Hightech handwerk

Plastic hokt samen met bamboe, en zen verbroedert met barok. In Parijs spreekt men van mixing, in Londen van technocraft. De meubeloogst van het voorjaar, op wieltjes.

Wat design betreft, kan het voorjaar 2001 met één woord worden samengevat: Technocraft. Interieur anno nu is een soep. De minimalistische mode van enkele jaren geleden is nog lang niet vergeten, maar terzelfder tijd zit de nieuwe overdaad in overdrive, en blijft barok de boodschap. Technocraft, een term geleend van Tom Dixon (artistiek directeur van Habitat, de H&M van de meubelindustrie), combineert de coolfactor van de ene stijl met de hippie-attitude van de andere. Ongemakkelijke, maar erg stijlvolle metalen stoelen in fris lentegroen, naast comfortabele zitlandschappen in herfstkleuren.

Het hippe interieur (meer een decor voor de woontijdschriften dan een echte woning, maar dat had u al begrepen) combineert hightech met artisanale, het liefst Aziatische of Afrikaanse toetsen. Aluminium meets macramé, en zen verbroedert met matongé. Of hoe, zoals in de lentefolder van Habitat, een alarmklok met LED-cijfers in rood plastic perfect past bij een gebeeldhouwd hoofd in lava, uit Java. Technocraft dus.

En verder wint exterieur het van interieur. Buiten wenkt. Logisch, want in de tuin is de clash tussen synthetisch en natuurlijk des te groter. Tromgeroffel: 2001 is het jaar van de tent.

Tijdens de recente meubelbeurzen van Keulen (de Möbelmesse) en Parijs ( Salon du Meuble) was van technocraft en tenten alleen sporadisch iets te merken, en dan vooral buiten de verstikkende gangen van tentoonstellingspaleizen in het putje van de winter. Hoewel Christophe Pillet op de Salon du Meuble een verdienstelijke poging deed met zijn tentoonstelling Vers de nouveaux modèles d’habitation, gewijd aan luxe en het tegenovergestelde ervan. Ook Pillet lijkt geobsedeerd door Mixing (een synoniem voor technocraft) en de open lucht. De designer liet zijn oog vallen op de cabane die Ronan en Erwan Bouroullec vorige zomer bedachten voor een tentoonstelling in de Villa Noailles van Hyères, op de Bird’s Table van Jasper Morrison (letterlijk een tafel voor vogeltjes, in productie bij Magis), en op een simpele houten bank van Michael Young voor Sawaya & Moroni.

Parijs hinkt, wat design betreft, nog ver achter Milaan of Londen. De smaak van de doorsnee Fransman is notoir pover (men zou ervan schrikken hoe belabberd en deprimerend de gemiddelde Parijse woning eruitziet) en dat geldt ook voor het aanbod in de meubelwinkels en voor de interieurtijdschriften, nog altijd geobsedeerd door een groots verleden. De tijden veranderen, en sinds kort koestert Frankrijk een eigen brigade groot talent (onder wie de Bouroullecs en Matali Crasset, die tijdens de Salon du Meuble haar installatie voor Interieur in Kortrijk vorig jaar opnieuw voorstelde in een galerie van de Rive Gauche; van de Bouroullecs was er een nieuwe stoel voor Ligne Roset).

Ook Parijs pronkt tegenwoordig met uitgepuurde winkels, lounges en restaurants, zij het nog te chichi voor woorden. Bij de recente voorbeelden: Le Georges, Korova en Bon. Tijdens de Salon du Meuble heropende het legendarische restaurant La Maison Blanche, op de bovenste verdieping van een pand aan avenue Montaigne.

Het restaurant werd volledig heringericht door een voormalig handlanger van Philippe Starck, in volstrekt dezelfde stijl als de hotels die de Franse meester voor de Amerikaanse hotelier Ian Schrager bouwde. Het terras van La Maison Blanche (opgelet: exterieur) lijkt als twee druppels op de binnenplaats van het Mondrian Hotel en zijn Sky Bar aan de overkant van de Atlantische Oceaan, en dan nog wat verder, in Los Angeles.

Van Starck zelf was er diezelfde avond een verschijning bij de stijlsupermarkt Colette. Maarten Van Severen, Konstantin Grcic, de Bouroullecs, Matali Crasset, Christophe Pillet, Tse&Tse, Jasper Morrison, Marti Guixe, Radi Designers en enkele anderen customiseerden er elk een eigen product (zie: mix van industrieel design en handwerk).

In de Thalys van Parijs naar Keulen, twee dagen later, zat een volledige, er behoorlijk mistroostig uitziende dwarsdoorsnede van de internationale meubelindustrie. Naast ons vier Russen die beurtelings en soms tegelijkertijd tegen hun mobiele telefoons blaften (dat ze naar de Möbelmesse reisden, kon worden afgeleid van de folders die uit hun attachékoffer staken). Achter ons, een Fransman op leeftijd, die in zijn telefoon met lof sprak van het een of andere banale meubelmerk en vervolgens, tijdens een ander gesprek, bij zijn secretaresse visten naar nieuwtjes.

Vier uur verder, in de Messegelände, was de Franse je ne sais quoi helemaal uitgedoofd. De sfeer op de grootste meubelbeurs ter wereld is strictly business. Wie geen winkel runt, heeft er eigenlijk weinig te zoeken. In tegenstelling tot Interieur Kortrijk of de Salone del Mobile in Milaan programmeert de Möbelmesse nauwelijks tentoonstellingen (een aantal panelen over meubeltrends door de jaren heen, opgesteld langs een sneltempo roltapijt, plus een voorraadje oude fauteuils Made in Germany). Er is ook geen showcase voor jong talent.

De belangrijke merken, ongeveer allemaal Italiaans, bewaren bovendien hun nieuwe producten voor Milaan, zodat er meestal niet veel meer te rapen valt dan op punt gestelde prototypes, nieuwe kleuren of materialen, en af en toe een klein stuk. Blijft over, de Duitse fabrikanten. Thonet presenteerde een nieuwe lijn van de ontwerpers Jehs & Laub, een kleine collectie bijdetijdse stoelen en lounge chairs in gebogen hout die sterk doen denken aan de lounge chair die Erwan Bouroullec vorig jaar bij Cappellini introduceerde.

Daarnaast was er ook de stoel 140, een update van de klassieke Thonet-stoel in gebogen hout, deze is gebaseerd op een model uit 1930.

Verder nogal wat meubelen die we al eerder zagen, op andere beurzen, en hier en daar een voorzichtig lichtpunt, zoals een mooi zitmeubel in minimale stijl bij het Spaanse Perobell, de Sofá Sanctus van designer Diego Fortunato, in shocking pink, of het nieuwe aanbod van Cassina, ontworpen door de beroemde Piero Lissoni (onze favoriete nieuwe meubelen staan in de lijst “De buit van Keulen”).

Ook in Keulen valt er voor de buitenstaander meer buiten de beurs te beleven dan binnen. De interessantste tentoonstelling, in een oud pakhuis op een industrieel schiereiland in de Rijn, was Drive In, mede georganiseerd door de Stichting Interieur, bekend van de designbiënnale in Kortrijk. Interieur hield onlangs I/De/A boven de doopvont, de Interieur Design Academy, en het eerste werkjaar daarvan staat in het teken van mobiliteit. Voor Drive In werd een dozijn autowrakken gerecycleerd door vooral jonge designers: Werner Aisslinger, bibi&gutjahr en Konstantin Grcic uit Duitsland, chalet5 en N2 uit Zwitserland, Karen Checkerdjian uit Libanon, el ultimo grito uit Spanje en Groot-Brittannië, Kitchen & Rogers (KRD) uit Groot-Brittannië, Dumoffice uit Nederland, Radi Designers en IDSland uit Frankrijk, en Marti Guixe uit Spanje. Ze werkten elk apart aan een toekomstvisie op de auto. Het resultaat was vaak voorspelbaar, maar steeds de moeite. Grcic rekte zijn auto uit in verticale richting, en Radi Designers (van wie onlangs het nieuwe tafelgoed voor Air France werd voorgesteld) haalden het concept van de airbag binnenstebuiten: hun oude Mercedes was langs de buitenkant voorzien van schokwerend materiaal. Marti Guixe presenteerde een Car Forest, waarbij de auto wordt getransformeerd in een brok kunstmatige natuur. Drive In zou later dit jaar naar België worden gehaald: een absolute aanrader.

Een verdieping lager in hetzelfde gebouw liep een kleine tentoonstelling met werk van de Brit Ross Lovegrove, die door het Duitse blad Architektur + Wohnen werd uitgeroepen tot designer van het jaar. De ene helft van de ruimte was ingericht als een soort videolounge, met fauteuils van versterkt – hopen we – piepschuim (in productie bij Edra). In de andere helft, de greatest hits van Lovegrove: moderne varianten op de rotanstoel, lampen waarvan het licht dimt als je er met je hand over strijkt, en de maquette voor een architectuurproject. Het scherm troonde op een combinatie van plexi buizen en bamboestokken van gelijke dikte: een mooi voorbeeld van de mix van hightech en natuur (op de Möbelmesse was ook de vorig jaar gelanceerde collectie van Lovegrove voor het Duitse merk Loom TM te zien: perfect space age meubilair).

Enkele stappen verder langs de havendokken, in een andere stapelplaats, toonde de badkamerfabrikant Dornbracht virtuele projecten, met de computermuis te manipuleren prototypes van onder anderen Torsten Neeland, Claudio Silvestrin en Barber & Osgerby. Bij de badkamer van de laatsten, een Brits duo, kon je gemakkelijk wegdromen.

Cappellini, het toonaangevende Italiaanse merk, had in Keulen een reusachtige vervallen fabriek gehuurd op een verafgelegen industrieterrein. Daarmee was het bewijs geleverd dat design meer en meer leentjebuur speelt bij de textielindustrie: hoe hipper het merk, hoe verder en smeriger de locatie. Cappellini gaf al op de eerste avond van de Messe een groots opgezet, lichtjes uit de hand gelopen feest. Drie dagen later waren de voetstappen nog niet van de fauteuils gewist. Was er ook nieuws te rapen?

Niet echt. Het merk bewaart zijn grote verrassingen voor Milaan. De handvol nieuwe producten, met als kroonstuk een modulaire, extra brede fauteuil van Carlo Colombo, leek ontzettend tam.

p2

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content