Het maken van emoties

In het zilver is Georg Jensen een begrip. Kwaliteit en continuïteit, daar draait het om. En verder veel ruimte voor creativiteit en nieuwe wegen. Dat bewijst Allan Scharff : naast hedendaags zilverwerk en juwelen ontwierp hij een serie opmerkelijke glazen kannen.

Hilde Verbiest / Foto’s Jan Verlinde

Rijen werkbanken staan in het gelid, naast en achter elkaar. De geur van hout, metaal, brandende chalumeaux en verhitte borax vult de ruimte. Verder hoor je alleen zagen, vijlen, hameren ritmisch, alsof degene die het werktuig hanteert een lied in zijn hoofd heeft. Een ontwerptekening binnen handbereik en aan de muur het portret van een man…

Rust en concentratie bepalen de sfeer in het atelier Georg Jensen Zilverwerk in Kopenhagen. Geen seconde verslapt de aandacht. Kwaliteit staat hier voorop, en dat bereik je nu eenmaal niet met jachtig kunst- en vliegwerk : elk juweel, elke theepot of kan, messen, vorken en lepels worden zorgvuldig in elkaar gezet.

De man van het portret is Georg Jensen (1866-1935), stichter van het bedrijf. Hij is alomtegenwoordig : niet alleen in de ateliers houdt hij een oogje in het zeil, ook in de gangen siert zijn portret de muren, net als de ontwerptekeningen uit vroegere tijden. Jensen deed dan ook meer dan alleen een bedrijf stichten. Het zilver was voor hem een late roeping, waarvoor hij in 1904 een langgekoesterde droom opgaf : eigenlijk wilde hij beeldhouwer zijn, maar het bleek een vak waarmee je een gezin niet kan onderhouden. Dat noopte hem ertoe zijn oude ambacht, dat van edelsmid, weer op te nemen. Wanneer zijn eerste juwelen aanslaan, waagt hij de stap naar een eigen atelier : hij is dan bijna veertig jaar oud. Aanleunend bij de art nouveau, maar met heel persoonlijke accenten, zijn z’n juweelontwerpen trendy en goedkoop : het zilver is vaak hol en spaarzaam belegd met amber, blauwe maansteen en groen agaat, stenen waarvoor niet zo’n grote investeringen nodig zijn. Jensen was ook de eerste edelsmid die de natuurlijke, zwarte patine van zilver, die ontstaat door oxideren, gebruikt als decoratief element.

Maar hij hield het niet bij juwelen alleen : al in 1905 ontwierp en maakte hij zijn eerste theepot, een jaar later volgde het eerste bestek. Opmerkelijk is ook dat Jensen van bij het begin niet alleen eigen ontwerpen uitvoerde : gevestigde kunstenaars en jonge talenten tekenden juwelen en tafelzilver voor het atelier, onder wie Johan Rohde, Harald Nielsen, Jorgen Jensen, en later Sigvard Bernadotte, Henning Koppel, Nanna Ditzel, Soren Georg Jensen, Vivianna Torun Bülow-Hübe… In de loop der jaren verbonden bijna 100 ontwerpers zich op een of andere manier met het bedrijf : sommigen voor een korte periode om vervolgens hun eigen weg te gaan, anderen voor lange tijd. De naam Jensen staat dus niet voor één vaste stijl, elke ontwerper had een eigen inbreng en de een drukte al sterker zijn stempel op de huisstijl dan de ander.

Dat je desondanks kan spreken van een zekere eenheid, ook na de dood van Georg Jensen, heeft vooral te maken met de uitstraling van de man en zijn filosofie. Kwaliteit was en is de voornaamste zorg. Technisch streeft men de perfectie na. En de materialen horen de beste te zijn. Zo gebruikt men momenteel uitsluitend nog 925 zilver. Hoeveel zilver er per jaar door de handen van de ambachtslui gaat ? Het is met geen mogelijkheid te zeggen. Tonnen en tonnen. ?We beknibbelen niet op een gram zilver?, luidt het hier. In Jensens tijd was dat wel anders : toen was arbeidskracht goedkoop en zilver duur. Nu is het precies omgekeerd. En dat heeft gevolgen. Zo zie je bijvoorbeeld dat dezelfde stukken zwaarder zijn geworden. Dat er niet beknibbeld wordt, betekent echter niet dat er verspild wordt : elke molecule zilver wordt gerecycleerd en hergebruikt. Zelfs in de toiletten werden filters geplaatst om te voorkomen dat zilverkorrels met het afvalwater meespoelen.

Maar Jensen vond dat kwaliteit ook te maken had met een zekere tijdloosheid : Volg de mode niet, maar laat u door het heden leiden als u jong wilt blijven in de strijd. Het was zijn persoonlijk motto en het tekende het bedrijf : doorheen de jaren onderging de Jensen-stijl vele wijzigingen, beïnvloed door de tijdgeest, zonder echt modisch te worden. Dat hij daarmee op het juiste spoor zat, mag duidelijk zijn : ook nu nog worden ontwerpen uit de beginjaren gemaakt, zonder dat ze aan kracht hebben ingeboet. De beroemde Jensen-broche met de blauwe maanstenen, bijvoorbeeld, een typisch art-nouveauontwerp met Jensen-touch. Of het Acorn– en het Magnolia-bestek, begin deze eeuw ontworpen door Johan Rohde en Georg Jensen, en inmiddels klassiekers in het gamma.

Een andere voortdurende zorg betreft de prijs. Juwelen moeten gedragen worden, tafelzilver moet gebruikt worden. Met dit uitgangspunt wil men de prijs zo laag mogelijk houden, opdat zoveel mogelijk mensen het zouden kunnen kopen. Geen schroom dus om machines te gebruiken waar het kan ; volledig handgemaakte zilveren stukken zijn immers alleen voor een elite. De meeste stukken worden daarom machinaal voorgevormd, maar altijd handmatig afgewerkt. Dat blijkt alleen al uit de regelmatige hamerslag die zovele stukken siert. De Duck van Henning Koppel, een dikbuikige kan, is een mooi voorbeeld : ?Vroeger werd die uit één zilveren plaat opgedreven?, vertelt Allan Scharff, designer van het zilveratelier. ?Zo heb ik het ook nog geleerd. Vandaag worden de twee helften aan elkaar gesoldeerd.? De jongste decennia zet men trouwens nog een stap verder : sommige ontwerpen worden ook uitgevoerd in inox en roestvrij staal, materialen die binnen het bereik liggen van een breed publiek.

Die continuïteit is niet onbelangrijk : op die manier houdt men ook de knowhow binnen het bedrijf. Oude technieken worden nog steeds gebruikt en aangeleerd. ?We leiden onze mensen zelf op?, zegt Allan Scharff. ?Die opleiding duurt 3,5 jaar, waarin ze leren goed én snel te werken. Elke vakman werkt in kleine series 25 stuks van eenzelfde broche, bijvoorbeeld die hij van het begin tot het einde afwerkt. Aan het einde van de training moet hij een voor hem nieuw stuk maken, dat dan door een jury beoordeeld wordt. Nee, het is geen probleem om mensen te vinden. Integendeel.?

Allan Scharff (1945) ontwerpt al sedert 1988 voor George Jensen, maar pas de laatste acht jaren intensief : ?Dit bedrijf heeft zoveel mogelijkheden en die gebruik ik.? Daarmee doelt hij niet alleen op de kansen binnen het zilveratelier, maar ook op die binnen Royal Copenhagen, waarvan Georg Jensen een van de drie grote pijlers is. Porselein en glas zijn de andere twee. Grenzen verleggen, nieuwe materialen en vormen ontdekken. Precies daarom verdiepte Allan Scharff zich de laatste jaren in de materie glas en het glasblazen. Dat resulteerde onder meer in een serie glazen kannen, groot en klein, gekleurd in felle tinten, soms gecombineerd met zilver : ?Ik kreeg de mogelijkheid om het uit te proberen. Glas laat zich niet makkelijk in een asymmetrische vorm dwingen. En dat is een uitdaging. Eigenlijk moet je het materiaal te vlug af zijn. Ik hou er ook van om eenzelfde ontwerp in verschillende materialen uit te voeren : van die glazen kannen heb ik een volledig zilveren uitvoering gemaakt. En al is de vorm dezelfde, alleen al door het materiaal krijgt het een totaal andere uitstraling.?

Functionele ontwerpen hebben zijn voorkeur. Een schaal of een eierdopje ziet hij liever niet in de vitrinekast, maar op tafel. Een aspect waarover Scharff bijna verbaasd zegt : ?Ik merk dat dat voor mij hoe langer hoe belangrijker wordt.?

Elk ontwerp wordt zorgvuldig uitgedacht, getekend, uitgeprobeerd. Tot het voor zijn gevoel helemaal goed zit : ?Zo gauw ik het basisidee heb, probeer ik het uit in zilver. Om een eerste indruk te krijgen, om te zien of de verhoudingen kloppen. Ik maak het groter, kleiner…? Terwijl we in zijn atelier, een oud kapsalon in het hartje van Kopenhagen, zitten te praten, gaan maquettes van een armband door zijn handen. Hij kijkt er peinzend naar, afwezig, en zegt dan met een verstrooide glimlach : ?Die met de kleinste schakels is de mooiste.? Op de werkbank ligt nog een ander juweel in wording : een hart dat bestaat uit tientallen piepkleine hartjes. ?De inspiratie komt terwijl je bezig bent?, meent Scharff. ?De dingen die je ziet, de mensen die je ontmoet. Voor mij heeft het alles te maken met emoties. Designing is making emotions, seeing emotions. Elk ontwerp heeft te maken met het leven zelf. Een juweel moet niet alleen mooi zijn, het moet iets toevoegen aan je leven. Een glimlach elke dag, elke keer je het aandoet… I’m happy with that. It makes life nice.?

Van 20 oktober tot 25 november loopt bij Jo Katz Jewellers (Appelmansstraat 19, 2000 Antwerpen) een tentoonstelling met werk van Allan Scharff. Open van 9 tot 13 uur en van 14 tot 18 uur. Tel. (03) 231.97.80.

Twee zilveren schalen, een kan en oorbellen, ontworpen door Allan Scharff : Een juweel moet niet alleen mooi zijn, het moet iets toevoegen aan je leven.

Georg Jensen ontwierp de broche met maanstenen in 1915, het Magnolia-bestek in 1919 : twee klassiekers.

Georg Jensen en het door hem ontworpen Continental-bestek : het zilver was een late roeping waarvoor hij een langgekoesterde droom opgaf.

Een parfumflesje in kristal en zilver, en een bedrieglijk eenvoudige schaal, twee ontwerpen van Allan Scharff.

Zilverwerk wordt handmatig afgewerkt en gesierd door een regelmatige hamerslag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content