Het Britse bureau Future Systems is niet geïnteresseerd in futuristische architectuur of sciencefiction. “Ik ben alleen geïnteresseerd in moderne architectuur”, zegt Jan Kaplicky.

J an Kaplicky (62) praat langzaam. Hij zucht en hapert, sputtert en puft, maakt bovendien zelden zijn zinnen af. Maar wat hij zegt, zindert lang na. “Als ik een spinnenweb zie, ben ik beschaamd voor onze onhandige gebouwen”, zegt de stichter van Future Systems. Hij houdt niet van recht en ook niet van vierkant. Hij is ervan overtuigd dat de architectuur van de rechte lijn tot de geschiedenis behoort. Dus predikt hij golvende, organische vormen. Je herkent zijn visie in de architectuur van Oscar Niemeyer, Le Corbusier, Frederick Kiesler, Paul Nelson en in het erfgoed dat zij nalieten in de eerste zes decennia van deze eeuw.

Je kan je dan ook de vraag stellen of zijn vaak als futuristisch beschreven ontwerpen dat wel echt zijn. Zelf vindt Kaplicky in elk geval van niet. “Ik ben niet geïnteresseerd in futuristische architectuur, en ook niet in sciencefiction. Ik ben alleen geïnteresseerd in moderne architectuur. Toen iemand me vroeg wat er zal gebeuren op het gebied van architectuur in 2050 heb ik geantwoord: dat weet ik niet.” Waarbij je je kan afvragen waarom hij zijn bureau dan Future Systems heeft gedoopt.

Kaplicky’s stem echoot tegelijk enthousiasme en vermoeidheid. Enerzijds verwacht hij veel van nieuwe wetten, die volgens hem zullen doorwegen op de architectuur. Dan komen er ecologisch verantwoorde kantoorgebouwen, met natuurlijke ventilatie en energieverwekkende zonnepanelen. Anderzijds lijkt hij zich af te vragen of het nog wel zin heeft dat hij zich druk maakt. Misschien, oppert hij, is de architectuur ten dode opgeschreven. “De druk op een klein bureau als het onze is enorm”, zucht hij. Wat bedoelt hij daarmee? “Alles wordt commercie, straks grijpen de aannemers de macht. En dat is heel triest.”

Kaplicky werd geboren in een buitenwijk van Praag. Zijn vader was een heuse modernist, niet alleen een gerespecteerd beeldhouwer, maar ook een landschapsarchitect en designer. Zijn moeder tekende bloemen en planten.

Van de Tweede Wereldoorlog herinnert hij zich een blinkende Amerikaanse bommenwerper, een B17G, en een ander Amerikaans wapen, een tank die was gerecupereerd door de Duitse bezetter. Hij begon zijn architectuurstudie in 1956. Dertien jaar later rolden de Russische tanks Tsjechoslovakije binnen. Kaplicky kreeg een uitreisvisum in handen en sprong op een trein richting Londen. “Misschien lag Duitsland meer voor de hand”, zegt hij. “Maar ik wou niet naar Duitsland. Voor een jong architect waren er in Londen meer mogelijkheden. Norman Foster, Richard Rogers, niemand kende hun werk, maar ik wel. En ik vond dat ze met interessante dingen bezig waren.”

De trein naar Londen stopte in Brussel. Kaplicky stapte even uit, lang genoeg om de vriend met wie hij was vertrokken aan een transitvisum te helpen. Hij mompelt het verhaal, helemaal duidelijk wordt het nooit, maar je krijgt de indruk dat zijn eerste kennismaking met Brussel geen succes was, en het duurde tot ver in de jaren ’90 voor hij opnieuw een voet in ons land zette, voor een in het honderd gelopen lezing aan een hoofdstedelijke kunstschool. Tijdens dat tweede verblijf is hem vooral de taalbarrière opgevallen, “veel ernstiger dan ik had durven vermoeden.”

In Londen kon hij aan de slag bij Denys Lasdun, de architect van het National Theatre, monument van het brutalisme. In 1971 werd hij ingelijfd door Richard Rogers, die pas zijn eigen bureau was begonnen. Later combineerde hij eigen projecten met werk voor Norman Foster, bij wie hij deel uitmaakte van een denktank en bijdragen leverde aan beroemde gebouwen als de hoofdzetel van de Hong Kong and Shanghai Bank, een hightech-tempel van de jaren ’80.

In 1979 begon hij met een collega, David Nixon, een eerste incarnatie van Future Systems, aanvankelijk de verzamelnaam voor losse projecten waarvan de meeste weliswaar ongebouwd bleven. Tien jaar later, toen Nixon voorgoed naar de Verenigde Staten was vertrokken, werd Future Systems getransformeerd tot een volwaardige praktijk door Kaplicky en zijn partner, Amanda Levete, een architecte die zich voor Richard Rogers had ontfermd over de reconversie tot kantoorruimte van Billingsgate Fish Market, een gigantisch immobiliënproject in Londen. Hun eerste project van belang was een opgemerkte inzending voor de Bibliothèque Nationale van Parijs, een gigantisch gebouw dat intussen is verrezen op een braakliggend terrein langs de Seine, zij het in de versie van een andere architect, de Fransman Dominique Perrault. Het voorstel van Future Systems, een open schelp over een reusachtig glazen platform, haalde de eindronde van de openbare wedstrijd en werd uiteindelijk als tweede geklasseerd. ” François Mitterrand heeft destijds zelf de knoop doorgehakt”, zegt Kaplicky. “Hij wilde absoluut een Frans architect. Alle andere Grands Projets waren door buitenlanders ontworpen. De bibliotheek was zowat de laatste kans om dat goed te maken. Maar ik denk ook dat Mitterrand echt dat ontwerp van Perrault verkoos. Hij hield van rechte lijnen, kijk maar naar de piramide van I.M. Pei.” Zelf vindt Kaplicky het ontwerp van Perrault, dat nochtans fors door de mangel werd gehaald, behoorlijk. “Er zijn enkele problemen, maar die heb je altijd.”

Hij wil niets kwijt over het jongste, nog lopende project van Future Systems, een competitie voor een ander openbaar gebouw in Parijs, het nieuwe museum voor primitieve kunst langs Quay Branly, het eerste en wellicht enige Grand Projet van president Jacques Chirac. Vijftien andere architecten werd gevraagd een voorstel in te dienen, onder wie Renzo Piano, Rem Koolhaas, Norman Foster, Jean Nouvel. “Een grote eer”, vindt Kaplicky. “Ik ben ook zelf geïnteresseerd in die primitieve kunst. Thuis heb ik enkele voorwerpen.” Slechts één detail over het project wordt onthuld, maar dat is geen verrassing: “Ons museum heeft niet één rechte muur.”

Het ontbreken van rechte lijnen is een constante in het oeuvre van Future Systems. Kaplicky verwijst naar de culturen waarvan de architectuur is gebaseerd op niet-rectangulaire vormen, en zegt: “Wij zouden een van die culturen moeten zijn.” Hij herinnert zich de dag dat hij ontdekte hoe hij de grenzen van de space box kon breken, “een keerpunt.” Met space box verwijst hij naar onze conventionele kamers met vier muren en acht hoeken, ruimte als een schoendoos. “Zulke ruimtes”, zegt hij, “zijn niet verplicht of noodzakelijk.” Dat het anders kan, dat het anders moet, blijkt uit de gebouwen die hij met zijn team bedacht. Zoals de recent voltooide vakantiewoning voor een Brits parlementslid en zijn vrouw, een ondergrondse capsule waarvan alleen de grote ramen zichtbaar zijn. De rest ligt weggezonken in het groen voor de Atlantische Oceaan in Wales. “Met uitzicht op het Vrijheidsstandbeeld”, lacht hij. Hij vergelijkt de woning “met een oude bunker, die traag verdwijnt.”

Een ander voorbeeld is Green Bird, een zwalpende, 450 meter hoge toren, die Future Systems heeft bedacht als alternatief voor Battersea Power Station, de oude elektriciteitscentrale langs de Theems, “een perfect voorbeeld van een dood gebouw.” De toren, die is geïspireerd door werk van de Roemeense beeldhouwer Constantin Brancusi, ziet eruit als een roze fallus. “Een sculptuur van Brancusi is niet het eerste waar je aan denkt”, schreef een toonaangevende architectuurcriticus.

Het Media Centre van Lord’s Cricket Ground werd in de pers beschreven als een worst, en ook als een ruimteschip op een voetstuk, zwevend boven een van de exclusiefste sportterreinen van Londen. Het gebouw, bedoeld voor verslaggevers van radio, televisie en kranten, lijkt verwant met Eero Saarinens TWA Terminal op J.F.K. Airport in New York en Erich Mendelsohns Einstein-toren, in Potsdam. “Eigenlijk is het interieur belangrijker dan het exterieur. Je ziet geen verschil tussen muren, plafonds en vloeren. Alles loopt in elkaar over, er zijn nauwelijks details.” Het gebouw, dat geheel uit aluminium is opgetrokken, werd geprefabriceerd in een scheepswerf in Cornwall. “Daar krijg je een kwaliteit die je niet meer op een bouwwerf krijgt”, zegt Kaplicky. Maar verder: verslagenheid, desillusie, alsof de teloorgang van de architectuur een feit is. “Trappen zoals die van Horta, krullend en majestueus, die kan je vandaag niet meer laten maken.”

Het Media Centre is technologisch vooruitstrevend, maar op dit ogenblik niet meer dan een losstaand experiment. “Als we de technologie kunnen adapteren en hergebruiken voor massaproductie, dan creëren we economische, geprefabriceerde units met ruimte als belangrijkste kwaliteit.” Hij denkt bijvoorbeeld aan schoolgebouwen.

Future Systems heeft ook concepten bedacht voor parapluvormige tentwoningen, te gebruiken door daklozen in Afrika. Voor de Theems bedacht Kaplicky een woonboot naar het voorbeeld van Le Corbusiers schip voor het Leger des Heils dat sinds jaar en dag ligt aangemeerd langs de Seine. Frustrerend. Want: “Hoezeer we ook bereid zijn te investeren in zulke projecten, er is nooit geld genoeg om net een stap verder te gaan.” Er worden fortuinen gestopt in onderzoek voor auto’s, vliegtuigen, militaire installaties. Maar gebouwen worden nog steeds beschouwd als one-offs, niet voor massaproductie geschikte constructies. Kaplicky vindt dat niet logisch. “Het is echt noodzakelijk dat we prefab niet langer beschouwen als een vuil woord. Je kan voor al die extra miljoenen mensen geen conventionele huizen blijven bouwen, dat is fantasie. Prefab zou een oplossing kunnen zijn als het concept werd herdacht: een model dat beter is, genereuzer dan de oude gebouwen.”

Technologische vooruitgang is belangrijk, maar de nadruk moet worden gelegd op de kwaliteit van de levensomstandigheden. “Aangename woningen zijn iets duurder dan onaangename, maar de meerkost is onbetekenend als je de gevolgen op het gedrag van de mensen die erin wonen beschouwt.”

Het hoofdkwartier van Future System bevindt zich op de eerste verdieping van een bescheiden rijhuis in een steeg vlakbij Paddington. Een kamer, meer niet, met acht werktafels, een handvol computers, en een ronde vergadertafel. Eén muur is fluogeel geverfd en op de vloer ligt felroze vasttapijt. Hier en daar staan schaalmodellen op elkaar gestapeld, een afgeronde wolkenkrabber, een overlevingscapsule. In het midden van de kamer hangen drie jurken van het plafond en in een ladenkast liggen de plannen gerangschikt van recente projecten. Winkels voor Comme des Garçons, redactielocalen voor de Russische en Japanse edities van Vogue.

Meer roze en geel, getemperd met stralend wit, tinten die ook zijn gebruikt in de privé-woning van Kaplicky en Levete, een oude garage die het echtpaar “met een minimaal budget” heeft gereconverteerd. Het is een open ruimte, met een bed en een immense roze baarmoederzetel (een conversatieput, misschien) waaruit de sfeer van de jaren ’70 spreekt.

Waar het op aankomt, vindt hij, is dat je met enkele stukken iets bijzonders doet. Hij is geïnteresseerd in meubilair. “Architectuur en design, dat is ongeveer hetzelfde. Waar stopt design en waar begint architectuur? Is een stoel design of architectuur?” Hij heeft ooit opgemerkt dat architectuur veel vaker wordt neergesabeld dan design. “Mensen zeggen: wat een lelijk gebouw, maar ze zeggen niet, wat een lelijk vliegtuig. Misschien omdat een vliegtuig erg functioneel is. Er blijft voor de designer weinig vrijheid over. Een lelijke auto, dat gaat wel. Omdat een auto in veel grotere mate wordt ontworpen op basis van esthetiek.”

En zijn passie voor roze? Ach. “Daar is niet echt een reden voor. Tenzij kleur misschien. Kleur vertegenwoordigt de nieuwe wereld. Architecten denken nooit in kleur. Ze denken in zwart/wit, of hoogstens in grijstinten.”

Kom, nog twee projecten en dan stoppen we ermee. Eén, het Ark at the Earth Centre, het eerste grootschalige openbare gebouw van Future Systems, een immense vlinder. De ruimte, bedoeld voor tentoonstellingen, is gepland voor 2002 in de buurt van Doncaster, Yorkshire. Twee, de winkels die Future Systems bedacht in samenwerking met Rei Kawakubo, van Comme des Garçons. De eerste winkel, in Manhattan, zit verstopt in een oude garage. Er komt binnenkort een derde pand bij, de eerste parfumerie Comme des Garçons, aan de place du Marché Saint-Honoré in Parijs. Kaplicky heeft er geen idee van wanneer de winkel opent. “Het project heeft vertraging opgelopen. De vergunningen laten op zich wachten. Het is een ingreep op een heel oud gebouw, en dat ligt niet voor de hand.”

Future Systems plakt een schild van gekleurd glas over de gevel (of beter gezegd: een blauwe film tussen twee lagen glas). De kleur wordt lichter naar boven toe en laat uiteindelijk de oorspronkelijke stenen muur vrij. De vloer is van beton, en een muur aan de achterkant is gebogen. Hij noemt Rei Kawakubo van Comme des Garçons een “erg gecompliceerde vrouw”. “Ik vind haar heel moedig door de manier waarop ze zich in de mode uitdrukt. Voor de winkels hebben we geprobeerd onze respectieve ideeën te doen samensmelten, met succes denk ik.”

In een mooi verzorgd boek dat deze maand verschijnt bij de Britse uitgeverij Phaidon (veel geel, roze en blauw) gaan de ontwerpen van Future Systems vergezeld van een lijst met honderd zinnen van Kaplicky. Dikwijls zijn de uitspraken inspirerend, van “Je moet 24 uur per dag architect zijn, 8 uur is niet genoeg”, tot “Laat ons moderne gebouwen maken, geen modernistische.” In die lijst is beauty een van de meest gebruikte woorden. “Ik denk voortdurend aan schoonheid”, zegt Kaplicky, en hij verwijst naar een dubbele pagina met foto’s in het boek. Een primitief Afrikaans beeld, de aarde vanuit het heelal gezien, een half naakt vrouwenlichaam, een oog, een foetus, een strand, een vliegtuig, een bloem. Hij legt zijn vinger op de foto van het vrouwenlichaam. “Hier heb ik veel last mee gehad. De samenstellers, mensen bij de uitgeverij, die vonden dat een dergelijk beeld niet past in een boek over architectuur. Een naakte vrouw en architectuur, dat gaat niet samen.” Terwijl het menselijk lichaam precies essentieel is voor de visie van Future Systems.

“Architecten, ingenieurs, journalisten: ze spreken nooit over schoonheid. Ze zeggen dat schoonheid niets met architectuur heeft te maken. Maar dat is totaal verkeerd.” En hij heeft het opnieuw over het verval van de architectuur. “Komen er almaar meer lelijke dingen? Fijn, maar dat is dan het einde van de architectuur. Zoals in de Verenigde Staten, waar alle grote opdrachten niet meer dan business zijn. Dat zijn commerciële oefeningen, geen architectuur.”

Wat is schoonheid voor hem? Alles. “Keien, een strand, een vliegtuig. Maar daar wordt in architectuur niet over nagedacht. Schoonheid is een ouderwets woord. Wat overigens niet alleen voor architectuur geldt. Mensen zeggen ook niet meer graag: een mooie film.” En wat is lelijk? Tja. “Veel gebouwen zijn lelijk.” Hij mijmert dat het interessant zou zijn te zien hoe de architecten van lelijke gebouwen eruitzien. “Ze laten zich zelden fotograferen”, zegt hij. “Echt heel zelden.” Onlangs heeft hij in een tijdschrift toch een foto gezien van de architecten van een groot Londens bureau. Meer zegt hij er niet over, maar zijn glimlach is victorieus.

“Kritiek spuien is gemakkelijk”, zegt hij. “Je kan alles zonder problemen de grond in boren. Schoonheid is veel moeilijker.”

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content