebestuur ; tweedelijnszorg noemt hij de diensten die een provincie aan haar burgers levert. Hij is een voorzichtig man die alleen wil doen wat hij goed kan. Zich onvoorwaardelijk overleveren aan het publieke leven wil hij niet, omdat hij daar niet gelukkiger van wordt. Levende helden als Mohammed Ali en Nelson Mandela slaat hij hoger aan dan boekenwijsheid.
Peter Hertog
De eerste twee jaar van mijn leven woonde ik op het water, mijn vader was binnenschipper. Hij was, op zijn zachtst gezegd, een probleemgeval, al was hij geen slecht mens. Hij had rare kronkels, kampte met demonen en verklootte daardoor heel wat. Een engel van een moeder loste alles op en compenseerde. Haar zachte – volgens sommigen té zachte – aanpak heeft ervoor gezorgd dat we allemaal, zonder uitzondering, goed zijn terechtgekomen. Ik was het derde kind in de rij van vijf. Omdat de oudste kinderen leerplichtig werden, ging mijn moeder aan wal wonen. Enige tijd later volgde mijn vader, hij werd arbeider in de bouw. Het alleen varen, liep organisatorisch en financieel faliekant af.”
“Ik heb er weinig verdienste aan dat ik een kerngezonde blanke man ben, geboren in een rijk land dat veel geld uittrekt voor onderwijs en gezondheidszorg en dat mijn buurjongetje me als vijfjarige vroeg om mee te gaan naar de scouts, waardoor een wereld openging. Of dat ik enkele onderwijzers had die zich ook in hun vrije tijd opofferden voor de leerlingen. Dus past bescheidenheid over het eigen succes, en tederheid en begrip voor wie die zegeningen niet heeft gekend.”
“In Gent heb ik staats- en bestuurswetenschappen en diplomatieke wetenschappen gestudeerd, gevolgd door een speciale licentie Europees recht. Ik werd al vrij vroeg actief in een jeugdhuis in Sint-Niklaas en ben aan het eind van mijn studies bij de jongsocialisten terechtgekomen. De antiraketbetogingen waren bijna verplichte scoutvergaderingen in die tijd. Karel Van Miert was de grote voorvechter van de antiraketbeweging. Hier hadden we toen een jong en dynamisch politicus Freddy Willockx. Ik ben zonder strijd weggegroeid van het lauw katholiek zijn. Toen ik zes was en we gingen met de scouts naar de mis zat de kerk stampvol, toen ik zeventien was, bleef de kerk leeg. De ontkerstening van Vlaanderen is heel snel en geruisloos gegaan.”
“Sinds 2000 ben ik verkozen in de provincieraad van Oost-Vlaanderen en bij de laatste verkiezing werd ik gedeputeerde, met onder mijn verantwoordelijkheid onder meer onderwijs, mobiliteit, integraal waterbeleid en energie. Ik heb altijd iets gevoeld voor dat bovenlokale politieke niveau, maar mijn keuze werd ook ingegeven door voorzichtigheid. Ik hoed mij voor het peterprinciple en wil enkel dat doen waarvan ik zeker ben dat ik het aankan en goed zal doen. Ik groei ook graag wat in de schaduw, al heb ik steeds meer het gevoel dat ik daarmee moet ophouden en ook niet té voorzichtig mag zijn. Al die mensen die van de eerste dag zonder te twijfelen de top nastreven, zijn toch ook niet zoveel beter dan ik.”
“In 1998 ben ik getrouwd met Elke. We woonden toen al vier jaar samen, zij is mijn soulmate. Elke is maatschappelijk werkster, volgens haar zou elke politicus eens een week moeten meedraaien in de thuiszorg, de sector waarin zij actief is. De miserie van dit land speelt zich vaak discreet af, achter de muren. Armoede, maar ook eenzaamheid, oudere mensen vaak. Wij hebben geen kinderen, ik hoef er niet op te letten wat een pot pickles kost. Zovele anderen wel.”
“Een gedeputeerde van een provincie is een tweedelijnsarts, de gemeente is de huisdokter. Wij geven veel financiële middelen aan allerlei organisaties en instellingen, bijvoorbeeld in de culturele sector. De burger heeft minder rechtstreeks contact met ons, kent ons dus ook minder. Wie permanent in het nieuws wil zijn, blijft niet lang in de provincie actief.”
“Ik vraag me soms af : ‘What makes Peter run ?’ Uiteindelijk is dat de sociale rechtvaardigheid. Bij alles wat je als politicus doet, je afvragen : is dit goed voor de zwakkeren ? Maar wat mij drijft is de dorst om te weten. Ik ben een ongelofelijke twijfelaar, maar dat verlamt me niet. Ik zoek alles op, stel mezelf voortdurend in vraag.”
“‘Misschien is alles al eens geschreven, misschien kunnen we het allemaal niet meer beter maken, maar ik denk dat het goed is dat er iemand is die er om de tien jaar het stof wegblaast. ‘ Die zin uit de eerste bladzijde van De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon trof me onlangs weer. Niets is definitief. Het komt erop neer dat je het goede wilt doen. Dat betekent ook dat je als politicus moet kunnen zeggen dat we zuiniger moeten zijn en de koek beter moeten verdelen. En de samenleving eindigt voor mij niet aan de landsgrenzen. Dat is niet altijd een populaire boodschap. Op mijn niveau die correctie aanbrengen is mijn ambitie, al zal ik de wereld niet veranderen.”
SCHOONHEID – LELIJKHEID
“Ik heb een warme familie en toffe vrienden die ik allemaal te weinig zie. Ik vervloek mezelf daarom. Maar als ik een rustig moment heb, besteed ik dat steeds meer aan mezelf. Ik schrap elke week uitnodigingen, er blijven er nog genoeg over. Ik kan het niet opbrengen een heel weekend van de ene acte de présence naar de andere te hollen. Vergaderingen waarvan ik weet dat mijn aanwezigheid niet doorslaggevend is, durf ik ook te schrappen. De samenleving heeft meer aan politici die gelukkig en mentaal gezond zijn, dan aan gestreste mandatarissen die van hot naar haar rennen. Steeds meer generatiegenoten willen niet meer alles opofferen voor de politiek. Wij zijn nuchterder dan onze voorgangers, en pragmatischer. En dat is niet noodzakelijk slecht.”
“We moeten niet álles willen doen. Die ratrace waarover iedereen klaagt maar waaraan iedereen meedoet. Gelukkig ben ik met de jaren steeds meer gecharmeerd door de schoonheid van kleine dingen. Ik kan erg genieten van de eerste groene blaadjes in de lente. Als ik met Elke ga wandelen op een winterweekend en ik zie een roodborstje, kan ik dat echt achternarennen, waarbij zij me dan wat lacherig volgt met een blik van : hij is weer bezig.”
“Onlangs zag ik op straat een oud vrouwtje die drie jonge kerels de les spelde omdat ze een blikje cola op straat hadden gegooid. En die gasten waren zo verbouwereerd, dat ze hun excuses aanboden en het blikje opraapten. Dat vond ik een schoon moment.”
“Humor vind ik een vorm van schoonheid. Niet de moppentappers die ik verfoei, of mensen bij wie er moét gelachen worden, maar mensen die origineel en creatief de juiste toon zetten. Die je met enkele opmerkingen kunnen doen schaterlachen, maar met wie je enkele minuten later weer een ernstig gesprek kunt voeren. Heerlijk. Goede humor is finesse en smaak.”
SCHOONHEID – LELIJKHEID
“Kortzichtigheid stoort me. Ik erger me aan mensen van wie je merkt dat alles om henzelf draait. Die bijvoorbeeld vinden dat ze hun asbak mogen legen op straat, of dat hun auto een half uur op het fietspad mag geparkeerd staan terwijl ze een boodschap doen.”
“We wonen met zoveel mensen dicht op elkaar en als je het dan ook nog een beetje gaat verpesten voor de anderen… Er is de jongste jaren gelukkig een mentaliteitsverandering aan de gang. Ik ben geen regelneef en ik maak zelf ook wel eens stomme fouten, maar afspraken zijn noodzakelijk om de boel draaiend te houden.”
“Mensen die kerncentrales willen sluiten, worden voorgesteld als idealistische luchtfietsers, terwijl zij die pleiten voor kerncentrales van de derde generatie als grote, realistische staatsmannen worden bejubeld. Dat gaat er bij mij niet in. Er zijn vandaag al genoeg nieuwe windmolens gepland om de sluiting van de eerste twee kerncentrales in 2017 op te vangen, terwijl wetenschappers zeggen dat het al erg moet meezitten om tegen 2040 zulke kerncentrales van de derde generatie te realiseren. Toch worden er in de ontwikkeling van zulke centrales jaarlijks tientallen miljoenen euro’s gepompt.”
“Het gaat me er niet om of de kerncentrales al dan niet moeten sluiten. Maar dat die nieuwe generatie kerncentrales als een realistische oplossing op korte termijn wordt voorgesteld, dát vind ik onethisch.”
“In de politiek kom je op alle niveaus in aanraking met cynisme maar je wordt ook elke dag geconfronteerd met mooie dingen. De inzet van vrijwilligers zie ik alleen maar groeien, maar misschien is dat omdat ik er nu als gedeputeerde meer bij betrokken ben. Het klassieke, verzuilde vrijwilligerswerk gaat achteruit, maar de spontane acties en het zich individueel inzetten voor goede zaken neemt toe.”
KRACHT – ZWAKTE
“Luc Huyse had het ooit over de kinderen uit de buitenbaan : de arbeiderskinderen die het gemáákt hebben, maar toch in de buitenbaan blijven lopen. En dat ook niet altijd zo erg vinden : ze zijn al blij dat ze de finale lopen, ze hoeven de gouden medaille niet te veroveren. Ik ben zo’n jongetje uit de buitenbaan. Het bezorgt mij ook een flinke dosis zelfrelativering. Ik zit zelden lang in de put omdat er altijd iets is dat mij zegt : ‘Hertog, er zijn mensen die meer reden tot klagen hebben.'”
“Voor de rest hoor je me niet zeuren, ik ben een zondagskind. Goede gezondheid, kunnen studeren, veel vrienden, een soulmate als levenspartner. Mijn afkomst heeft me wel voorzichtig gemaakt. Er is altijd het besef dat alles breekbaar is, vooral de dingen die er toe doen. Voorzichtigheid is iets anders dan angst. Als student leerde ik van professor Ghijsbrecht dat negatieve faalangst de mens te zeer verlamt om iets te doen, terwijl positieve faalangst hem tot voorzichtigheid maant om wat hij onderneemt zo goed mogelijk te doen. Ik heb positieve faalangst. Ik ga ervoor, maar niet zonder alles afgewogen te hebben. Altijd twijfelen, maar eens beslist : niet meer aarzelen. Dat is een van mijn motto’s. Ik durf ook het compromis op te zoeken, want wat heb je eraan je volle gelijk te halen wanneer dat betekent dat vijftig procent van je gesprekspartners ongelukkig is ?”
KRACHT – ZWAKTE
“Misschien leg ik de lat niet hoog genoeg voor mezelf ? Ik hoefde op school geen negentig procent te halen. Ik had genoeg verstand om er vlot door te geraken zonder een uitblinker te zijn. Eerste zit aan de universiteit was een must. Onderscheiding ? Graag, maar grote onderscheiding hoefde niet. Word ik of worden anderen gelukkiger door steeds hogere doelen na te streven ? Het Bruto Nationaal Geluk zou moeten primeren op het Bruto Nationaal Product. We worden niet gelukkiger als we nog een derde auto kopen. Maar ja, mochten Kim Gevaert of Steven Defour redeneren zoals ik, dan zouden ze nooit zulke sterke prestaties leveren.”
“Ik kan niet naar een televisieprogramma kijken zonder even te googelen of Wikipedia open te klikken. Dat had ik altijd al. Ik was ook steeds snel afgeleid, omdat iets anders mijn aandacht trok. De homo universalis is nog steeds mijn ideaal, alleen besef ik dat zoiets in onze hoogtechnologische samenleving onmogelijk is.”
WIJSHEID – DWAASHEID
“Wijsheid komt vooral van mensen, niet van boeken. Mensen die correct leven, dragen mijn bewondering weg.”
“David Bowie was mijn grote held toen ik een jaar of zestien was. Hij had stijl en smaak in een perfecte combinatie. Mohammed Ali had dat ook. Hij was rechtlijnig en mooi en kon het goed brengen. Zijn sport, die je toch associeert met bloederigheid, beoefende hij op een elegante manier. Hij zei de juiste dingen, maar dééd ze ook, en met stijl. Ik vind bijvoorbeeld dat de manier waarop Ali soms verschijnt – bevend, want hij lijdt aan de ziekte van Parkinson – getuigt van moed en klasse.”
“Mijn grootste held is Nelson Mandela. Niet om wat hij op schrift heeft gesteld, maar om wat hij heeft doorgemaakt en hoe hij daarmee omgaat. Geen woorden maar daden.”
“Omgekeerd heb ik niet veel op met politici die de meest menslievende en idealistische boodschappen verkondigen maar vooral non-stop vol zijn van zichzelf. Of die de prachtigste sociale verhalen vertellen maar zich als bullebakken gedragen tegenover hun medewerkers.”
WIJSHEID – DWAASHEID
“Ik ga nog steeds naar Pukkelpop en Werchter. Ik word allicht een van die mensen die naadloos overstappen van Pukkelpop naar Rimpelrock. Toen ik voor het eerst naar Werchter ging, was ik vijftien of zestien. Op een bepaald moment stond het me tegen, ik was de statische formule beu. Pas sinds er meerdere podia en meerdere dagen zijn, ga ik opnieuw. De volle vier dagen, op de camping. Mijn zomer begint met Werchter en eindigt met Pukkelpop, en daartussen doen we de gekste dingen. Na de zomer worden we opnieuw serieuze mensen.”
“Tickets voor popconcerten zouden terugbetaald moeten worden door het ziekenfonds. Wie daar naartoe gaat, heeft minder last van depressies en van de zwaarte van het leven. Soms vraagt men me of ik daar niet te oud voor word. Ik antwoord steevast dat ik ben begonnen met Werchter op dezelfde leeftijd dan dat ik voor het eerst seks had. Beide zijn met de jaren alleen maar beter geworden. Maar er is niemand die het raar vindt dat ik op mijn 42 nog seks heb. Waarom zou je stoppen met iets wat je graag doet en dat je elk jaar beter vindt ?”
Door Tessa Vermeiren I Foto’s Saskia Vanderstichele
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier