In een relatief zwak seizoen voor de mannenmode – sombere pakken, ernstige mantels – zijn zelfs de Belgische ontwerpers voorzichtiger dan gewoonlijk.

Het ontbreekt de komende wintermode aan verbeelding. De schuld daarvoor ligt grotendeels bij de credit crunch. De paniek op de beurzen, eind vorig jaar, heeft de textielindustrie verlamd, met een creative crunch als gevolg. Bijna iedereen is voorzichtig. De winterkleuren zijn donker en somber, de kleren gesublimeerd banaal. Dat wil zeggen : chic, mooi gemaakt, duur, maar uiteindelijk toch vooral banaal. De mode is conformistisch, oud zelfs. Het jeunisme van de voorbije jaren is afgevoerd. De modellen zijn nog steeds piepjong maar op de catwalks zien ze er oud uit, en uitgeblust.

Raf Simons zorgde volgens de internationale pers voor een absoluut hoogtepunt, maar is wat mij betreft de grootste teleurstelling. De collectie is in velerlei opzichten geslaagd : Simons heeft de essentie van zijn stijl samengevat in een aantal wellicht goedgemaakte, conventionele maatpakken met hier en daar een versiersel. Het herinnert aan zijn beginperiode, toen hij het idee van tailoring heruitvond voor smalle schooljongens, en daarmee als eerste het dominante silhouet van de vroege eenentwintigste eeuw neerzette. De zomercollectie van Simons, die nu in de winkels ligt, was waarschijnlijk de sterkste mannencollectie van de afgelopen tien jaar : de ontwerper bracht er de formele mannenmode lichtjaren mee vooruit. Met deze conformistische garderobe staan we terug waar we vertrokken zijn, in de twintigste eeuw.

De Belgen zijn voorzichtiger dan gewoonlijk. Ze houden zich in, zoals hun collega’s uit andere landen. Dries Van Noten showt in het hoofdkwartier van de Parti Communiste, het indrukwekkendste modernistische gebouw van Parijs. Ook hij reduceert : zijn wintergarderobe is overwegend monochroom, en relatief sober. Maar zijn veredelde klassiekers zijn niet deprimerend, ze worden gered door hun gratie.

De subtiele kleren van Véronique Branquinho worden overstemd door het gekeel van de zanger van de band die haar show live begeleidt, Dez Mona. Ik heb de indruk dat ze cirkeltjes draait, net als Walter Van Beirendonck : bij hem zit alles goed – zaal, sfeer, muziek – maar ik heb de indruk dat ik een en ander al eens eerder heb gezien. Ann Demeulemeester is zoals gewoonlijk uitstekend, maar net als Raf Simons toch minder baanbrekend dan zes maanden geleden. Een collectie in zwart-wit, met hier en daar een glitterelement, en mooie cavaleriejasjes.

Lonken naar de échte man

Damir Doma, die voor de derde keer showt, heeft een sterke identiteit (hij situeert zich in de school van Demeulemeester en Rick Owens), maar mag al iets meer verrassen. Dirk Bikkembergs, in Milaan, profiteert van de tijdgeest – bijna alle merken lonken naar de échte man die hij al jaren in zijn vangnet heeft. De garderobe is realistisch. De naam van de lijn, SportCouture, is perfect gekozen : de kleren zijn precies wat je je daarbij voorstelt.

Les Hommes waagt zich aan boud, carnavalesk geëxperimenteer, ergens tussen Xavier Delcour en Viktor & Rolf, met pierrotkragen, hemden van transparante zwart kant, en veel goud. Was het tijdperk van de golden boy niet voorbij ?

De collectie van Kris Van Assche is bevallig, maar mist misschien een persoonlijke signatuur. Bij Dior Homme brengt hij ons terug naar de jaren tachtig. Net als vorig seizoen volgt hij voorzichtig de stijl van zijn voorganger Hedi Slimane. Nauwzittende pakken, gesublimeerde baseballjasjes. Harempantalons behoren intussen tot de signatuur van Van Assche voor Dior, maar lijken nog steeds een slecht idee, idem dito voor de hybriden van sjaals en hemden à la Armani, en de T-shirts met oversized slogans, uit het erfgoed van Katharine ‘FRANKIE SAYS RELAX’ Hamnett. Toch heeft Dior Homme nu meer persoonlijkheid dan wat Jean-Paul Knott, nog een Belg, voor Cerutti doet : goedgemaakte basics zonder veel persoonlijkheid, in donkerblauw, zwart en bordeaux.

Bruno Pieters bracht een opulente show voor het debuut van Hugo in Parijs. Hij inspireerde zich op het Duits expressionisme, maar ik zie eerder opart (geometrische motieven in zwart-wit) en vooral : Pierre Cardin (bijna vierkante jasjes, brede mantels, een zekere eighties-esthetiek).

Oefening in recessiechic

De spectaculairste show van de modetiendaagse is die van John Galliano, met een catwalk van rode glitterstof onder het betonnen karkas van een oude fabriekshal, maar over de kleren valt bitter weinig te schrijven : Galliano zit, net als bijvoorbeeld Jean-Paul Gaultier of Yohji Yamamoto (en Paul Smith en Agnès b) volledig vastgeroest in de jaren negentig, in zijn eigen clichés.

De beste shows van Parijs zijn, wat mij betreft, die van het Japanse Number (N)ine – een en al overdadige romantiek, met in de finale een parade van onvoorstelbaar mooie hemden – en Lanvin. De collectie, met militaire invloeden (rode berets !) is iets ruiger en dynamischer dan voorheen. In Milaan scoort Prada met een geraffineerde, gitzwarte versie van goth. Maar ik geniet in Italië nog het meest van Missoni, dat straatschoffies met Charles Dickensallure heruitvindt voor de eenentwintigste eeuw. Of met andere woorden : een geslaagde oefening in recessiechic.

Door Jesse Brouns Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content