Het verleden van de maharadja’s
Agra, Delhi, Jaipur. Ze noemen het de gouden driehoek. Het betoverende Rajasthan, de woestijn van Shekhawati, de schreeuw van de kleuren en de stilte van de paleizen. Ongetwijfeld de beste introductie tot India.
Voor dag en dauw stap ik slaperig het Bristol Hotel, net buiten Delhi, binnen. Een vrouw in sari drukt mij sierlijk een rode tikka op het voorhoofd als teken van welkom, op de schaal die ze vasthoudt, brandt een olielampje. Bloemen krijg ik nu niet omgehangen, want die schenk je pas nà zonsopgang. Zo wil het de eeuwenoude traditie. De rituelen zijn hier ontelbaar en alles is voorgeschreven.
Voor ik de lange rit aanvat naar Mandawa, in de halfwoestijn van Shekhawati ten noorden van Jaipur, is me even rust en een uitgebreid ontbijt gegund. Ik geniet de eer om de rit door Rajasthan te maken in een airconditioned Contessa, de luxeversie van de oer-Indische auto. Samen met zijn kleine broertje, de Ambassador, wordt hij in zijn bestaan bedreigd door de concurrentie van kleine Japanse en Europese auto’s. Sinds de Indiase markt in 1991 openging, heeft moderniteit een hoge statuswaarde gekregen. Na een tiental kilometer al dank ik de talrijke goden van het hindoeïsme dat de onverstoorbare Mister Singh aan het stuur zit. Het verkeer op de tweebaanswegen is hectisch, maar er zijn blijkbaar speciale claxon- en handcodes die maken dat het nooit in de soep loopt. Gedurende onze dagenlange rit langs de Gouden Driehoek van Noord-India zullen we heel zelden sneller rijden dan 50 km per uur. Afstanden worden hier niet in kilometers maar in tijd berekend.
Zodra we de grote weg naar Jaipur verlaten om richting Mandawa te rijden, gaan we terug in de tijd. Langs de weg wandelen blootsvoets groepjes kaarsrechte vrouwen in felgekleurde sari’s met op hun hoofd de meest onmogelijke vrachten en aan hun rokken een paar kinderen. Karren getrokken door kamelen zijn onwaarschijnlijk hoog opgetast. De kameel is in dit voorgebied van de grote Tharwoestijn, die de grens met Pakistan vormt, het voornaamste lastdier. Hoewel zijn waarde sinds de algemene invoering van de tractor zo’n 15 jaar geleden gehalveerd werd tot 8000 roepie. Paarden zijn niet echt van hier, ze werden door de maharadja’s ingevoerd en gekweekt ten behoeve van hun passie voor polo en als paradedieren voor het elitedeel van hun legers. Bij de jacht en de oorlog deed ook de olifant zijn werk. Sinds een gigantisch bevloeiingsproject van start ging begin jaren ’80, is Rajasthan een van de voorraadschuren van India geworden, de activiteit op het land gaat continu door. We kruisen herders die een grote kudde kamelen voortdrijven. Ze trekken naar Jaipur om de beesten van hun baas te laten registreren in de centrale databank, van waaruit kweekprogramma’s en de markt worden gestuurd. India: het contrast tussen het eeuwenoude en het meest hedendaagse. In Europa wordt dezer dagen massaal een beroep gedaan op Indiase informatici om de digitale ramp van het einde van de eeuw te proberen voorkomen.
Naarmate Mandawa dichterbij komt, wordt de teelt schaarser en het zand overvloediger. De geurige eucalyptusdreven hebben we achtergelaten, er groeien nu alleen nog een paar acaciasoorten en de vreemd gekweld uitziende khejri. Alles van deze boom wordt gebruikt: het hout voor meubels, de doornige takken als afscheiding van graasgebieden en de groene takken als voer voor kamelen en geiten. Als een stoffig fata morgana duikt Mandawa op, en dan na nog een eind slalommen door de woestijn: het Mandawa Desert Resort. Gebouwd uit leem, staan een groep ronde huizen en een paar grotere gebouwen middenin de uitgestrekte woestijn. Het enige geluid zijn het klapwieken van arenden, een hinnikend paard en een paar geiten in de verte. De maharadja van Mandawa bouwde deze plek volgens de traditie en met de ecologische materialen van de streek. Elke kamer is “rijkelijk” versierd met wat op deze handelsroutes van zijde, specerijen, opium en katoen eeuwen geleden betaalmiddelen waren: schelpjes en stukjes spiegelglas, tot naïeve mozaïeken verwerkt. Bij avond worden in de nissen op de binnenpleinen en de galerijen lampjes ontstoken. Het schaarse maar feeërieke licht geeft aan het avondmaal onder de weidse sterrenhemel een extra dimensie.
De haveli’s of koopmanshuizen van Shekawathi zijn de getuigen van een rijk verleden. Om de onmogelijke hoge belastingen te ontwijken, die de oostelijker gelegen Rajput-staten hieven, trokken de karavanen uit de havens van het zuidelijke Gujarat door Shekawathi naar het noorden, de tol was hier aanzienlijk lager. De Marwaris, de koopmansfamilies uit deze streek, werden er desalniettemin rijk van. Ze lieten kleine paleizen bouwen en decoreerden die met frescotechnieken die ze afkeken van de mogoldynastieën, aanvankelijk beperkte de decoratie zich tot bloemguirlandes en geometrische motieven naar islamitische traditie. Wie langs de haveli’s van Mandawa, Nawalghar en Fatehpur wandelt, kan aan de hand van die beeldverhalen ook de evolutie van de maatschappij in de 18de, 19de en zelfs begin 20ste eeuw aflezen. Want naast verhalen uit de Mahabharata en volksvertellingen met goden als Rama, Krishna, Vishnu, Shiva en Hanuman in de hoofdrol, zijn ook Koningin Victoria en Prins Albert afgebeeld, stoomtreinen, fietsen, de eerste auto’s, de grammofoon, jachtpartijen met Engelse gasten. Veel van die beeldverhalen zijn helaas onder invloed van ongenadige zon en moessonregens verbleekt. Maar de koopmanspaleizen met binnenhoven en zalen vol zuiltjes, waar nu meestal alleen nog huisbewaarders wonen, zijn unieke monumenten.
De eigenaarsfamilies hebben in de moderne tijden de grondslag gelegd van de Indiase industrie, die ze nu nog steeds beheersen. Ze trokken in de 19de eeuw naar steden als Bombay en Calcutta, omdat de Britten een einde maakten aan hun makkelijke bron van inkomsten. Naast hun paleizen lieten ze in de streek ook talrijke mausolea voor hun geliefden achter, karavanserais ook en waterputten voor de dorstige kamelen, elegante oriëntatiepunten op de handelsroutes.
Op mijn wandeling langs de haveli’s van Mandawa hoef ik de groepjes zingende vrouwen met mandjes offergaven op het hoofd maar te volgen om bij het paleis van de maharadja te komen. Het plein buiten de muren en het immense binnenhof worden overspoeld door vrouwen en meisjes. Het is een fel tafereel van bewegende kleurvlekken. Het is eind maart, het begin van de lente. Mandawa viert het Gangaur-festival. Gan, of Shiva, vormt samen met Gauri, of Parvati, het symbool van de geslaagde echtverbintenis. Elke meisje bidt hier vandaag om een goede man te vinden, elke getrouwde vrouw om een lang en gezond leven voor haar echtgenoot. Ze brengen hun offergaven eerst tot bij de beeltenissen in het midden van het binnenplein, daarna gooien ze alles in een put. Offeren aan de aarde? Aan het eind van de middag worden Gan en Gaur naar buiten gedragen en officieel verenigd als paar. Dit is geen feest voor toeristen, er zijn nauwelijks vreemdelingen in het stadje.
Anders is het ’s anderendaags in Jaipur, de hoofdstad van Rajasthan. Daar is voor de talrijke vreemde gasten een tribune opgetrokken op het terras van het Hind Hotel, van waaruit ik inderdaad een schitterend uitzicht heb op de Gangaurprocessie die het Stadspaleis verlaat via de Tripoliapoort. Kleurrijk opgetuigde olifanten, paarden en kamelen, draagstoelen, walmende olielampen, drie fanfares die tegen elkaar opblazen, bonte kunstenmakers, gaan het beeld van Gauri vooraf. Haar wederhelft werd ooit gestolen, dus blijft ze hier in Jaipur eenzaam achter. De straten krioelen van het volk, dorpers die naar hier zijn gekomen voor het festival en voor de mela, de markt, de kermis, daarrond. De bazaars doen gouden zaken, mensen kopen naïeve beeltenissen van Gan en Gauri in hout of papier-maché, daar zullen ze later thuis pujas of gebeden voor opdragen.
De rust van het hotelterras net buiten de stad is verkwikkend na dit massabad. Langzaam valt het duister over het paleis aan de overkant. De maharadja van Jaipur liet het bouwen midden in een kunstmatig meer, puur voor het genoegen van jacht en visvangst. De weerspiegeling in het water dooft uit met het licht.
Krijgsmanskunst gecombineerd met een ongekend talent voor geraffineerd leven. Is dat de essentie van het in rode zandsteen en blank marmer opgetrokken reusachtige fort Amber op een strategische heuvel buiten Jaipur? Maharadja Man Singh, een Rajput-bevelhebber van het leger van mogolkeizer Akbar, begon met de bouw van deze vesting in 1592. Er werd door zijn opvolger Jai Singh aan doorgebouwd, maar die besloot uiteindelijk toch een nieuwe stad te stichten: Jaipur. Geen detail werd in Amber over het hoofd gezien. Er is de spiegelzaal, waar een kleine vlam in het donker de indruk geeft dat alle sterren van de hemel zijn binnengehaald. Er zijn de schitterende uitzichten vanuit de vertrekken van de maharadja, waar marmeren basreliëfs en gepolijste muren ingelegd waren met halfedelstenen. Ik kan me de reusachtige aan de plafonds opgehangen waaiers en de schommels inbeelden, die koelte verschaften net als de met water bevloeide geurige kamerschermen van vetiverwortel. Er zijn nog steeds de talrijke kanaaltjes die klaterend water door de vertrekken voerden. Er is in de zenana, de vrouwenvleugel, het bad, omringd door hoge muren, waarin vrouwen alleen voor of na zonsondergang mochten baden, zodat niemand hen zag. Het geratel van de riksjawielen door de smalle gangen, het klepperen van houten schoentjes op het marmer, het rinkelen van juwelen en armbanden, het gegiechel van eunuchen en concubines, het gedreun van paardenhoeven of olifantenpoten in de stallingen, het vraagt niet veel verbeelding om je dat hier allemaal voor de geest te halen.
De wapencollectie in het Stadpaleis van Jaipur toont de wrede kant en de intriges van het paleisleven. De vele oog in oog gevechten vereisten een gevarieerd aanbod van wrede, geraffineerde wapens. Fel contrast met de elegantie van de schitterend geborduurde kleren, de handgeknoopte tapijten, de immense verzameling mogolminiaturen.
Antieke juwelen uit privécollecties krijg je eerder onverwachts te zien in een zijkamer bij een van de juweliers in de stad. De fiere rajputs zijn verarmd, definitief sinds in 1970 Indira Gandhi hun toelagen drooglegde. Ze moeten nu waardevolle stukken uit de overvloedige familiekluizen verkopen of toeristen te slapen leggen in de talrijke kamers van hun familiepaleizen.
De maharadja van Alwar liet op het eind van de 19de eeuw een eerder ruim bemeten “jachtpaviljoen” bouwen in Sariska, aan de rand van wat toen zijn privéjachtterrein was. Nu is het een hotel geworden. De 800 vierkante kilometer Tiger Reserve is tegenwoordig onderdeel van het Project Tiger, dat met de steun van het WWF poogt de tijger voor uitsterven te behoeden in India, waar er ooit 40.000 leefden. In Sariska werden recent 25 tijgers geteld. Maar er zijn in het schitterende natuurgebied ook 300 vogelsoorten, sambars, nylgau-antilopen, gevlekte herten, everzwijnen, jakhalzen, rhesus- en hoelmanapen. Sariska Palace is ouderwets koloniaal. Het is heerlijk zitten op de veranda of op het tuinterras met uitzicht over de Aravallibergen. Als de avond de kleine mankementen van de gevorderde leeftijd van het huis versluiert en hypnotiserende muziek weerklinkt waarop fragiele vrouwen dansen, lijken de oude foto’s van elegante jachtpartijen weer tot leven te komen en gaan zelfs de glazen ogen van de opgezette tijgers in de lounge weer schitteren.
Op de rit naar Fatehpur Sikri en Agra is de ruwe Aravallibergketen, die wel eens de oudste ter wereld wordt genoemd, altijd dichtbij. Riviertjes bevloeien groene akkers en roze en rode vlekken van flamboyants en bougainvillea’s wedijveren met de kleuren van de vrouwen op het veld. Over de weg rennen rhesusaapjes die vechten voor de hen toegeworpen bananen, koeien gaan traag en onverstoord hun gang, pauwen vliegen laag in het gras met hoge kreten, fietsers slalommen tussen kudden schapen en druk claxonerende vrachtwagens.
Na dat alles is de rust van de verlaten keizersstad Fatehpur Sikri, zo’n 35 kilometer ten zuiden van Agra, onwezenlijk. Akbar, de grote dus, was een afstammeling van de Oezbeekse prins, van de lijn van Djengis Kahn, die in het begin van de 15de eeuw noordelijk India veroverd had. Akbar was ongeletterd maar zeer wijs. Hij probeerde islam, hindoeïsme en boeddhisme naast elkaar te laten leven en sloot politieke allianties met de vorsten van Rajasthan door hun dochters te huwen. Zijn breeddenkendheid werd perfect vertaald in de diverse bouwstijlen van de stad, die hij op een heuvel vestigde. Op die plek leefde immers de marabout die ervoor had gezorgd dat een van zijn Rajasthani-prinsessen hem eindelijk een zoon schonk. Haar paleisje werd versierd met fresco’s. Zijn Turkse sultana kreeg een moors huis. De openbare ruimtes van gebeeldhouwde rode zandsteen en marmer zijn indrukwekkend, ook de moskee, en het mausoleum van marabout Sjeik Salim Chishti, waar moslims nog steeds gunsten komen afsmeken.
Na 12 jaar al moest Akbar Fatehpur Sikri verlaten, er was onvoldoende water voor zijn omvangrijke hofhouding en legers, hij trok terug naar Agra. Waar hij opnieuw een gigantische burcht bouwde met een slotgracht, een onneembare vesting en indrukwekkende stadspoorten. Het stoere gezicht van de krijger die binnen die muren een verfijnd estheet wilde zijn. De diwani, de ruimtes waar de Sjah zijn audiënties hield, zijn ontzagwekkend en groots, de privéruimtes daarentegen intiem en verfijnd. Op het binnenhof van zijn privépaleis was een wijngaard aangelegd naar Perzisch model, het bad waarin hij het stof van zich afwaste, is van een onaards raffinement, net als de Musamman Burj, de privé-uitkijkkamer over de rivier Yamuna. Deze plek kreeg een tragische bestemming, ze werd gedurende 11 jaar de gevangenis van Sjah Jahan, de kleinzoon van Akbar, die door zijn eigen zoon van de troon werd gestoten. Sjah Jahan was de man die voor zijn vrouw Mumtaz Mahal een mausoleum in wit marmer liet bouwen aan de oever van de rivier, toen ze stierf bij de geboorte van haar veertiende kind. Tot zijn sterfdag, in eenzame opsluiting, keek hij elke dag vanuit het raam van de Musamman Burj naar de rivier en de Taj Mahal, waar hij uiteindelijk zelf werd bijgezet. Eén van de zeven wereldwonderen wordt dit met halfedelstenen ingelegde liefdesmonument genoemd. Dat maakt mij wantrouwig. En hoewel ik er honderden foto’s van gezien heb, is het toch een ontroerende ervaring naar de hagelblanke koepels van de achthoekige Taj Mahal toe te wandelen.
Delhi, die tot halverwege de 19de eeuw de hoofdstad van de mogolkeizers was, werd eerst door de Britten met de nek aangekeken, die gaven de voorkeur aan Bombay als hoofdstad. Tot in 1911 besloten werd om het centraal gelegen en niet zo broeierige Delhi toch weer tot regeringszetel te maken. Naast het oude Delhi, een opeenstapeling van steeds nieuwe vestigingen, werd New Delhi gebouwd. Sir Edwin Lutyens was een van de architecten samen met Herbert Baker. Zij drukten hun stempel op het presidentieel paleis, eens de residentie van de onderkoning, het parlement, de musea en de Indiagate, het monument voor 10.000 Indiërs die onder Britse vlag sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. Velen daarvan liggen begraven op het Tyncot Cemetery in de Westhoek. Dat nieuwe Delhi werd aangelegd met brede lanen, veel bomen, villa’s met grote tuinen. Er zijn golf-, polo- en tennisclubs. Ouderwets stijlvolle hotels als de Claridge verbergen zich ook in deze buurt. Connaught Circus, het ronde plein met de overschaduwde zuilengalerijen, was tot voor kort het chique winkelcentrum. Het begint nu een beetje af te bladderen en het betere shoppen heeft zich ten dele verlegd naar buurten als South Extension. Toen de Britten Indië verlieten werd New Delhi het werk- en residentiegebied voor de Indiase ambtenarij.
Het oude Delhi wordt onder meer beheerst door het rode fort van Akbar en de reusachtige Jama Masjid, gebouwd door Sjah Jahan halverwege de 17de eeuw en de grootste gebedsplaats voor moslims in India. Vlakbij ligt de Chandni Chowk, een razend drukke winkelstraat met talrijke zijstraatjes. Eén grote kleurrijke bazaar waar je je best te voet doorwurmt of nog liever in een riksja. Kruidenverkopers, voedselstalletjes, juweliers, lederbewerkers, schrijnwerkers, barbiers, schoenmakers, kleermakers. Wat verhevener gezeten rij je voorbij een schetterende en spetterende kaleidoscoop van het leven in Delhi. Een afscheid dat kan tellen.
Weekend Knack organiseert een exclusieve lezersreis naar deze bestemming. Geïnteresseerd? Lees er dan over op pagina 99.
Tekst en foto’s Tessa Vermeiren
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier