HET RIJK DER ZINNEN
Céline d’Aoust, ontwerpster van juwelen en andere geluksbrengers, werkt de ene helft van het jaar in Brussel en de andere helft in India. Wij gingen op bezoek in Jaipur, Rajasthan.
Jaipur had oorspronkelijk een rechtlijnig stratenpatroon. Zo werd de stad bedacht en uit de grond gestampt door de maharadja Sawai Jai Singh II in 1733. Maar vandaag is het één vrolijke chaos. De voorbereidingen van het Diwali-feest zijn in volle gang. Een feest vol overrompelende kleuren, geuren en geluiden, voor de herdenking van de terugkeer van Rama naar zijn rijk Ayodhya en ter ere van Lakshmi, de godin van het geluk en de innerlijke rijkdom. Tussen de huizen, boven de krioelende mensenmassa, wapperen fijne zilveren slingers van papier alle kanten op, terwijl krijsende apen op de wallen van de roze stad heen en weer rennen.
Buiten de wallen bevindt zich het atelier waarmee Céline d’Aoust samenwerkt. Beneden in de straat zonder voetpad staat een lang geleden achtergelaten, roestig autowrak en dribbelt een geit heen en weer. Het gebouw zelf is gloednieuw. Op de gevel prijken een aantal maskers. De strategisch opgehangen, grijnzende gezichten, in zwart en rood, bekroond met horens, helpen om de graanoogst te beschermen en het boze oog op afstand te houden. Onlangs heeft de grote baas, vader Dinesh, de fakkel doorgegeven aan zijn oudste zoon. Sanjay is 27, heeft een fijn snorretje en draagt indrukwekkende ringen aan zijn vingers. Hij heet de bezoekers welkom in perfect Engels met een licht Amerikaans accent, een overblijfsel van zijn marketingstudies in Californië. Het was nooit de bedoeling dat hij in de VS zou blijven. India is zijn vaderland, Jaipur zijn thuishaven. Voor geen geld ter wereld zou hij elders kunnen leven, zonder zijn familie, grootouders, ouders, broer en zus.
VERTROUWENSBAND
Voor we naar de kantooretage gaan, doen we onze schoenen uit. We zeggen “namasté” als groet, met de handpalmen tegen de borst en het hoofd gebogen. We krijgen een masala chai… en vergeten de tijd. We praten over alles en niets, terwijl we nippen van de in melk gekookte, overdadig gezoete thee, en genieten van de geuren van kardemom, kruidnagel, gember en kaneel. Céline d’Aoust is vanochtend om 7 uur opgestaan. Een wekker heeft ze niet nodig, het overweldigende zonlicht doet zijn werk. Ze gaat vroeg naar haar bureau, waar ze naar de hare krisjna-gezangen van Jagjit Singh luistert. Later, in het atelier, zullen we een andere versie horen. De ambachtslieden werken graag met op de achtergrond de hypnotiserende mantra’s.
Ze buigt zich over schalen met stenen, daarnaast legt ze tekeningen van de juwelen die moeten worden bijgewerkt. Het wordt een lange dag. Ze is klaar om de productie en de kwaliteit te controleren van de collectie die moet klaar zijn tegen het einde van de maand.
In haar tas met glimmende lovertjes zitten haar dossiers, twee transparante plastic mappen met technische tekeningen die ze geduldig heeft ingekleurd. Want ze wil een welbepaald type zetwerk en niets anders, en in de marge heeft ze korte, bondige richtlijnen geschreven, in het Engels, die de geüniformeerde atelierleider voor zijn ambachtslieden in het Hindi vertaalt : “5 stones felt” ; “finition needs to be perfect” ; “front side matt, backside polish“. Céline werkt met hen samen sinds 2011. Het kwam erop neer de juiste partner te vinden, zich in te werken, te leren van de mislukkingen, en zo een relatie op te bouwen die voor haar van meet af aan een vertrouwensband moest worden. Wat niet wegneemt dat ze klare taal spreekt, want “ontelbaar veel mensen in Jaipur werken in de juwelensector, en als je een vrouw bent, is dat niet per se een voordeel”.
AMBACHT EN HIGHTECH
Terwijl men in de juweelkunst al sinds onheuglijke tijden op dezelfde manier stenen zet, bijwerkt en polijst, zijn de moderne technieken aan een sterke opmars bezig. Al zijn er nog geheimen die van vader op zoon worden overgeleverd, ook hier heeft de 21ste eeuw haar intrede gedaan. Zo bevinden zich in een geklimatiseerde ruimte acht state-of-the-artcomputers en evenveel specialisten in 3D-ontwerp. Ook de verlorenwasmethode is een grote hulp, met mallen van roze silicone die driedimensionaal worden geprint, bijna op magische wijze.
Op de tweede verdieping, voor de deur van het atelier, ligt een speciaal tapijt om het al te vluchtige goudstof op te vangen. Op 5 à 6 maanden tijd ontstaat er een hoopje van zo’n 100 gram… Een medewerker zit gehurkt op zijn hielen, stoffer in de hand, om het kostbare goedje samen te vegen. We zien een rij blauwe hemden en gebogen nekken, onbeweeglijk, geconcentreerd, boven de werktafels. Een ambachtsman buigt zich over de Mudra-hand, een van de hangers van Céline d’Aoust, vastgezet in zachte was op een stuk hout. Met een uiterst fijn tangetje plaatst hij met vaste hand een diamant in het midden. Het zetwerk vergt kracht zowel als zachtheid. Naast hem werkt een andere juwelier aan een Sun-halsketting. Hij polijst de stralen van de zon die d’Aoust heeft uitgetekend. Hij moest zijn eigen gereedschap vervaardigen om dit minuscule object te kunnen polijsten. Dit gebeurt trouwens regelmatig, en ieder geeft daarbij blijk van veel vindingrijkheid.
TRILLEND LICHAAM
Op de derde etage wordt gewerkt met zilver, Indiase sieraden en er wordt geslepen. Mohammed zit in lotushouding op een versleten, maar nog altijd prachtig tapijtje. Hij leerde het vak van zijn vader toen hij tien was en slijpt stenen als geen ander. “Hij is onze parel”, zegt Sanjay. Daar is Céline het volmondig mee eens, ze weet dat hij wonderen kan doen als een van de half-edelstenen het zetwerk niet overleefd heeft. Het lijkt wel een geheim verbond, wat te maken heeft met hun liefde voor steentjes, maar ook met wat gebeurde op 27 oktober. Toen was er immers een aardbeving in Afghanistan, die twee minuten lang ook duidelijk voelbaar was in Jaipur. Céline stond naast de stenenslijper, die zich vastklampte aan zijn oude gereedschap waar hij zeer aan gehecht is, hoewel Sanjay heeft geïnvesteerd in hoogwaardige apparatuur uit Duitsland. Céline had zichzelf opgedragen “vooral niet in paniek te raken”. Ze had heel diep ingeademd en lichtjes de arm van Mohammed aangeraakt, wat ongebruikelijk is, maar de omstandigheden waren uitzonderlijk. Hij had naar haar geglimlacht. En toen was het voorbij, ze waren veilig. Nu konden ze verder praten over toermalijnen, labradorieten en diamanten. Ze had hem gevraagd : “Denk je dat het mogelijk is deze zwarte toermalijn nog fijner te polijsten ?” Bij wijze van antwoord had hij zachtjes geknikt, zoals alleen Indiërs dat doen als ze met hun typische beleefdheid niemand willen mishagen.
CONTEMPLEREN
Zondag is een vrije dag, ook voor Céline. Dan trekt ze naar het platteland, een uur rijden langs vredige koeien, knetterende riksja’s en vrachtwagens versierd met slingers. Als er wordt ingehaald, wordt er getoeterd, en iedereen rijdt links, een erfenis van de Britten. Het koortsachtige rumoer van de stad maakt plaats voor de rustgevende geluiden van de natuur : een zoemende bij, een briesje dat de pompelmoesbomen streelt.
Hier ontwerpt Céline haar juwelen. In Jaipur is dat onmogelijk, want daar wordt ze in beslag genomen door de manufactuur, de aankoop van stenen en allerlei problemen die ze moet oplossen. Maar wanneer ze zich onderdompelt in deze oase van rust, heeft ze het gevoel dat “alles mogelijk is”. Ze noemt het een staat van genade, en gebruikt zelfs het woord “trance” : haar Sun-collectie kwam zo tot stand, helder en precies, zo’n anderhalf jaar geleden, als een hulde aan de schoonheid van de wereld, die in India voor haar zo kristalhelder is. Het is vreemd, maar in Brussel “komt het er niet uit, en wat eruit komt is niet erg interessant”. Ze zou er graag meer tijd aan besteden, aan de creatie, maar haar manier van werken, haar keuze voor zelffinanciering en haar miniteam – bestaande uit haar man Matthieu, een assistente en een verkoopster – maken dat ze “vaak moet knokken om er te komen”. Ze vindt het “superfrustrerend”, want ze wil haar elan niet verliezen en haar “creativiteit alle kansen geven”. Maar daarvoor moet ze zich kunnen terugtrekken. In haar bureau, op de tafel, etaleert en contempleert ze haar stenen, om ze vervolgens te assembleren, instinctief en natuurlijk, en als ze asymmetrisch of licht ingedeukt zijn, dan heelt ze hun “wonden” met diamanten, waardoor hun schoonheid nog versterkt wordt. Wat het eerste sieraad was dat ze ontworpen heeft, herinnert ze zich niet meer. Het is ook al zo lang geleden, en haar geheugen laat haar wel eens in de steek. Het was haar moeder die haar eraan herinnerde dat ze als kind, op het strand, oorbellen verkocht die ze helemaal zelf had gemaakt in haar winkeltje dat ze “De Zandkorrel” had gedoopt.
ALLES WIT
Er is vandaag geen elektriciteit in het atelier. De generator heeft het overgenomen, maar dat volstaat niet. Dus zullen ze moeten wachten. Céline d’Aoust neemt de gelegenheid te baat om haar mails te lezen. Ze moet de uitnodiging van Comptoir 102 in Dubai afwijzen. Later misschien, te veel werk nu. Bovendien is het hoog tijd voor de eerste kwaliteitscontrole. Daarvoor verkiest ze het daglicht in het bureau van Dinesh, waar alle zonneblinden opengaan, zodat ze zicht krijgt op een blauwe hemel doorstreept met de vliegers van kinderen na schooltijd. Ze bekijkt een ring waarvan de maat moet worden aangepast van 53 naar 53,5. Ze controleert de ring met haar maatstokje. En dan is er nog die halsketting die haar bijna doet verbleken : ze telt de schakels tussen de zonnestralen bezet met diamanten, vraagt om de foto van het origineel te zien, vergelijkt en ziet dat er twee ontbreken. Ze is zeker van haar stuk, het maakt een groot verschil, ze zal geen compromissen sluiten.
Ze laat de minuscule sieraden door haar handen gaan, zonder handschoenen, en ze is ook niet voornemens die aan te trekken, want dat vindt ze erg onsensueel. Sanjay wil haar overtuigen ze aan te doen, maar ze is niet te vermurwen. Ze beschrijft de vreugde die ze voelt als een juweel dat ze heeft ontworpen voor haar ogen verschijnt. Als een droom die eindelijk uitkomt. Sanjay benadrukt dat ze uiterst precies is in haar instructies, en dat ze als enige zo’n scherp beeld heeft van de kleuren en de kwaliteit van een steen. Je hoort de bewondering en het respect in zijn stem.
In haar Indiase appartement heeft ze alles laten herschilderen, alles wit, inclusief de meubelen. Wat hier als een dwaasheid wordt beschouwd, want de ramen sluiten absoluut niet hermetisch en het zand van de Thar-woestijn wordt door de noordenwind overal naar binnen geblazen. Hier zal ze de foto’s bekijken die ze de afgelopen maanden heeft verzameld : de tekens van de dierenriem in het Hindi, sterrenconstellaties, macro-opnames van texturen, gestileerde bloemen, bladeren en planten, symbolen die de Turkse weefsters verwerken in hun tapijten. De vensters van haar huis geven uit op een oranje bougainvillea, op straat slaat een vrouw ritmisch op een trommel om het Diwali-feest aan te kondigen. Diwali staat voor de deur, en zo ook het rijk van het licht.
Céline d’Aoust, Franz Merjaystraat 158, 1050 Brussel, www.celinedaoust.com
Door Anne-Françoise Moyson & Foto’s Caroline Scheyven / Cathérine Rombouts
In haar bureau, op de tafel, etaleert en contempleert ze haar stenen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier