Kunstliefhebbers, joggers en ravottende kinderen, allemaal vinden ze de weg naar het Middelheimmuseum. Sinds kort is het beeldenpark ook de thuisbasis van theatergezelschap Comp.Marius. Samenwerking is dan ook cruciaal voor Sara Weyns, de nieuwe directeur.

Ik geef toe, ik heb iets met het Middelheimmuseum. En ik niet alleen. Op één van die prematuur warme februaridagen waarvan we dit jaar mochten genieten, kon je er over de koppen lopen. Het moet een typisch Antwerpse reflex zijn, op de eerste mooie zondag naar het beeldenpark trekken. Kijken of ze er allemaal nog staan in het jonge groen : Het zotte geweld van Rik Wouters, de ijsbeer van Pompon, en de spoken van Szukalski. Een recentere blikvanger, het ‘slappe’ bootje van Erwin Wurm, blijft voor hilariteit zorgen bij groot en klein. Een museum dat mensen goedgezind maakt, wie wil daar geen baas over zijn ?

Sinds kort is die baas een jonge vrouw. Na het onverwachte overlijden van directeur Menno Meewis in oktober 2012 besloot het stadsbestuur tot een interne selectie binnen het stadspersoneel, deels uit besparingsoverwegingen en deels om eigen talent een kans te geven. Sara Weyns, door Meewis aangetrokken als curator, bleek de meest geschikte kandidate voor het directeurschap van het openluchtmuseum, dat burgemeester Craeybeckx bij de opening in 1950 “een oord van ontmoeting voor werken van de geest, in vele landen geboren” noemde. De allereerste tentoonstelling lokte tienduizenden bezoekers, die enthousiast reageerden op de presentatie van kunst in een eeuwenoud park, ooit een hof van plaisance van vooraanstaande Antwerpse families. Het museum had een duidelijke opdracht : het verzamelen en tonen van beeldhouwkunst vanaf 1900 tot heden. Inmiddels is het terrein uitgebreid tot dertig hectare, vorig jaar trok het museum 305.000 bezoekers. Sara Weyns, die ondernemingslust en visie koppelt aan een no-nonsenseaanpak, mikt op een zo divers mogelijk publiek, van Kielenaars en jongeren op technische scholen tot internationale kunstkenners.

Veel jonge curatoren doen aan museumhoppen, terwijl u voor een termijn van drie jaar benoemd bent. Is het Middelheimmuseum uw thuis ?

Sara Weyns : Intussen wel. Het is een feit dat in de wereld van de hedendaagse kunst de job van curator niet gebonden is aan een instelling. Mensen maken een tentoonstelling en gaan dan weer verder. Op zich is daar niets mis mee. Maar als je zoals ik de kans krijgt om voor langere tijd op één plek te blijven, en je geïnteresseerd raakt in het museum zelf in plaats van in een opeenvolging van tentoonstellingen, dan krijg je een band met zo’n huis. Als tentoonstellingsmaker ben je in de eerste plaats gefocust op de selectie van de werken en de samenwerking met de kunstenaar. Voor de medewerkers creëer je vooral draaglast. Maar als leidinggevende ben je ook bezig met de samenhang van de museumwerking en kun je draagkracht creëren voor je team. Ik merk dat dat andere resultaten mogelijk maakt, ook in functie van de tentoonstellingen. Mijn loyaliteit ten opzichte van dit huis is erg groot.

Dacht u als kind al : ik wil museumdirecteur worden ?

Nee, ik wilde kapitein worden op een groot schip. (lacht)

Maar dat bent u nu toch.

In zekere zin wel. Achteraf bekeken zag ik mij als kind en als jong meisje vooral in solitaire beroepen, terwijl ik nu voornamelijk in teamverband werk en dat graag doe. Dat verbaast mij eerlijk gezegd, want ik zie mijzelf als een eerder introvert mens, iemand die haar batterijen oplaadt door alleen te zijn. Ik heb in dit werk met veel plezier nieuwe aspecten van mijzelf ontdekt.

Hebt u de liefde voor kunst van huize uit meegekregen ?

Absoluut, en dat is een groot voorrecht. In mijn kindertijd was mijn moeder directeur van het Museum voor Hedendaagse Kunst in Hasselt, wat nu Z33 is. Later richtte zij de vzw Chosen With Care op, waarmee zij op non-profitbasis tentoonstellingen organiseerde. Daardoor kwamen er bij ons thuis veel kunstenaars over de vloer. Mensen als Henk Visch en Jef Geys kennen mij al veel langer dan ik hen bewust ken. Mijn vader werkte voor de provincie Limburg en was vooral bezig met diversiteit en kansenbeleid, een sociale invalshoek waarvan bij mij zeker een aantal belangrijke waarden zijn blijven hangen. Vanuit een persoonlijk engagement hielp hij mijn moeder ook bij de productiekant van haar werk. Hij heeft haar altijd erg gesteund.

Hebt u gemakkelijk uw draai gevonden als inwijkelinge in Antwerpen ?

Nu mijn kinderen hier op school zitten, ben ik wel wat honkvaster geworden. Oorspronkelijk kom ik uit Turnhout, later verhuisden we naar Limburg. Ik heb ook nog in Brussel en in Zuid-Frankrijk gewoond, voor stages. Deze job is zo internationaal gericht, ik voel mij niet echt gebonden aan een hoop stenen. Dat is ook iets dat ik van mijn ouders heb meegekregen : de liefde voor reizen, nieuwe indrukken opdoen, je openstellen voor andere culturen en je laten verrassen door de inzichten van anderen. Op foto’s uit mijn jeugd staat de ingepakte brug van Christo, dat maakte toen al deel uit van mijn wereldbeeld. Toen ik pas kon lezen, was ik hier in het Middelheim gefascineerd door de naamplaatjes bij de beelden, al die sculpturen van mensen uit de hele wereld die bij elkaar stonden.

Was het Middelheim toen al een oord van verrukking voor u ?

Ach, wij werden zo vaak naar tentoonstellingen meegetroond. Bij mijn broer heeft dat het effect gehad dat hij nu nog nauwelijks naar een museum gaat. In wat later het Zuiderpershuis werd, organiseerde mijn moeder ooit een tentoonstelling met werk van Marcel Broothaers, Jan Fabre, Ralph Nicholls en Darrell Viner. Ergens achter in het gebouw stond een trampoline en ik moet eerlijk bekennen dat ik die oneindig veel interessanter vond dan De Mosselpot. Maar ik herinner mij het Middelheimmuseum wel als een plek waar je je anders mocht gedragen dan in andere musea, waar je stil moest zijn, niet mochten rennen of ergens aankomen.

Als u hier nu rondloopt, hebt u dan het gevoel : ha, ik ben in mijn tuin ?

Een beetje wel, omdat ik intussen een sterke band heb met de plek. Maar niet in de zin van : ik heb het hier voor het zeggen. Dat is zo relatief. Vaak word ik aangesproken door mensen die zeggen : mijn communiefoto’s zijn hier gemaakt, of de foto’s van mijn eerste huwelijk. Dat is het speciale aan dit beeldenpark, dat mensen er bijzondere herinneringen aan hebben of een emotionele binding mee voelen : míjnen hof. Voor een museum voor hedendaagse kunst is dat een ongelooflijke luxe. Toen ik hier pas werkte, vond ik het bijna vervelend dat bezoekers er met hun neus op stonden als we een tentoonstelling aan het opbouwen waren, en dat ze alles in vraag stelden. ‘Waar zijn jullie mee bezig ? Komt dat wel goed ? Is die kunstenaar wel interessant genoeg ?’ Of mensen zijn verontwaardigd omdat we een beeld van de collectie verplaatsen. Nu vind ik die betrokkenheid fantastisch. Bij andere tentoonstellingen moet je pas verantwoording afleggen als je ze presenteert. Hier is front- en backstage één, en is de beoordeling er vanaf het moment dat we met de kunstenaar het eerste paaltje in de grond slaan om aan te duiden waar er een kunstwerk komt. Dat het museum gratis is, werkt sowieso drempelverlagend.

Wat zijn de selectiecriteria voor tentoonstellingen ? Speelt de toegankelijkheid van het werk een rol, of de spektakelwaarde ?

Nee, we kiezen voor kunstenaars die een interessante bijdrage aan de studie van de beeldhouwkunst leveren. De beeldhouwkunst heeft zich de laatste decennia enorm gedifferentieerd. Enerzijds zijn er vertakkingen naar installaties, performances, architectuur, anderzijds artiesten die kiezen voor een terugkeer naar traditionele materialen zoals brons en keramiek. De vraag is : welke kunstenaars zijn exemplarisch voor een bepaalde strekking binnen de beeldhouwkunst ? En de volgende : hoe kunnen we dat het best omkaderen en vertalen voor een heel divers publiek ? Experts en internationale professionals, zoals er op dit ogenblik een groep wordt rondgeleid door kunstenaar Johan Creten op zijn tentoonstelling De storm. Maar net zo goed mensen die om welke reden dan ook minder kunstcompetent zijn of zich niet zo comfortabel voelen in een klassiek museum. In geen geval gaat de ambitie om een heel divers publiek te bereiken vooraf aan de keuze voor een kunstenaar.

Is schoonheid een argument ?

Binnen de context van de kunst is schoonheid een curieus en dubieus begrip, en al lang geen doelstelling of streven meer. Wel kan ze, net als humor trouwens, dienen als honing om de beer te lokken. Neem nu het werk van Paul McCarthy of van Carsten Höller bijvoorbeeld. Of dat van Erwin Wurm, dat als mooi bestempeld wordt omdat het kleurrijk is en er veel humor in zit. Maar veel van dat oeuvre gaat over lamlendigheid, inertie en onmacht. Ook het werk van Johan Creten, nu te zien in het domein Hortiflora, met zijn abstracte keramieken, totems, grote vogels en Bank van de Geliefden, wordt als esthetisch beschouwd, maar net zo goed verwijst het naar innerlijke storm, naar macht en manipulatie. Vaak denken mensen : het is mooi, dus onschuldig. Het is interessant om dat te gebruiken. Ook de schoonheid van het park werkt op die manier, het helpt mensen om hun weerstand tegen kunst op te geven en zich open te stellen voor ervaringen die ze anders misschien niet zouden opzoeken. De grote uitdaging voor onze publiekswerking, overigens de specialiteit van mijn collega Greet Stappaerts, is maatwerk te leveren en zo heel veel verschillende groepen bezoekers een soort handvat aan te reiken om het museumbezoek tot meer dan enkel een prettige visuele ervaring te maken.

Hoe spannend is het om een museum te runnen in tijden van besparing ?

Ik kan niet vergelijken met vroeger, want ik heb nooit een museum gerund in tijden van overvloed. Aan de ene kant is het natuurlijk altijd zinvol om te kijken wat er efficiënter kan in een organisatie. We spenderen ook veel minder geld aan recepties en vernissages. Aan de andere kant merk ik dat we door de druk op het ambtenarenapparaat toch wel met een heel klein team een groot museum moeten doen draaien. Ook al heb ik onwaarschijnlijk gemotiveerde medewerkers, toch moet ik soms vaststellen dat de rek eruit is, omdat ze echt te veel werk hebben of het niet altijd kunnen uitvoeren op het kwaliteitsniveau dat ze ambiëren. Ik zie met angst de dag tegemoet dat we keuzes moeten maken die het artistieke niveau zouden verlagen. Gelukkig genieten we de steun van de Vrienden van het Middelheimmuseum, die aan sponsorwerving doen, en kunnen we rekenen op de goodwill van kunstenaars die een werk specifiek voor het museum maken, en met wie we een intense samenwerking hebben.

Heerst er een kunstvriendelijk klimaat in Antwerpen ?

Omdat een paar galeries naar Brussel uitgeweken zijn, ontstaat de retoriek dat er in Antwerpen geen goed klimaat is voor beeldende kunst. Hoe meer je dat herhaalt, hoe meer dat een soort waarheid wordt, maar ik zie veel initiatieven die het tegendeel bewijzen. Extra City in hun nieuwe behuizing in Berchem, de ruimte voor actuele kunst LLS 387 in de Lange Leemstraat, jonge galeristen die nieuwe projecten opstarten op het Zuid en in Borgerhout. Ik denk wel dat er nog meer samenwerkingsverbanden binnen het bereik liggen. Zelf zijn wij voor drie jaar gastheer voor het theatergezelschap Comp.Marius, dat in ons museum een mobiele containerwerkplek installeerde. Binnen ons onderzoek naar de raakvlakken tussen podium- en performancekunsten lag die samenwerking voor de hand. Het brengt natuurlijk wel wat mee, een theatervoorstelling in een museum, de werken moeten zo toegankelijk mogelijk blijven, maar beide partijen versterken elkaar : de voorstelling Figaro tijdens de Zomer van Antwerpen lokt weer een ander publiek naar het park. Ook over de stadsgrenzen heen zou er meer samengewerkt kunnen worden. Samen met Mu.ZEE, Smak en M HKA maakt het Middelheimmuseum deel uit van CAHF (Contemporary Art Heritage Flanders). Stuk voor stuk zijn de directeurs warme, bevlogen mensen, maar vanaf het moment dat we allemaal om de tafel zitten om binnen één visie te werken, al is het maar om met een noodkreet naar buiten te komen, is dat ineens heel moeilijk. Daar is zeker nog ruimte voor verandering. België is zo klein, het is zinloos om elk op ons eilandje te werken.

Info : www.middelheimmuseum.be.

DOOR LINDA ASSELBERGS & PORTRET CHARLIE DE KEERSMAECKER

“Toen ik pas kon lezen, was ik hier in het Middelheim gefascineerd door de naamplaatjes bij de beelden”

“Net als humor kan schoonheid dienen als honing om debeer te lokken”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content