HOWARD SHORE

© DEBBY TERMONIA

Howard Shore (70) schrijft opera’s, liedcyclussen en concerto’s, en is vooral bekend als filmcomponist. Hij is onder meer de vaste soundtrackleverancier van David Cronenberg. Het laatste luik van zijn Lord of the Rings-concerten – The Return of the King – is op 30 december mee te maken in het Sportpaleis, Antwerpen.

Het was een cadeau om de boeken van Tolkien mee tot leven te mogen wekken. Met mijn gedachten vertoef ik graag in Midden-Aarde, het is een leuke plek. Toen ik de boeken van Tolkien in de jaren zestig las, was ik er meteen weg van. Mijn hart sprong op toen regisseur Peter Jackson mij in 2000 voor zijn Lord Of The Rings-project polste. Toen ik op de filmset in Nieuw-Zeeland het storyboard zag, raakte ik meteen geïnspireerd. Terug in New York toog ik onverwijld aan het werk. Al snel had ik het thema voor The Fellowship of the Ring beet.

Ik heb groen rond me nodig. Die grote liefde voor de natuur deel ik met Tolkien. Fenomenaal hoe hij enkele pagina’s kon vullen met beschrijvingen van rotsen of schakeringen van een lichtinval. Ik woon in een eikenbos in Tuxedo Park, ten noorden van New York. Het is absoluut geen toeval dat mijn celloconcerto Mythic Gardens en mijn songcyclus A Palace Upon the Ruins odes aan het natuurschoon zijn.

Muziek blijft groeien, zoals een tuin. Dertig jaar geleden begon ik mijn tuin aan te leggen. Onvoorstelbaar hoe die sindsdien is geëvolueerd. Mijn muziek is er in die periode ook flink op vooruit gegaan. Het lijken wel communicerende vaten. Een oeuvre groeit organisch. Het start ergens, maar waar het naartoe gaat, weet je niet. De studie van de muziek is ook nooit af, je kunt niet alles weten. De briljante pianist Vladimir Horowitz beweerde nog elke dag nieuwe inzichten te krijgen over zijn instrument toen hij al ver in de zeventig was.

Componeren is mijn ochtendritueel. Perfect om de dag mee te beginnen, je kunt het vergelijken met yoga. Ik doe het al sinds mijn tiende en nog steeds op dezelfde manier : met de hand. In die handeling – het hanteren van de pen – schuilt een meditatief aspect. In de vroege ochtend is je geest fris en vrij van zorgen. Later op de dag word je stelselmatig in beslag genomen door alles en iedereen.

Het is alsof ik overal een stukje Canada zoek. Ik kwam bijzonder graag in Nieuw-Zeeland om de set te bezoeken. Je voelt dat het, net als mijn geboorteland Canada, deel is van het Gemenebest. Hoewel die landen geografisch ver verwijderd zijn van het Verenigd Koninkrijk, hangt er toch een Engelse sfeer. Het deel van New York waar ik woon, voelt ook heel Canadees aan. Met de vele meren, dennenbomen en het rotsgebergte lijkt het heel sterk op Ontario, de provincie waar ik opgroeide.

Dat wij met de VS zo’n invloedrijke gigant als buur hebben, beïnvloedt de Canadese levenshouding. Onze werk-ethiek is groot. Gelukkig voor mij en vele anderen heeft de Canadese omroep CBC altijd de reputatie gehad om regisseurs, acteurs, schrijvers en muzikanten kansen te bieden. Dat wij al snel onze weg konden vinden in de wereld van radio en tv heeft ons echt geholpen. Het gevolg is dat je behoorlijk wat Canadees creatief talent ziet excelleren, ook in de VS.

Mijn flexibiliteit dank ik aan mijn parcours. Op mijn dertiende besloot ik samen met mijn vriend Lorne Michaels om het zomerkamp waar we verbleven wat te animeren. Op zaterdag boksten we een programma in elkaar met muzikale sketches, dans, poëzie en véél improvisatie. Daarmee konden we de meisjes imponeren, maar trainden we ook onze veelzijdigheid. Op die manier legden we de basis voor ons latere geesteskind, de tv-show Saturday Night Live.

Eind jaren zestig voelde ik me zo’nbeetje als Zelig, dat Woody Allen-personage. Ik toerde toen met de fusionband The Lighthouse de wereld rond, in het voorprogramma van bands als The Grateful Dead, Jefferson Airplane en Led Zeppelin. Als saxofonist was ik eerder een observator, ik keek met zekere afstand naar dat rock-‘n-rollcircus. Ik zag dingen gebeuren waar je later flitsen van terugziet in documentaires. Waardoor het plots tot je doordringt : oh ja, ik was daar ! Mijn herinneringen zijn wazig geworden. Misschien niet onlogisch als je weet dat we toen 250 concerten per jaar speelden, tot in het Verre Oosten toe. We waren constant onderweg.

TEKST PETER VAN DYCK & FOTO DEBBY TERMONIA

“Een oeuvre groeit organisch. Het start ergens, maar waar het naartoe gaat, weet je niet. De studie van de muziek is nooit af”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content