Decoratrice Joëlle Callebaut heeft naast haar man, architect Marc Lust, ook Philippe Hurel in huis. Je mag hun verstandhouding gerust stijlvol noemen.

Fijnproevers en estheten komen ruim aan hun trekken in de buurt van het Kasteleinsplein in Elsene. Uitstekende eetgelegenheden, de delicatessenmarkt op woensdag, het Horta-huis en enkele gerenommeerde kunsthuizen (zoals galerie Hufkens in de Sint-Jorisstraat) maken deze plek tot een interessante woon- en winkelwijk, waarin ondertussen wel wat eurocraten zijn neergestreken.

Voor Joëlle Callebaut is dit de ideale omgeving voor haar interieurzaak Antithese (Maliestraat 17). De naam zet je een beetje op het verkeerde spoor. Callebaut brengt geen schokkende collectie, maar eerder klassiek modernisme, “een warme lijn”. De ontwerpers die ze selecteerde, houden van natuurlijke materialen als hout, linnen of katoen, maar aanbidden toch de strakheid van de jaren dertig en veertig.

Antithese is een nieuwe zaak in een oude Chrysler-garage uit 1910 die door architect Marc Lust, haar man, werd verbouwd. Die behield enkel de voorgevel omdat de binnenkant toch weinig meer was dan een werkplaats. Boven creëerde hij onder het dak een ruime loftflat. Achter elkaar liggen zithoek, eethoek, een open keuken, een kleine gesloten badkamer en een slaapkamer, een eerder traditioneel concept dus dat weinig verschilt van een gewone flat.

Alle meubels komen van de Franse ontwerper-fabrikant Philippe Hurel, die dikwijls geassocieerd wordt met de bekende Franse ontwerper Christian Liaigre. Hun aanpak is nauw verwant, want beiden putten inspiratie uit dezelfde bron: de Franse interieurstijl van de late jaren dertig en veertig. In het begin van zijn carrière liet Liaigre zijn meubels bij Hurel maken. De familie Hurel zit al van in het begin van de vorige eeuw in de meubelproductie. Aan die samenwerking kwam jaren geleden een einde, en Hurel en Liaigre gingen hun eigen weg.

Hurel ontpopte zich ondertussen ook tot een gerenommeerd ontwerper van modern meubilair met klassieke proporties. Tot zijn grote realisaties behoren onder meer de inrichting van hotel Saint-James en restaurant Zebra Square in Parijs en Chez Lola in Brussel. Joëlle Callebaut omschrijft zijn stijl als minimal chic. “Ik hou van ontwerpers die hedendaags zijn, maar niet trendy of te modieus. Over tien jaar is dit meubilair nog niet gedateerd”, zegt ze. “Bovendien is alles erg degelijk, zeg maar traditioneel afgewerkt. Het frame van de zetels is van beuk, niet van mdf-plaat, waardoor het over enkele jaren opnieuw probleemloos kan worden gestoffeerd.”

Callebaut werkt vooral met Franse en Belgische ontwerpers, zoals Christophe Delcourt en François Champsaur, ooit de eerste assistent van Liaigre. In dit rijtje hoort ook de Brusselse ontwerper Nicolas Dervichian thuis, die in New York werkte bij de beroemde interieurdesigner Peter Marino. Deze ontwerpers houden van evenwichtige vormen met een wat klassiek silhouet en verkiezen natuurlijke materialen boven kunststoffen. Ook hun kleurenpalet met donkere tinten lijkt op elkaar afgestemd. Deze vorm van modernisme groeit momenteel uit tot een internationale stijl die wordt gewaardeerd van New York tot in Tokio.

We lijken wel een revival te beleven van de jaren dertig en veertig, toen de beau monde zijn New Yorkse en Parijse flats liet inrichten door Jean Royère, Jean-Michel Frank (zie pagina 185-192 in dit nummer) of Jules Leleu. Ook deze ontwerpers voegden het talent van hun revolutionaire voorgangers samen met de traditie. Hun meubels zijn verzachte versies van vooroorlogs avant-gardemeubilair. Ze waren daar trouwens ook een reactie op. De designers uit de stal van Callebaut staan los van het design van de grote fabrikanten en van op kleine schaal geproduceerde avant-gardemeubilair van vandaag.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content