Het ergste wat je kunt zijn, is een zelfverklaarde babe.” De gedachte komt in mij op en verdwijnt, zoals vaker, als goederenwagons waarvan de inhoud naar de horizon vervoerd wordt om door smalle schoorsteenpijpen weg te waaien, spoorloos, zonder neerslag. De verweesde woorden en verlaten zinnen die het mensdom dagelijks vervaardigt : om die de kost te geven, zou het personeel van frietkot Het Zoutvat flink wat overuren moeten draaien.

Er werkt daar een aardig meisje trouwens, in Het Zoutvat. Ze lijkt treffend op die Shirley waarmee ik ooit in de dictieles zat en die ik door de sneeuw zag lopen, op een manier die zo’n indruk op mij maakte dat ik sindsdien geen sneeuw meer kan zien vallen zonder aan haar te moeten denken. Het heeft ermee te maken dat de moeder van die Shirley kort daarvoor gestorven was, aan iets waarvan de naam werd gefezeld. Het leed dat daarmee gepaard ging, gaf dat meisje iets gewijds en heiligs, zoals ze voor mij uit door de sneeuw liep, langs de muur van het dorpskasteel terwijl de avond viel en de kerkklokken luidden. De bleekheid van haar gezicht, de donkere haren die het zo tragisch omkransten, de blozende wangen niettemin en vooral dat frakske, dat donzige jasje dat haar net iets te klein was geworden, wat haar mama zou hebben gezien. Het wekte in mij een eindeloos verlangen om deze Shirley te beschermen, al was ik amper twaalf en nog lang niet in staat mijn brood te verdienen, laat staan een plasmatelevisie, want die bestonden nog niet daar in die watervaste tijden voor het internet was uitgevonden en er nog dino’s zweefden door het zwerk.

Gelukkig sneeuwt het tegenwoordig maar zelden. En Ć”ls het sneeuwt, dan moet ik bijna altijd met de auto spoorslags ergens naartoe rijden, zodat ik mij op het verkeer moet concentreren en geen tijd heb om aan Shirley te denken. Wel denk ik soms aan het handschoenenkastje, wat voor debiele naam dat feitelijk is, en vraag ik mij af of er nog mensen zouden zijn die in dat kastje daadwerkelijk handschoenen leggen – of hoeden op hun hoedenplank.

Maar denk ik niet aan Shirley, dan denkt Shirley wel aan mij. Onlangs ontving ik, out of the blue zoals dat heet, hoewel ik dat blauw nooit heb mogen aanschouwen, een mail van haar. Ze had een stukje van mij gelezen en nam contact met mij op, zoals zo ongeveer iedereen uit mijn verledens inmiddels al tekens van leven heeft gegeven zodat ik weleens denk : de cirkel is rond, mijn taak hier is af, ik kan bijna vertrekken. Van bijgeloof en magisch denken was ik nooit volledig gespeend.

Ze had jpeg’s bijgevoegd, Shirley. Een van haarzelf en een van haar dochter. Ik werd daar nerveus van en moest mij vermannen en diep ademhalen voor ik de foto van Shirley durfde open te klikken. Ik wĆ©Ć©t intussen wat een kwart-eeuw met mensen uithaalt en was voorbereid op het ergste. Toch deinsde ik nog achteruit. Voor mij stond een volslagen vreemde, nogal potige vrouw, met natte haren en een niets verhullend T-shirt van een hip en hedendaags merk. Tatoeage op haar bovenarm, waarin een naam was vereeuwigd die ik helaas net niet kon lezen. Het plaatje deed mij denken aan Temptation Island. Ik speurde naar vertrouwde trekken, probeerde de hardheid van 25 jaar weg te fotoshoppen met de kracht van mijn verbeelding. Het lukte niet. Ik slaagde er niet in de Shirley van toen weer tot leven te wekken, die als Sneeuwwitje in mijn herinnering blijft opgebaard. Ik voelde niet het verlangen de vreemde vrouw op de foto in bescherming te nemen. Als ik al iets voelde, dan was het een soort dierlijke schrik.

Het meisje op de tweede foto, de dochter, lijkt sprekend op de Shirley die ik heb gekend. Krek datzelfde wipneusje en die brutale karbonkelogen. Ik vind het onrechtvaardig dat het lieflijke van Shirley blijkbaar niet van Shirley was, maar iets wat zij tijdelijk te leen had gekregen. Iets wat zich van moeder op dochter kan verplaatsen en op die manier nooit verloren gaat, en tegelijk telkens weer, met die achteloze voorkeur voor verspilling die de natuur eigen is en die wie ze gezien heeft radeloos maakt, omdat hij plots in volle wreedheid beseft dat wij vluchtig zijn als drijfgas, in een ballon aan de pols van een kind.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content