Het ruimteschip
Soms weet je niet of een interieur oud is of uitgesproken hedendaags. Laten we verwarring zaaien met deze donkere oase uit de seventies.
Een portie kunstgeschiedenis kan geen kwaad om je eigen tijd te relativeren. Zo merk je hoe snel de ster van een beroemdheid dalen kan. In vergeelde tijdschriften bots je op kunstenaars, architecten en designers die destijds beroemd waren, maar intussen in de vergetelheid zijn geraakt. Na een kleine studie besef je algauw hoe relatief het begrip originaliteit is. Zo staat de revival van de jaren zeventig in architectuur en design toch wat in de schaduw van de originele voorbeelden.
Als ik door mijn lievelingsmagazine blader, de Connaissance des Arts (het liefst de oude jaargangen, die me spannender lijken), dan word ik wild van de hoeveelheid surrealistische creativiteit van toen, die over je wordt uitgegoten. Je ontdekt er een stormachtige mengelmoes van oude en moderne kunst, architectuur en design : een bad vol stimulerende frisheid. Vooral de interieurreportages zijn boeiende weerspiegelingen van een turbulente tijd. Daarmee vergeleken lijkt wat wij aanbidden toch vrij mak. De Connaissance uit de jaren zeventig laat je genieten van blitse interieurs uit Madrid, Milaan, Parijs, New York en Londen, vol gedurfde gekte. Ze zijn zelden mooi, maar fascinerend én een teken dat er een nieuwe tijd aanbrak : de klassieke invloed uit Parijs maakte plaats voor meer Angelsaksisch geweld. Dat is nog een parallel met onze tijd : het mooie weer komt nu ook uit Noordwest-Europa. Een beetje als een reactie op het strakke functionalisme à la Bauhaus dat tot in de jaren vijftig envogue was, kozen Amerikaanse en Britse beroemdheden in de jaren zestig voor speelse interieurs vol kleur en curiosa. Zo verbaasden de Britse interieurdesigners David Hicks, David Mlinaric en John Stefanidis de wereld met zwarte salons vol witte meubelen (onder meer zitzakken) en tapijten met piepkleine geometrische motiefjes, in de stijl van VictorVasarely.
Daarnaast ontwikkelde er zich eind jaren zestig en begin zeventig zelfs een alternatieve, non-conformistische stijl, de zogenaamde underground met gekke organische meubels van Gaetano Pasce, Pierre Paulin, Verner Panton en Olivier Morgue. Die trend, met zijn hoog sciencefictiongehalte, was revolutionair én bourgeois : dus lekker decadent. Nu blijken deze kleurrijke ontwerpers een schier onuitputtelijke inspiratiebron voor actuele designers. Kijk maar naar de Gentse architect Glenn Sestig, van wie de stijl nauw aanleunt bij deze flat uit 1975.
De ontwerper, Carlos Eggermont, en Sestig kennen elkaar trouwens vrij goed. De huidige bewoners, Pio de los Santos Gonzalez (managing-partner van het communicatiebureau Marketing-21) en zijn echtgenote Rita Verplancken (die een agentuur heeft, 4nightingales, van huislinnen en hedendaagse interieurobjecten), en ontwerper Eggermont beweren het zelf : dit zou een interieur van Sestig kunnen zijn. Ook hier snuiven we een soortgelijk, mysterieuze James Bond-sfeer op, zoals Pio opmerkt.
Deze Gentse flat, ontworpen in 1976 en twee jaar later gerealiseerd, is inderdaad een gedroomde spiegel van de dolle jaren zeventig, net voor de grote doorbraak van het designmeubilair en geconcipieerd in een tijd dat moderne interieurs nog maatwerk waren voor de happy few. Na een lange speurtocht kwamen we de ontwerper en de uitvoerder op het spoor, het atelier De Coene Decor uit Kortrijk, waarvan interieurarchitect Jérôme Dervichian de leiding had. Met hem bezochten we onlangs de flat. “Ik heb me destijds niet gerealiseerd dat dit appartement zo bijzonder was”, zegt Dervichian, aangedaan door het weerzien. “De afgelopen 25 jaar hebben er goed aan gedaan : dit is een kunstwerk. Dat maakt van Eggermont een bijzondere man. Hij was uiterst veeleisend, maar nu schat ik hem zoveel hoger in. En heb ook respect voor de huidige bewoners die alles zo perfect hebben hersteld.”
Het was destijds heus een technisch hoogstandje, want de ambachtslui van De Coene hebben hier maandenlang gezwoegd en de eisen van de ontwerper waren heel precies. “Ik weet nog dat hij op een bepaalde dag met zijn vinger uitlegde hoe iets moest worden afgerond. Elk detail was bestudeerd en hij kwam hier ook regelmatig alles controleren”, vertelt Dervichian.
Zijn bedrijf was gespecialiseerd in interieurs van topkwaliteit en nam binnen- en buitenlandse woningen en kantoren onder handen. Daarvoor heeft Dervichian trouwens veelvuldig samengewerkt met Charlotte Perriand (in het interbellum de rechterhand van LeCorbusier), onder meer voor de inrichting van het Unesco-gebouw in Parijs en het Palais desNations in Genève.
Maar ook Carlos Eggermont was met deze ruime flat niet aan zijn proefstuk toe. De selfmade man die zich liever als kunstschilder profileert, bouwde van de jaren zestig tot tachtig decors en stands voor grote bedrijven. Via deze weg kreeg hij de kans om een aantal moderne restaurants, bars en woningen in te richten met kostbare materialen en een verfijnde afwerking. Hij werkte haast altijd voor veeleisende klanten. Doordat het om zeer arbeidsintensieve projecten ging, beperkte hij zich tot een of twee interieurs per jaar. Nu richt hij geen woningen meer in, maar heeft in het centrum van Gent een artistieke juwelenzaak (Korte Meer).
Een flat voor een kunstcollectie
“Hier moest ik een droom realiseren voor hard werkende mensen die enkel ’s avonds thuiskwamen. Daarom is het een nachtwoning. Ik had daar ook een extra bedoeling mee, want eigenlijk realiseerde ik een context om kunst te collectioneren. Het waren nog geen kunstverzamelaars, maar ze konden dat worden. Ik weet immers dat mensen met financiële mogelijkheden vroeg of laat verzamelen, de één wijn, de andere kunst. Iedere woning die ik realiseerde, beschouwde ik als een schraag waar de bewoners iets mogen opzetten,” aldus de ontwerper. Ook deze flat componeerde hij als een schrijn voor een kunstcollectie. De witte lambrisering rondom de woonkamer is een sokkel voor beelden en schilderijen. De zwarte wanden zijn, aldus Eggermont, de beste neutrale fond voor Afrikaanse en pre-Columbiaanse kunst. Uiteindelijk heeft deze flat nooit een kunstcollectie geherbergd. Misschien niet eens jammer, want met een volgestouwd interieur zou het ruimteschipgevoel afzwakken.
Dat futuristische element is immers het essentiële kenmerk van deze architectuur. Zoals Dervichian en Pio terecht opmerken : wie hier binnenkomt, belandt in een ruimtecapsule die ontsnapt aan de wereld.
Voor Carlos Eggermont gaat het om meer dan alleen een sfeerspel, achter de structuur steekt een duidelijke aanpak : “Als ik een grote ruimte vormgeef, dan vind ik het zeer belangrijk daarin een ‘dominante’ naar voren te schuiven. In een woonkamer kan dat bijvoorbeeld de schouw zijn. Hier is dat gedeeltelijk zo, maar ook de luifel aan het plafond domineert de ruimte. Daarnaast schermt de lambrisering de kamer af met een witte band : daardoor krijg je het gevoel in een schip te stappen. Die dominerende elementen versterken de structuur en de sfeer.” Ook in het kantoor merken we een horizontale band op, bekleed met inoxstaal, goed voor een krachtige omlijning. Anderzijds zorgen de afgeronde vormen voor een sterke ritmiek. “In algemene lijnen is dit interieur zeker mannelijk, maar overal zorgen rondingen voor het vrouwelijke element : mannen zien nu eenmaal graag ronde vormen. Het interieur zag er destijds ook vrouwelijker uit dan nu, op de grond lagen stapels prachtige, zachte zijden kussens. De afrondingen hebben ook een functie. In keuken en badkamer zorgen ze ervoor dat je je niet kwetst. In een kleine ruimte zijn hoeken immers hard om tegen te stoten.”
Als Jérôme Dervichian zich herinnert hoe veeleisend Carlos Eggermont wel was, had dit zeker betrekking op de technische verfijning. In de kleine keuken gaat er geen vierkante centimeter verloren. De badkamer is handig, compact en toch vol ruimtegevoel. “Als je weinig plaats hebt, zet je beter niet alles tegen de muur : dat verkleint de ruimte. Daarom staan de wastafels in het midden. Kijk ook naar de kast eromheen, waarvan je de deur in één beweging kan openen door het handdoekenrekje uit te schuiven.”
Pio en Rita zijn natuurlijk helemaal weg van hun originele flat. “Hoe langer we hier wonen, hoe boeiender we dit vinden. Maar we begrijpen dat de zwarte flat destijds veel mensen heeft afgeschrikt. De flat stond trouwens jarenlang te koop en was lang quasi onbewoond. Gelukkig maar, zo bleef het interieur goed bewaard. Wij hebben dat dan ook weer gerespecteerd. In het begin dachten we wel dat er het een en ander moest veranderen. Maar hoe langer we daarover dachten, hoe minder dat nodig leek. Eerst zijn we hier drie maanden komen wonen, gewoon om te voelen in welke omgeving we terechtkwamen. Toen beslisten we alles te behouden, enkel de terrassen werden opgefrist.”
“We wilden er wel een beetje een transitie van maken tussen de jaren zeventig en nu. Daarom kwam er een domotica-installatie met een ‘ trough thehouse‘-audiosysteem van Bose en een airco. Maar ook toen we dat lieten aanbrengen, beseften we hoe futuristisch dit interieur wel was, want zo stond hier zelfs een bedieningspaneel om alle lichten te dimmen : domotica avant-la-lettre dus. We hebben er wel de oranje fauteuils uitgegooid, ze waren toch niet oorspronkelijk. Nu zie je ook beter de lambrisering. Maar de eettafel en tal van stoelen zijn wel nog origineel.”
Pio en Rita wonen hier niet alleen graag, ze vinden het ook leuk om te zien hoe mensen op hun originele woning reageren. Pio : “Wie hier voor het eerst komt, heeft er wat last mee. Maar dat duurt maar enkele uren. Sommigen zijn er natuurlijk meteen weg van. Het is echt een ruimtecapsule. Maar eenmaal opgenomen in de sfeer, vlieg je weg, de ruimte in.” n
Tekst Piet Swimberghe | Foto’s Jan Verlinde
Deze Gentse flat is ontworpen in de dolle jaren zeventig, in een tijd dat moderne interieurs nog maatwerk waren voor de happy few.
Het interieur zag er destijds vrouwelijker uit, met overal op de grond stapels prachtige, zachte zijden kussens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier