IJssel
Doesburg, Hattem, Zwolle, Kampen, Deventer, Zutphen en Hasselt: zeven Hanzesteden aan de IJssel sloten een nieuw verbond met dit keer toerisme en cultuur hoog in het vaandel.
Een warm klaslokaal, wiebelende stoelen, en een geschiedenisles waar je halfdromend toch naar luisterde… Sommige woorden brengen een stroom van herinneringen op gang. Hanze is er zo een. Alleen: als je mij drie weken geleden zou hebben gevraagd wat Hanze precies betekende, ik zou het antwoord schuldig zijn gebleven. Vaag wist ik nog dat het om een verbond ging tussen steden in de Middeleeuwen. Was Brugge eigenlijk een Hanzestad? “Nee,” weet Nita Kramer, projectmanager van de Stichting Hanzesteden in Nederland, “Brugge viel in die tijd binnen de invloedssfeer van de Franse koning. De Hanze was precies een verbond tussen Duitse en Noord-Europese steden om gezamenlijk handelsprivileges af te dwingen in het buitenland. Zo had de Hanze in Novgorod een handelskantoor, een in Londen en een in Brugge.”
Aanvankelijk sloeg hansa op een groepje kooplui die samen reisden gewoon omdat ze toevallig dezelfde kant opgingen. Pas later zagen de steden en hun bestuur het nut in van dergelijke groepen en werden er verbonden op hoger niveau gesloten. Onder het motto: samen sterk. In die dagen was het in- en uitvoeren van producten immers een veel avontuurlijker en hachelijker job dan vandaag. Vergeet vliegtuigen, treinen en vrachtwagens; denk aan karren met paarden, hessenwegen en vooral koggen, hét scheepstype toen. Want vervoer over het water, langs zeeën en rivieren was een stuk veiliger en efficiënter dan het vervoer over de weg. En dat verklaart waarom de meeste Hanzesteden aan een belangrijke waterweg lagen.
De IJssel is zo’n weg. Druk bevaren, nog steeds. Vanop de Bult van Ketjen in Zuthpen heb je een schitterend, zij het winderig uitzicht op de rivier: een zilveren lint dat zich kronkelend een weg baant door het vlakke land. Met de regelmaat van de klok varen hier grote vrachtschepen voorbij, afgewisseld door kleinere pleziervaartuigen. Vandaag varen de meeste schepen de stadjes aan de oever voorbij. Zo’n vijfhonderd jaar geleden was dat anders: als verbinding tussen de Zuiderzee en de Rijn vormde de IJssel zoveel als een poort op de toenmalige wereld. Steden als Deventer, Kampen, Zutphen, Doesburg, Hasselt, Hattem en Zwolle waren de sluis waarlangs haring en stokvis, bier en wijn, zout, wollen lakens, graan, boter en andere producten hun weg vonden naar het achterliggende land. De 15de eeuw was voor deze steden een gouden eeuw: de handel bloeide er als nooit tevoren.
In de loop van die eeuw veranderde echter de loop van de IJssel en de bevaarbaarheid nam af, wat de economische positie van de Hanzesteden verzwakte. En hoewel ze nog enige tijd stand wisten te houden, was hun rol uitgespeeld en verbleekte hun internationale uitstraling. De Stichting Hanzesteden, opgericht in 1995, wil precies dat roemruchte verleden uit de vergetelheid halen. “Het thema Hanze kan een leidraad zijn om de streek te verkennen”, verklaart Nita Kramer. “Uitgangspunt daarbij is wat er in de steden nog overblijft van dat verbond uit de Middeleeuwen.”
Zoals overal is er veel verloren gegaan (wallen werden neergehaald, poorten gesloopt, huizen vernield), maar tegelijk is er ook veel bewaard gebleven. Hattem bijvoorbeeld is een pareltje. Een zakdoek groot (300 meter lang en 200 meter breed) heeft het iets van een peperkoekenstadje. Hattem was ooit de meest noordelijke vestingstad met een burcht en een dubbele wal. De Dijkpoort en enkele restanten van die omwalling herinneren nog aan die periode. Hoewel veel middeleeuwse huizen werden vervangen door moderne (lees: 16de- en 17de-eeuwse) gebouwen, is in dit stadje nog steeds het originele middeleeuwse stratenplan te herkennen. Middelpunt vormt de markt: een klein, vriendelijk plein waar op zonnige dagen de rode parasols uitnodigend wapperen. Hier speelde zich een belangrijk deel van het sociale gebeuren af, getuigen de gebouwen: het stadhuis, nu verborgen achter de gevels van verschillende historische huizen, de 13de-eeuwse Sint-Andreaskerk met haar prachtige fresco’s, en tegen de kerk aanleunend de waag, waar vandaag de VVV gehuisvest is. Onwillekeurig breng ik de waag in verband met heksen. In een latere periode en een andere stad, toen vrouwen beticht van hekserij zich officieel konden laten wegen: was je zwaar genoeg, dan kon je opgelucht ademhalen. Het illustreert wel het belang van dit instituut als officiële weegschaal.
Via de kleine straatjes achter de kerk ga ik op zoek naar Grandcafé De Ridderhof, waar ze heerlijke koffie serveren met een neut Hanzebitter en een zalige toef slagroom. Helaas moet ik het doen zonder de plaatselijke lekkernij: Hattemer brok is een dikke, donkere koek die naar kaneel smaakt. Ik vind het ongetwijfeld bij een van de bakkers, meent de dienster.
Pas later valt mij het Hanze-embleem op dat hier – en bij een dertigtal andere tavernes en restaurants – naast de deur prijkt. Het wil zeggen dat je er een middeleeuws gerecht kan proeven, de Hanzepot. “Wat moet ik daarvan verwachten?” vraag ik de kelner in De Franse School. “Een Hanzepot is een stoofpot van verschillende vleessoorten, geserveerd met een Bourgondische saus, krielaardappeltjes en een salade.” Sommige restaurants opteren voor een Hanzemenu van drie gangen, “maar”, zegt onze kelner, “dan ben je meer gebonden aan het middeleeuwse kookboek.”
Een middeleeuws kookboek, dat intrigeert mij. Welke gerechten vind je daarin? Geen betere manier om erachter te komen dan proefondervindelijk, besluit ik in Zuthpen. Het blijkt verrassend modern te zijn. In Het Gasthuys serveren Marianne en Anton op ten Noort hun gasten een uitgelezen menu: om te beginnen carpaccio van gerookt speenvarkenfilet met kruisbessen en muntgelei; vervolgens parelhoenderfilet met een saus van Zutphense mosterd; en een warme wafel met vanilleijs en boerenjongens tot besluit. Niet bepaald oridinair. Volgens mij kon de modale middeleeuwer zich een dergelijk feestmaal niet veroorloven.
Zutphen is een stuk groter dan Hattem, heeft veel meer de allures van een stad. De koopmans- en pakhuizen zijn er vaak breder en vooral hoger. Ondanks de stijve nek die je na een tijdje krijgt, loont het omhoog kijken. De bovenkant van de gevels is vaak het interessantst en verbergt dikwijls een enorm hoge kap, getuige van de enorme voorraden die er werden opgeslagen. Wat mij echter vooral verbaast is het grote aantal hofjes: Zuthpen lijkt een aaneenrijging van binnenkoertjes en miniparkjes. Sommige ontstonden doordat de oudste huizen werden gesloopt en vervangen door nieuwe met wat meer ruimte tussenin; andere zijn overblijfsels van een oude kloostertuin. De Berkel priemt van aan de IJssel diep de stad in. Al lang niet meer bevaarbaar, herinnert hij aan een tijd dat dit nog wel kon en schepen midden in de stad hun waren losten. Drie dagen zijn veel te kort, bedenk ik bij een kopje Keemun-thee – een mij onbekende soort, maar De Pelikaan heeft dan ook een onwaarschijnlijk assortiment thee en koffie dat je ter plekke kan proeven en kopen. De natuur rondom de IJssel, Zwolle, Deventer, Kampen, Hasselt en Doesburg… het zal allemaal voor een andere keer zijn.
Hilde Verbiest
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier