Wat ik deed voor de kost, wilde de nieuwe kapster weten.

Ik aarzelde tussen dolfijnentrainer en opzetter van neerhofdieren. Toen besloot ik maar de waarheid te bekennen. Het vak journalist heeft altijd al op merkwaardige reacties mogen rekenen, maar de teneur was meestal belangstellend. Nu echter zoog deze jonge vrouw, alsof ze ergens pijn had, sissend lucht naar binnen tussen haar tanden die als noten in haar tandvlees stonden ingeplant – het soort dat ik eens treffend omschreven zag als plectrumtanden.

“Freelance, zeker ?”, vroeg ze toen, alsof dit te merken was aan de armtierigheid van mijn verschijning. “Oeioei. Een moeilijk vak om van te leven.”

Ik kwaakte dat dat wel meeviel, dat je spannende dingen beleeft en altijd op de eerste rij zit. En dat ik altijd al de droom gekoesterd had om te schrijven.

Ze schudde het hoofd, vol medelijden over deze genetische weeffout. Zij was van het nuchtere type, en had een neef die bij een progressief dagblad was mismeesterd. Liever jij dan ik, las ik in haar ogen. Ik had de indruk dat zij de aandrang moest bevechten mij korting te verlenen.

Soortgelijke reacties vallen mij de laatste tijd vaker te beurt. Of het nu kapsters zijn, boekhouders of beenhouwers : altijd hebben ze wel iets opgevangen van het ruige weer in de media. De pers, en dan vooral de schrijvende, is niet echt booming business. Afslankingen, bezuinigingen, inkrimpingen. Dalende advertentie-inkomsten, terugvallende lezersaantallen en de opkomst van de nieuwe media waar men het klokje rond door elkaar kan kakelen, al dan niet gehinderd door enige kennis van zaken. Intussen krijgen de oude media het lastig. Een instituut als Newsweek hield zelfs al helemaal op met zijn gedrukte versie. Instinctief voelt iedereen wel aan dat de toekomst aan het scherm is. Publicaties met naam rollen zich op in hun website, zoals de egel zich oprolt bij naderend gevaar, desnoods midden op de autosnelweg.

“Jij hoeft je de mening van die kapster toch niet aan te trekken”, zegt een collega aan wie ik achteraf dit kleine voorval vertel. “Jij bent goed in je vak, en er zal altijd vraag zijn naar kwalitatieve verhalen.”

Zulke dingen hoort een mens graag, maar ik laat mij toch niet te gemakkelijk paaien. “Misschien zijn wij wel hoefsmeden”, opper ik. “Hoefsmeden in de tijd dat de auto opkwam. Je mocht nog zo bekwaam hoeven kunnen smeden, opeens bleek dat ze maar Ć©Ć©n smid meer nodig hadden : die voor in Bokrijk.”

Volgens haar zal het zo’n vaart wel niet lopen. Maar in haar ogen bespeur ik twijfel. “Waarom grijpt de politiek eigenlijk niet in ?”, vraagt ze strijdvaardig. “Als we een kritische pers zo belangrijk vinden, waarom gooien we die dan te grabbel aan de vrije markt ? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de zogeheten waakhond van de democratie een tam schaap wordt ? Dat er alleen nog knip- en plakwerk verschijnt over borsten en billen en de bedgewoonten van de sterren, verlucht met taalfouten als exotische torren ?”

“De politiek”, smaal ik, “heeft de banken al gered. Je verwacht toch niet dat zij nog eens hetzelfde zal doen voor de pers ? Het komt nogal wat belangrijk volk juist goed uit als er minder onderzoeksjournalisten zijn om onfrisse zaken boven te spitten.”

“En Ć ls het nog wordt bovengespit”, zegt zij, “verandert er toch niets. Dat was vroeger anders. Neem nu Agusta. Kun jij je nog voorstellen dat het land toen op zijn kop stond voor wat smeergeld voor helikopters ?”

Dat was halfweg de jaren negentig, toen wij vol vuur zaten om de wereld te veranderen. Sindsdien lijkt die er voornamelijk onrechtvaardiger op te zijn geworden. We voelen ons een beetje moe en bestellen een martini. We toasten op de toekomst van het geschreven woord, en op het prachtige ambacht van hoefsmid.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Als we een kritische pers zo belangrijk vinden, waarom gooien we die dan te grabbel aan de vrije markt ? Zodat ‘de waakhond van de democratie’ een tam schaap wordt ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content