Weinig goed nieuws van het front van onze binnenlandse textielindustrie. Banen gaan verloren, lagelonenlanden lokken. Een stand van zaken.

De Belgische Kle- dingfederatie heet voortaan Creamoda – Belgian Fashion, een naam die klinkt als een modelabel. De nieuwe naam was nodig na een koerswijziging. “De sterke internationalisering van de sector het jongste decennium heeft geleid tot een activiteitsvervaging, waardoor het niet meer simpel is te bepalen wie een authentieke kledingfabrikant is en wie niet… De productie van onze Belgische confectiebedrijven vindt voor driekwart plaats in het buitenland. Het lidmaatschap was dus allang niet meer gebonden aan de plaats van tewerkstelling.” Tot daar uittredend voorzitter Bernard Siau. Hij wordt opgevolgd door Marc Staels, voormalig voorzitter van de Kledingfederatie Vlaanderen. Die federatie telt een 300-tal leden.

Nu in mensentaal : de Belgische kledingindustrie verplaatst haar productie naar landen waar de lonen een stuk lager liggen. Hieruit volgt dat de binnenlandse productie geen hoge ogen gooit. In 2000 liep de binnenlandse productie terug met 16 procent, in 2001 met 11 procent en in 2002 noteerde men nog eens een daling met 15 procent. Op het vlak van de tewerkstelling gaat het dus allesbehalve goed met de Belgische kledingindustrie. Sedert het begin van de jaren ’90 daalde de het aantal jobs in de Belgische kledingsector van 35.000 naar ongeveer 15.000 banen. Er zijn dus op tien jaar tijd ongeveer 20.000 arbeidsplaatsen verloren gegaan. En dat heeft te maken met de opening van Oost-Europa, zegt directeur-generaal Erik Magnus.

Driekwart van onze kledingindustrie verplaatst haar productie buiten België, de laatste jaren vooral naar Oost-Europa. Het zijn nu Hongaarse, Poolse en Roemeense vrouwen die het werk van de Belgische stiksters overgenomen hebben. Voor een veel lager loon. Vanuit China dreigt een nog groter gevaar. Een historisch feit in dit verband was de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001. China is nu al onze belangrijkste leverancier – in 2001 stond China nog op de vierde plaats, na Frankrijk (als transitland), Tunesië en Nederland – maar dreigt vanaf 2005 gigantische vormen aan te nemen. Door de enorme productiecapaciteit en extreem lage loonkosten zal het de internationale kledingmarkt overspoelen.

De Belgische ondernemingen zijn later dan sommige buitenlandse concurrenten op de internationale trein gesprongen. Sommige werden daarvan het slachtoffer, andere hebben hun achterstand ingehaald. Terwijl het vertrouwen van de consument op een laag pitje staat en de goedkope dollar onze uitvoer duurder maakt, wijzen de resultaten van een conjunctuurenquête over het eerste trimester van 2003 op een uitgesproken verslechtering van binnen- en buitenlandse bestellingen.

Een héél klein lichtpuntje : het tekort op de handelsbalans vermindert : voor de buitenlandse handel bedroeg in 2002 de invoer 3320 miljoen euro, terwijl de uitvoer 2988 miljoen euro bedroeg : een tekort van 332 miljoen euro in vergelijking met een tekort van 444 miljoen euro in 2001 : een daling van het tekort met 25 procent.

Kop-staartbedrijven

Er is nog goed – of beter gezegd, minder slecht – nieuws : niet alles wordt naar het buitenland overgeheveld : de meeste textielfirma’s zijn zogenaamde kop-staartbedrijven geworden. Wat betekent dat het begin en het einde van de ketting – het ontwerpen en de commercialisering van de producten – nog wel in België blijven. In verband met de daling van tewerkstelling heeft het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie, het IVOC, dat elf jaar geleden werd opgericht, research verricht. Daaruit blijkt dat de vraag naar andere functies dan stiksters niet daalt. Enkel de productie ‘ondergaat het lot van de internationalisering’. Het IVOC doet ook inspanningen om het opleidingsniveau op te krikken. Zo werden in 2001 1800 arbeiders en bedienden opgeleid. Het gaat wel vaak om opleidingen van personeel binnen de bedrijven. Een goede tendens is, dat jaar na jaar het aantal deelnemers aan de IVOC-opleidingen blijft stijgen. Opleidingen rond logistieke systemen en het gebruik van gespecialiseerde informatietechnologische toepassingen behoren tot de favorieten.

Niet alle Belgische bedrijven hebben er voordeel bij om hun productie geheel naar het buitenland te verplaatsen. Bij lingeriefabrikant Vandevelde uit Schellebelle met labels als Marie Jo en Prima Donna klaagt men allesbehalve. Er werken meer dan 400 mensen in België, in Hongarije nog eens 350 en in Tunesië 300. En de omzet blijft stijgen. Bij Ambiance in Bilzen bijvoorbeeld, waar 170 mensen werken, wordt dameskleding gemaakt uit het hogere gamma. Daarnaast leveren de bedrijven van Marc Gysemans (zie kader) en Mopan van Omer Lesire in eigen land nog een significante bijdrage aan de goede reputatie van de Belgische mode. Maar daarnaast produceren ook zij in het buitenland. Lesire werkt al vijftien jaar in Hongarije ; Gysemans is vier jaar geleden naar Roemenië getrokken.

Creamoda, de voormalige Federatie, telt nu zo’n 300 leden. Men kan zich afvragen of iemand die alles in het buitenland fabriceert er nog in België bij mag horen. Mensen die vroeger kleding bedachten en die in onderaanneming lieten uitvoeren, hoorden er vroeger niet bij, maar nu wél. Zelfstandige modeontwerpers zijn nu ook welkom, al kon men ons niet zeggen op welke manier zij baat hebben bij het lidmaatschap. Promotie en acties naar de consument staan niet op het programma van Creamoda. “Vroeger, met het Textielplan, waren er de middelen om bijvoorbeeld ‘ Mode Dit is Belgisch’ op te richten. Maar ik vrees dat iets dergelijks nu een mooie droom zal blijven”, zucht Erik Magnus. “En wat uiteindelijk nog een Belgisch product is ? Er zal altijd een link moeten zijn naar wie we zijn of wat we doen.”

China heer en meester

Erik Magnus : “Drie jaar geleden begonnen de stiksters uit Roemenië en Centraal-Europa de Tunesische arbeidsters te beconcurreren, maar toch blijft Tunesië belangrijk. En wat die vrees voor China vanaf 2005 betreft, denk ik dat China meer schade aan die regio’s zal toebrengen dan aan ons.”

Ook Bernard Siau vraagt zich af of het dure Westen (inclusief de Verenigde Staten) de dupe van China wordt, of dat China veeleer zijn Aziatische concurrenten van de markt zal verdringen. Een categorie landen die het zeker moeilijk krijgt, zijn de landen waar vandaag België veel mee samenwerkt, met name de Noord-Afrikaanse, de Centraal- en Oost-Europese landen. Polen, Tsjechië en Hongarije worden nu reeds geteisterd door de verlegging van de productie naar goedkopere landen. Iedereen is het er over eens : China rules the world, maar wie daar het slachtoffer van wordt, is nog niet duidelijk.”

Germaine Thys

In de Belgische kledingsector zijn op tien jaar tijd ongeveer 20.000 arbeidsplaatsen verloren gegaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content