Ierland een geestesgesteldheid

In 2007 won ze met ‘The gathering’ als outsider de prestigieuze Man Booker Prize. Schrijfster Anne Enright, scherp maar met een bevrijdende humor, over de Ierse familie, de schrijverstraditie – “een zee waarin ik zwem” – en haar vaderland voor, tijdens en na de economische boom.

Een krachtig, verontrustend, rauw en soms woedend boek.” Zo luidde in 2007 het oordeel van de jury, toen niet favoriet Ian McEwan met On Chesil Beach, maar de relatief onbekende Ierse schrijfster Anne Enright de belangrijkste boekenprijs in het Engels taalgebied op zak mocht steken. In The gathering ( De samenkomst) reist de 39-jarige Veronica naar Brighton om het lijk van haar broer Liam op te halen, die er met stenen in zijn zakken de zee is ingelopen. Ze denkt na over haar jeugd in een kroostrijk katholiek gezin, over haar immer barende moeder die zich met de jaren hoe langer hoe meer aan de realiteit onttrekt en haar geliefde drankorgel van een broer wiens probleem “nooit iets groots was, maar altijd honderd kleinigheden”. Het had een wat deprimerende Ierse familiegeschiedenis kunnen zijn, inclusief onderdrukking door de kerk, naargeestige seks en aan hun lot overgelaten kinderen, maar daarvoor is Enrights schrijfstijl te helder en geestig. Tegelijk is De samenkomst ook een hoopvol boek, want uiteindelijk zal Veronica, die van haar man en kinderen dreigde te vervreemden, door de confrontatie met haar familieverleden de baas worden over haar eigen leven.

Het boek legde Enright geen windeieren. Eerder had ze haar baan als televisieproducente opgegeven om voluit te kunnen schrijven, met gunstige recensies tot gevolg trouwens, maar vóór de Man Booker Prize vloog ze onder de radar van de wereldkritiek. Tegenwoordig woont ze aan de kust op zo’n veertig kilometer van Dublin. Niet in het chique Killiney waar Bono en Van Morrison resideren, maar in het aardige, onpretentieuze Bray, waar ze op een milde lenteavond een beetje buiten adem de helling naar het station komt afgelopen, blij met de onderbreking na een hele dag schrijven aan haar nieuwe roman, “die vol geweldige seks zal zitten”. Haar ogen sprankelen van intelligentie, om de paar zinnen klatert haar vranke lach.

De grote Ierse schrijvers van weleer ontvluchtten stuk voor stuk het land. U bent gebleven. Is Ierland tegenwoordig een goed land voor schrijvers ?

Anne Enright : Ik leef in ballingschap in Bray ( lacht). Zie je dat huis daar op de dijk ? Daar heeft James Joyce nog gewoond, de kerstscène uit A portrait of the artist as a young man speelt zich daar af. Een vriend van mij woont daar nu, met Kerst komen we er samen, als een soort ritueel. Joyce en tijdgenoten pakten zo snel ze konden hun boeltje, een paar generaties later verloor John McGahern zijn baan als leraar, Edna O’Briens boeken werden zelfs verbrand. ( grinnikt) Geen wonder, ze klapte uit bed en iedereen in Dublin wist over wie ze het had. Maar van mijn generatie is niemand weggegaan. De staat is goed voor ons tegenwoordig.

Wie zijn brood verdient in een creatief beroep wordt gespaard door de belastingen. Dat speelt zeker een rol. En je zou van een hothouse-effect kunnen spreken, het schrijven floreert in Ierland. Er is een soort verbondenheid tussen Ierse schrijvers, een dialoog die heel stimulerend werkt. Ook al wil de traditie dat een boek hier een hele private plek is. Wat zich tussen twee covers afspeelt is een soort niemandsland, in onderlinge afspraak tussen schrijver en lezer. Boeken verlenen je een soort amnestie, je kunt erin vertellen wat je wilt. Dat is natuurlijk een reactie tegen de katholieke hiërarchie van weleer. Om die reden nijgen Ierse schrijvers naar het extreme, Joyce en O’Brien waren heel extreem voor hun tijd. Toen The Gathering pas uit was, ging ik naar het oudercontact op de school van mijn kinderen en aan de gezichten zag ik : “Ha, die en die hebben mijn boek gelezen.” Maar je wordt dus niet publiekelijk gestenigd.

Anderzijds hebben wij geen cultuur van bewieroking. Critici kunnen heel vervelend zijn, alsof ze je het succes niet gunnen. En succes in eigen land is nu net wat wij Ieren willen. Ook al sta je wekenlang in de top tien van de New York Times, wat écht telt, is thuis goed gevonden worden.

Die enorme concentratie van talent in één land, daar moet toch een verklaring voor bestaan.

Schrijven is de armemensenkunst bij uitstek, het enige dat je nodig hebt is pen en papier. En onze cultuur is vooral oraal, visueel zijn we helaas niet zo sterk. Toen in Dublin tijdens de economische boom het ene lelijke gebouw na het andere verrees, schreef iemand in de krant dat we ons moesten realiseren dat Ierland ook een land is, niet alleen een geestesgesteldheid. Dat is het heel lang geweest, a state of mind, als een antikoloniale reactie, gevoed door trots. In zo’n land bekleden schrijvers natuurlijk een bevoorrechte positie. Nu, ik ben een beetje terughoudend om grote statements te maken, maar toch had ik de indruk dat er tijdens de economische boom niet zoveel nieuwe stemmen opgingen. Ik zat toen in de jury van een literaire prijs en gewoonlijk waren er wel drie, vier literaire talenten om uit te kiezen, maar toen waren het er aanzienlijk minder. Tja, waarom hadden de mensen toen moeten schrijven ? Er waren betere manieren om geld te verdienen.

Hoe hebt u het Ierse economische mirakel en de daaropvolgende recessie ervaren ?

Misschien ben ik niet de juiste persoon om over de boom te praten, als schrijver sta je toch een beetje buiten het economisch systeem. Vóór ik schreef, werkte ik in de televisiewereld. Toen ik daar wegging en ineens veel minder geld verdiende, heeft mij dat niet fundamenteel veranderd. Er is ook zoveel onzin verteld over de boom. Wat ik midden jaren negentig deed, was treurige boeken schrijven. En de mensen waren geïrriteerd omdat ik niet in de nieuwe fantasie wilde geloven. Want we waren rijk, zelfs rijker dan de Japanners. Nu was er eens een goed verhaal en dan wil zo’n schrijfster niet in de happy boat springen. Ach, al die verhalen over rijkdom. Ik vermoed dat heel veel geld naar heel weinig mensen is gegaan. Wat ik mij herinner is de stress. De infrastructuur die niet deugde, mensen die zich door de enorm gestegen prijzen geen huis dicht bij hun werk konden permitteren, die elke dag uren in de file stonden. Wel positief was de stijging van de werkgelegenheid, zodat de Ieren niet meer hoefden te emigreren. Voor de natie is dat enorm helend geweest. We voerden zelfs massaal Polen en Roemenen in. Die van de ene dag op de andere weer op een vlucht van Ryanair naar huis zaten, toen in 2007 de zeepbel barstte en de bouwindustrie stilviel, waar vijftien procent van de bevolking werkte. 2007 was een jaar van ontkenning en suspense, we vielen en vielen zonder dat we ons ervan bewust waren, ook al omdat we geen referentiepunt hadden. Toen in september 2008 Lehmann Brothers op de fles ging, was er natuurlijk geen ontkennen meer aan. En nu zitten we dieper in de shit dan welk land ook, op Griekenland na misschien.

Wat doet dat met het zelfbeeld van de Ieren ?

Lang hebben we in onze verhalen een bepaald imago gekoesterd : de Ieren waren arm en een tikkeltje excentriek, we wasten ons misschien niet zo vaak en we zopen hard, maar we waren sympathiek en hadden gevoel voor humor. Toen we plots niet meer arm waren, waren we volgens sommige mensen ook niet meer sympathiek. Ik weet niet of dat klopt. Ik zei het al, het gebeurt allemaal een beetje buiten mij om. Ik was altijd die schrijfster op wie ze moeilijk een etiket konden plakken. En toen was ik ineens die schrijfster die de Booker gewonnen had. Iedereen werd gek, alleen ik bleef dezelfde. Wat fijn is, is dat mijn man en ik niet meer hoeven te discussiëren over eten. Ken je dat, als je op vakantie honger hebt en maar niet kunt beslissen of je pasta wilt eten of Chinees ? Wat ik me vroeger niet realiseerde, was dat die discussies eigenlijk over geld gingen. Dat hoeft nu niet meer, we kunnen vandaag pasta eten en morgen vis. Maar goed, we hadden het over Ierland.

Ja, laten we het over de familie hebben die in ‘De samenkomst’ zo’n grote rol speelt.

Dat Ierland zo’n sterke familiecultus kent, heeft natuurlijk alles te maken met eeuwen emigratie. In elke familie waren er wel mensen uitgeweken en dus werd de familie verheerlijkt. Toen scheiden in 1995 legaal werd, dacht ik dat er een lawine van echtscheidingen zou volgen, van mensen die daar echt op zaten te wachten. Maar nee, zo’n tweeduizend koppels gingen uit elkaar, wat niets voorstelt op het geheel van de bevolking. Die sterke verbondenheid blijft. Ook als je in de grote stad gaat wonen, ben je hoogstens twee uur van je familie verwijderd, het is bijvoorbeeld ondenkbaar dat je de feestdagen niet samen doorbrengt. De familie blijft de kern van de maatschappij en ook wat de katholieke kerk tegenwoordig doormaakt, zal daar geen invloed op hebben.

Is de invloed van de kerk nog altijd zo groot ?

Om eerlijk te zijn, buiten mijn moeder ken ik niet zoveel praktiserende katholieken. De hele strijd rond het katholicisme speelde zich af in de jaren tachtig, toen ik vooraan in de twintig was. Er waren de discussies rond voorbehoedmiddelen en referendums over echtscheiding en abortus, die tussen haakjes nog altijd verboden is. Het was als een burgeroorlog, de razernij van de kern vurige tegenstanders was enorm. Achteraf dacht ik : “Zo, dat hebben we gehad.” In de jaren negentig had je een aantal heel goede radiopresentatoren die zelf getuigden over misbruiken in de kerk of andere mensen aan het woord lieten die door een geestelijke misbruikt werden. Dat was toen hét gespreksonderwerp. Ik weet nog goed dat mijn moeder aan de kersttafel vroeg : “Maar heeft een van jullie daar ooit mee te maken gehad ?” Waarna er een onbehaaglijke stilte viel en iemand zei : “Laat maar ma, daar gaan we het nu niet over hebben.”

Maar de officiële rapporten komen nu pas boven water. Zo’n 26 procent van de volwassen mannen in Ierland zou met één of andere vorm van ongewenste seksuele intimiteiten te maken gehad hebben, meestal van priesterleraars. Vandaar de naam van de slachtoffervereniging : One in Four. Veel van de slachtoffers waren kinderen uit kansarme gezinnen die op zogenaamde Industrial Schools zaten. Ze hadden geen stem, kwamen uit een milieu dat toch al geen vertrouwen had in autoriteit. Er was niemand die hen verdedigde. Veel had te maken met sociale klasse, met geld. Maar toen ik dat tegen een heel rijke man zei, antwoordde die : “Reken maar dat het bij ons ook gebeurde.” Meer wilde hij er niet over kwijt. De public school boys zijn te rijk om toe te geven dat ze problemen hadden. Ze vertellen hoogstens dat ze geslagen werden.

Worden de schuldigen vervolgd ?

Maar nee. Wij Ieren geloven heel erg in de biecht. Je belooft dat je het nooit meer zult doen, dat je een beter mens zult zijn en dat is dat. Wij vervolgen geen corrupte politici of bisschoppen die hun handen niet van jongetjes kunnen afhouden. Wij laten ze met rust en hopen dat ze in een klooster stilletjes van de oude dag zullen sterven. Zoals in België, zeker ? In Ierland is 95 procent van de scholen nog altijd in handen van de katholieke kerk, maar daar vestigt die kerk zelf wijselijk niet te veel aandacht op. En zoals overal in West-Europa is er een gebrek aan roepingen.

In mijn oude school zijn de nonnetjes allemaal aan het uitsterven, ook al worden ze goed verzorgd. En nee, ze waren zeker niet allemaal sadistisch, er zaten allerlei persoonlijkheden tussen. Bij mijn laatste bezoek waren er nog acht over. En de kapel waar ik zo op gesteld was, was een muziekzaal geworden, shocking ! De regels van de katholieke kerk worden hoe langer hoe meer genegeerd, dat valt niet te ontkennen. Maar juist doordat de kerk voor een groot deel irrelevant geworden is, is het moeilijk om er helemaal van af te raken. Er was die minister die voor hij zijn ambt neerlegde nog snelsnel een wet liet goedkeuren om kerkgronden te beschermen, zodat ze niet verkocht kunnen worden om schadeclaims aan slachtoffers van seksueel misbruik te betalen. Een andere wet beschermt mensen die verzuimen misdaden aan te geven, waardoor een aantal bisschoppen uit de wind blijven.

U schildert wel een heel somber beeld van de Ierse economische toestand. Maar in Dublin is daar niet veel van te merken, het is een heel levendige stad.

Het is niet zoals in Argentinië waar de mensen de banken met potten en pannen bewerkten toen bleek dat hun spaarcenten foetsie waren. Maar de huizenmarkt is totaal in elkaar gestuikt. Mijn man neemt elke dag de trein naar Dublin en hij zegt dat die met de dag leger wordt. Het aantal passagiers zou het laatste jaar met dertig procent gedaald zijn. En op de weg hierheen passeerde ik een kennis die door Microsoft ontslagen werd en nu traint voor de marathon. De marathon heeft hier nog nooit zoveel succes gekend als nu : al die mannen met tijd zat die soelaas zoeken voor hun gewonde trots.

De Ieren zullen opnieuw sympathiek moeten worden.

Ik niet. Ik denk dat ik altijd al een atypische Ierse was, ik hoef niet per se aardig gevonden te worden. Soms sta ik op en denk ik : “Vandaag ben ik lekker arrogant, vandaag ben ik verdorie Frans !”

DOOR LINDA ASSELBERGS – PORTRET WOUTER VAN VAERENBERGH

“Wij Ieren geloven heel erg in de biecht. We vervolgen geen corrupte politici of bisschoppen die hun handen niet van jongetjes kunnen afhouden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content