HOGE HEMELS, AKKERS MET VETTE VOREN, BLOED EN GAS

Van op de Kemmelberg hebben wandelaar en fietser een grandioos uitzicht over de Vlaamse glooiingen, de onzichtbare Schreve en het Franse noorden. © FOTO'S WOUTER VAN VAERENBERGH

Overal in het kleine Heuvelland deint een “viervoudige golfslag” door West-Vlaanderen : idyllische vergezichten, stille dorpen en nog stillere dodenakkers, heuvels die bergen heten en verdwenen grenspalen. Net niet en toch even wel over de Schreve.

De waardin van ’t Hommeltje in Kemmel serveert een omelet met boerenbrood en, natuurlijk, een Hommelbier. “Een hommeltje”, zegt ze, de streekvariant voor hop uit Poperinge. Op de radio laat Willem Vermandere Blanche en zijn peird met karre voorbij djukken, djuk, judjuk. Het onderliggende servet tekent het Heuvelland uit, met acht gemeenten, heuvels en dodenakkers, wegeltjes, uitzichtpunten en specialiteiten als een wijngaard of grenspaal. Dit is Schreve, grensland met Frankrijk, een gril van moeder natuur. Want ooit deinde hier een oerzee met zandbanken. Toen het water verdween, oxideerde en versteende het glooiende landschap. Zo steek ik, als reizen al leren is, een nieuw woord op : dat zijn getuigenheuvels, die de landbouw hebben gevormd, die steen voor kerk en huis hebben geleverd, die fietsers lokken en die getekend zijn door de Grote Oorlog. En die wandelaars grote genoegens bezorgen : in het rustige Kemmel kruisen de Grote Routepaden GR 5A en GR 128, de wit-rode wandelwegen die BelgiĆ« en Europa verbinden. Op het grasplein van het dorp waar destijds vee voor de nacht werd bijeengedreven, de Dries vol kastanjebomen, stappen wandelaars met rugzak voorbij. Ook een bus met fietsen in de aanhangwagen houdt halt : klimmers voor de Vlaamse hellingen verlangen naar de Kemmelberg en andere knotsen in de streek. Want ook wie nooit in het Heuvelland is geweest, kent met de koersklassieker Gent-Wevelgem de steile hellingen van de Kemmelberg, met zijn 156 meter het hoogste punt in Vlaanderen.

KEMMEL- EN MONTEBERG

Achter de rug van ’t Gaperke, een mild ironisch beeld van de dorpelingen zoals stedelijke Iepenaren hen noemen, trekt de weg omhoog. Ik laat me leiden over de met gele en rode streepjes bewegwijzerde paden van de Streek-GR Heuvelland – Les Monts des Flandres, die 125 km lang over alle heuvels kruipt, met de Franse grens flirt en haar ook overschrijdt. Het pad kronkelt, maakt ommetjes, gaat nergens recht op zijn doel af, loopt langs natuurgebieden, oorlogsgraven en verstilde dorpen. Af en toe geeft een paneel informatie. De kasseien trekken tot 23 procent steil naar de top, blauwe boshyacinten bloeien overdadig. Rond en op de Kemmelberg, ooit een Keltische nederzetting, brak in april 1918 de hel los, een waanzinnige stellingenoorlog, de totale verwoesting van de heuvel, meer dan tweehonderdduizend doden voor niets dan wat meters voor- of achteruit. Een engelenzuil kijkt naar de afdaling en het Franse ossuarium voor 5294 slachtoffers.

Met een linkse bocht gaat het weer omhoog naar de Monteberg, slechts 131 meter, met wijnranken en prachtige vergezichten naar Dranouter en Loker, met zijn viertorenkerk tegen het decor van de Rodeberg. Een groene specht lacht. Het landschap is vredig schoon. In haar Archives du Nord vergeleek de schrijfster Marguerite Yourcenar de op grijsblauwe klei gestoelde bulten ten zuiden van Ieper met “de viervoudige golfslag van het Vlaamse Heuvelland, de Katsberg, de Kemmelberg, de Rodeberg en in het bijzonder de Zwarteberg, de vertrouwde omgeving van mijn kindertijd”.

Als ik ’s avonds door het raam van mijn kamer in Hostellerie Kemmelberg naar de vlakte kijk, begrijp ik waarom West-Vlamingen deze ruggen bergen noemen : stoere klompen, klim er maar eens op met de fiets, zoek maar eens een weidser uitzicht over Vlaamse aarde. Paarden grazen, kerktorens priemen omhoog, bossen woekeren en in de verte valt traag de nacht in het Franse noorden. Schilder Rubens, toch onder de indruk van zijn ItaliĆ«reis, zag nergens “vermaekelijker landstreken”. Dit zijn bij uitstek dĆ© West-Vlaamse belvedĆØres !

DE GRUWELIJKE OORLOG

Toch heeft de oorlog ook schone erfenis nagelaten : onderaardse gangen en tunnels zijn door ontploffingen veranderd in kraters, nu zijn het schone vijvers. In de Kruisstraat is de Pool of Peace zo’n pareltje. Het kleine natuurgebied heet Spanbroekmolenkrater : waterlelies, een tjiftjaf en een zwartkop, de stilte van de waterpoel. Maar iets verderop, tussen de akkers waar de gevechten woedden, staat even ingetogen een cemetery voor Britse soldaten. Op de achtergrond is de kerktoren van Wijtschate een ijkpunt. Bij een kruispunt met hoeve brandt een lampje voor de Maagd Maria. Verderop gedenkt nog een monument de doden van het Kandahar Farm Cemetery. Brede einders, hoge hemels, smalle wegen, akkers met vette voren en velden die in elkaar haken, maken van het landschap een abstract schilderij. Knotwilgen zijn droompaleizen voor broedende steenuilen. Een verloren bunker, een huppelende haas en toch weer een monument, zoals het Messines Ridge Cemetery voor Nieuw-Zeelanders en AustraliĆ«rs. Of de Ierse vredestoren bij Mesen. Drie stĆØles met cijfers : een optelsom komt uit bij 69.947 slachtoffers.

Wat Grote Oorlog heet, klinkt eufemistisch als ik al die massagraven zie. Een eeuw terug heeft hij de hele Westhoek met bloed en gas doordrenkt. De sporen zijn, gelukkig maar, bewaard : esdoornbladeren voor Canadezen, een haan voor Fransen, een zwarte madonna voor Polen en vooral Britse cemeteries met meer dan 170 begraafplaatsen. Gedenken, herinnering levend houden : ijzeren hekken, ommuring, grafstenen in wonderlijke harmonie, anoniem – “known unto God“, namenregisters en in het midden een Cross of Sacrifice met een zwaard. Op grotere ossuaria staat ook een witte Stone of Rememberance, die “their name liveth for evermore” fluistert. Iedere steen is een triest verhaal. De kruisen zijn niet te tellen, de streek is een grote lij- kenakker. De Grote Oorlog is vooral de Gruwelijke, de Allesvernietigende, de Mensonwaardige oorlog, die voor altijd met deze West-Vlaamse aarde verbonden zal blijven.

OP DE SCHREVE

Onder de Pont d’Amour stap ik naar Nieuwkerke voor een fraai uitzicht op De Walletjes, die rondom zicht geven op de heuvels en de torens van Rijsel, 25 kilometer verderop. In de dorpskerk lokken glasramen : ook in West-Vlaanderen gingen de godsdienstoorlogen niet ongemerkt voorbij, met hagenpreken van protestantse predikanten, geheime bijeenkomsten en verraad, katholieke inquisitie en Beeldenstorm, met de Bosgeuzen die in 1568 drie katholieke geestelijken uit Reningelst terechtstelden. Het lood in glas gedenkt die onfortuinlijke gebeurtenis : “Liever sterven dan verzaken aan het sacrificie van de heilige mis.”

Vreemd genoeg heet het lokale biertje in cafĆ© Chaplin ook Bosgeus, een fruitig blondje uit het Heuvelland om lekker aan te nippen. Op de menukaart heb ik keuze uit Schelle van de Zeuge wat staat voor gerookt spek, of Potjesvlees van ’t been. Stevige kost, goed voor een volgende tocht. In het zuidwesten fonkelen groen de Breemeersen : kanaaltjes, poelen, sloten, greppels en moerassige weilanden zijn het toevluchtsoord voor amfibieĆ«n, met als pronkstuk de zeldzame kamsalamander. Een watersnip zoemt door de hemel, een geelgors zingt : in het gidsboekje ‘Streek-GR Heuvelland’ van Piet Hardeman vergelijkt hij die zang met de intro van Beethovens vijfde symfonie. Mooi zo. Daar staat ook de Tombe, een immens kruis voor de drie geestelijken : “Liever de dood”.

Elk wegeltje leidt nu over de Schreve, ik ga op zoek naar een van de oude grenspalen. In de Kauwakkerstraat zegt een lieve dame op nummer dertien dat de paal verdwenen is. Ze trekt haar gordijnen toe, een paar meter verder ligt Frankrijk waar straatnamen nog ‘Vlaemsch’ gespeld zijn : Schoonemaegdstraete hoeft geen toelichting. Elders opnieuw proberen : in de Verloren Hoek, of de Coin Perdu met tankstation, heb ik meer geluk. Mijn gastheer wijst naar een paaltje diep in de grond, enkel de kop is zichtbaar. Hij staat in een ander land, ik aan deze zijde van de Schreve, de grens die sinds de Vrede van Utrecht uit 1713 precies driehonderd jaar oud is.

TUSSEN DRANOUTER EN WESTOUTER

Buiten, achter gehaakte gordijntjes, priemt een massieve kerktoren omhoog. Binnen in cafĆ© De Zon zit een keur aan lokale Dranoutenaars. Of iemand kan zeggen waar outer voor staat ? Niemand weet het, meningen in een voor mij moeilijk dialect gaan heen en weer, tot de filosoof van het dorp het zegt : “Dat wil altaar zeggen. Je weet wel, voor outer en heerd, dat lied op muziek van Armand Preu- d’homme, voor altaar en haard, voor kerk en vaderland.”

Het Heuvelland staat naast natuurpracht ook voor een gemeente met acht dorpen, aaneengeregen door landbouwland van akkers en weiden. Dranouter is nog stil, straks in augustus neemt het jaarlijkse muziekfestival het dorp in. Zelfs in het interactieve Folk Experience Museum is het nog rustig. Achter de kerk staat een monument voor Pieter Platevoet, een zestiende-eeuwse theoloog, maar meer nog cartograaf, die het mogelijk maakte om Spitsbergen en Nova Zembla te ontdekken.

Langs het Eeuwenhout gaat het naar Loker en Westouter. Ik leer nog een woord : bronbosjes, als unieke biotopen voor plant en dier. Vijf bergen rijgen zich aaneen : de Scherpenberg is een Natuurpuntgebied van bos en vochtig grasland. Noordelijker lokt het reservaat van de Sulferberg met knuppelpad, weidepad en een klim voor een prachtzicht van 360 graden met ver weg de IJzertoren. Rond de heuvels liggen fraaie gebieden met eik, kastanje, beuk en hazelaar. En niet alleen bij Proust bloeit wit of roze de meidoornhaag. Zo ook tooit Westouter zich rond de kerk met bloemen, terrassen, eethuizen en cafƩs.

Ook van hier vertrekken paden naar de wandelparadijzen van het Heuvelland. Daar liggen ze net voor de grens : Rodeberg, Baneberg en Vidaigneberg vormen een richel van natuur en een overdaad aan amusement. De Lijstermolen is toe aan restauratie, maar de 110 treden in het Hellegatbos overbruggen dertig meter hoogteverschil. Dit Hellegat is sinds 1912 het eerste Staatsbos, met een weelderig bomenbestand en talrijke bloemen rond de vele bronnen. Kaal geschoten in de oorlog, maar intussen bloeien hyacint, bosanemoon en witte klaverzuring opnieuw. Ook het Domeinbos Rodeberg en de Douvevallei, met Vlaanderens dikste knotwilg, vlijen zich tegen het Franse land. Boven op de Rodeberg, 143 meter hoog, ligt niet eens ver weg Loker tegen de flanken van Monteberg en Kemmelberg. Alles is kleinschalig. Ja, het is echt bergenland. Sommigen gewagen overdreven van Klein Zwitserland, maar de belvedĆØres zijn onovertroffen.

EVEN OVER DE SCHREVE

Onder een andere naam loopt Vlaanderen nog een stuk door over de grens met de Monts des Flandres. Het was niet mijn bedoeling om haar over te steken, maar als vanzelf ga ik over de onzichtbare Schreve. Misschien heb ik me laten leiden door een zin uit Het hermetisch zwart : “En bovendien, alleen in Frankrijk kan men zich naar behoren aan de dames wijden.” Dus steek ik de grens toch maar over, om dame Marguerite Yourcenar te bezoeken. De Zwarteberg of Mont Noir ligt op en over de Schreve. Onder het motto ‘stop and shop’ is de grensovergang voor dagtoeristen een spuuglelijke winkelstraat. Voorbij die vlek wacht de wandelaar de uitnodiging van de Site DĆ©partemental Marguerite Yourcenar.

In het park bloeien haar lievelingsbloemen, de blauwe boshyacinten, maar ook stervormige witte daslook. Ik loop over de steile GR 128 met infoborden : Le Grand Bois vertelt over fauna en flora en bij het schrijvershuis of de Villa des Ecrivains vraagt een paneel Qui est Marguerite Yourcenar ? : honderd en tien jaar geleden in Brussel geboren als Marguerite Cleenewerck de Craeyencour, waaruit als een anagram haar schrijversnaam is samengesteld. Negen kinderzomers bracht ze in dit park door in grootmoeders kasteel, dat op het eind van de oorlog is verwoest. Met romans als MĆ©moires d’ Hadrien en L’Oeuvre au Noir is ze de eerste vrouw in de AcadĆ©mie FranƧaise. Helaas ligt ze niet hier, maar in de Verenigde Staten begraven. Op een laatste bord, getiteld ’t Meisje van ’t Kasteel, staat een citaat uit Archives du Nord : “Elle apprendra non sans efforts Ć  se servir de ses propres yeux, puis, comme le plongeur, Ć  les garder grands ouverts.” Verwondering heet dat.

Zo stap ik graag door naar de laatste halte, naar de 166 meter hoge Katsberg met de tweehonderd meter hoge zendmast, de grootste wegwijzer in de streek, en het klooster van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Berge. Een ahornblad op de muren gedenkt zevenduizend gesneuvelde Canadezen. Twee andere gedenkplaten dragen de namen Passchendaele en Ypres. In de brasserie bestel ik een biĆØre trappiste en een portie paterskaas. Ik draai me om en kijk over de grens een laatste keer naar de beroemde bergen van West-Vlaanderen : waarlijk zijn het schitterende belvedĆØres.

DOOR MARK GIELEN & FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content