Wil men den Neger in staat stellen zijn verstand te gebruiken, dan moet men hem vooral leren zijn wil te beheerschen en zijn driften te beteugelen. Luiheid en onbezonnenheid doen hem voor elke inspanning terugschrikken.

Ik lees dit in een boekje dat ik op de kop heb kunnen tikken op de rommelmarkt. Het boekje heeft een mooie ouderwetse kaft, waarin groene en oranje tinten sierlijk dooreen lopen als slecht vermengde plasticine.

Het boekje zegt de leermeester en strenge vriend te willen zijn van de ware koloniaal, wiens taak het is ’te dienen, zijn beste krachten te wijden aan de beschaving van de inlandsche bevolking en mee te helpen tot het ontginnen van de enorme rijkdommen van Kongo’.

De Neger is dikwijls besluiteloos, het ontbreekt hem aan vastberadenheid, energie, standvastigheid en volharding. Hij is tot een reuzeninspanning in staat doch niet tot een volgehouden poging. Vol geestdrift zal hij van den missionaris vernemen dat er een kapel in het dorp gebouwd zal worden, twee dagen lang werkt hij uit alle kracht, en daarna… steekt hij geen hand meer uit ! Wij moeten het ijzer smeden als het heet is en snel handelen als de Negers besloten zijn zich een inspanning te getroosten.

Het boekje heeft de zoete geur van oud papier, die ik uit duizend zou herkennen en die ik ervaar als opwindend, zonder te weten waarom.

Het boekje maant aan tot begrip en inlevingsvermogen.

Men moet weten dat een Neger actief is op zijn manier. (…) Hij is langzaam, zeer langzaam om iets te begrijpen en nog langzamer om het uit te voeren. Zijn prestaties zijn dikwijls beneden peil. Denk dan even aan het even lage peil van zijn salaris.

Het boekje grossiert in praktische tips en mededogen.

Dikwijls ook komt hij met zijn werk niet klaar ; bewaar dan uw kalmte en leg, omwille van één arbeider, geen boete aan heel den werkgroep op.

Het boekje bevat diepzinnige karakterschetsen.

Een Neger lijkt wel een kind, zoo moeilijk kan hij zich op afstand houden van begeerenswaardige voorwerpen. De Blanke is rijk, zoo redeneert hij, hij heeft toch hemden te veel… hij zal het niet merken. Wij mogen gerust den Neger vergelijken met een verbeeldingrijk kind dat spontaan al verlangt wat het ziet.

Het boekje vermaant de Blanke die niet genoeg mensenkennis heeft en den Neger verkeerd zou inschatten.

Men moet zich niet vleien een parel in dienst te hebben : “Mijn boy ? – De eerlijkheid in persoon”. Wij mogen er niet te vlug groot op gaan in Afrika die eerlijkheid ontdekt te hebben welke in christen landen zelfs zeldzaam is.

Het boekje is geschreven door Jean Roussel, Doctor in de Wijsbegeerte en de Godsgeleerdheid, Professor in de Zedenleer en het Kerkelijk recht – een voorloper van Rik Torfs, als het ware. Begrijpelijkerwijze spreekt het terloops ook een banvloek uit over het verschijnsel seks, waarmee machtshebbers en kerken allerhande het sinds mensenheugenis moeilijk hebben.

Ieder gebruik van het voortplantingsvermogen, ieder geslachtelijk verkeer buiten het huwelijk om is een ernstig vergrijp, dat de zwaarwichtigheid van een doodslag benadert.

Het boekje zou André-Mutien Léonard, aartsbisschop, doen knorren van genoegen.

Het boekje waarschuwt in ’t bijzonder voor de zoetheid van de zwarte vrouwen.

Het Negermidden is dikwijls uiterst prikkelend. Negervrouwen en Mulatinnen zijn op dit punt zeer inschikkelijk en sommigen onder hen beschouwen het als hun levensideaal de bijzit van een Blanke te worden. Zij lokken de jonge mannen aan, zij zijn vrouw en physisch mooi, zelfs als zij voor het overige gemeen en onbescheiden zijn, geen verstandelijke en zedelijke ontwikkeling noch eenige cultuur bezitten, en zelfs geen schijn van beschaving over zich hebben.

Ook over de taak van blanke vrouwen heeft het boekje klare, vastomlijnde opvattingen.

De vrouw van een koloniaal leeft in huis en vindt dáár haar bezigheid (…) De vrouw moet haar man behulpzaam zijn ; hem al eens het genoegen doen als vierde een partij bridge mee te spelen. Zij zal den goeden geur van een sigaar appreciëren in plaats van haar neus op te halen, en kan ook een versneeden whisky drinken zonder lelijke gezichten te zetten.

Het boekje heet Koloniale Plichtenleer. Het voert mij terug naar tijden waarvan ik mij nauwelijks een voorstelling kan maken.

Het boekje is gepubliceerd door Standaard Boekhandel, Antwerpen – Brussel – Gent – Leuven, in 1945. Dat wil zeggen : het is jonger dan mijn ouders.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content