Het land van Selma Lagerlöf
Wat haar bij ons bijna vergeten boeken vertellen, glimt nog altijd in de Zweedse landschappen van meren en wouden: op bezoek bij Selma Lagerlöf in Värmland.
Jammer is dat: niemand bezoekt het verre Zweden zoals Nils Holgersson door zijn vaderland reist, op de rug van Akka van Kebnekaise, een witte tamme gans. “Nooit in zijn leven had hij zo snel gereisd. En hard en wild reizen, dat had hij altijd heerlijk gevonden. Hij had zich natuurlijk nooit kunnen voorstellen dat het boven in de lucht zo fris was en dat er van de grond zo’n heerlijke geur van aarde en hars opsteeg. En hij had er ook nooit aan gedacht hoe het zou zijn zo hoog over de wereld te vliegen.”
Soms denk ik, als ’s winters troepen kolganzen op de West-Vlaamse akkers neerstrijken – vriezeganzen zeggen ze rond Damme -, dat het een mooie vlucht moet zijn, zo tussen vleugels naar Värmland reizen, als in een vliegtuig zonder dak, om de meren en bossen van dichtbij te overvliegen zoals op het briefje van twintig kronen, de geruite doeken van lichtgroene roggeakkers en geelgrijze stoppelvelden, bruine klavertapijten en zwarte weilanden vanuit de hemel te zien, te landen op het water, tussen de houten huisjes en de witte kerk van Östra Ämtervik naar het kerkhof te wandelen en daar te verpozen bij de steen waaronder de moeder van Nils begraven ligt: Selma Lagerlöf. Bij ons onbekend of bijna vergeten, maar in 1909 als eerste vrouw winnares van de Nobelprijs voor de literatuur en in Zweden nog altijd een schrijfster die kinderen en volwassenen hebben gelezen. Haar romans lagen bij mijn ouders op tafel – Gösta Berlings saga is me bijgebleven -, in de jaren vijftig was ze standaardliteratuur, nu is Lagerlöf enkel bij scandinavisten een begrip. Maar daar zit ik dan in een parkje van Karlstad, langs het water van de Klarälv-rivier, want in Zweden is water overal, en verpoos naast de schrijfster op haar sokkel. De hoofdstad van de provincie Värmland, aan de noordelijke oever van het Vänern-meer, is de toegangspoort tot het land van Fryksdalen, dat haar romans heeft getekend.
In de vestibule van het huis staat een opgezette gans, een geschenk van schoolkinderen die ongetwijfeld de lotgevallen van Nils hebben meebeleefd. Het landgoed Mårbacka is omzoomd door eiken, kastanjebomen en wilgen, die vader Lagerlöf nog heeft geplant. “Aanvankelijk was dit een eenvoudig houten huis, rood-met-witte ramen, eerst een boerderij en later een pastorie. Selma is hier geboren in 1858. Maar na de dood van haar vader heeft de verarmde familie het huis verkocht”, zegt Herta Hedlund met bijna droeve stem. “Mårbacka is vooral haar verloren kindertijd. Het verlies van dat huis heeft haar ertoe gedreven schrijfster te worden. Na het overweldigende succes van Gösta Berling heeft ze het in 1907 kunnen terugkopen en laten verbouwen. Het was haar enige echte thuis. In haar oeuvre heet het Lövdala, het is in haar romans opgegaan zoals Värmland met zijn sprookjesachtige natuur. Mårbacka was het bindmiddel tussen verleden en toekomst, ze zag het als haar taak de verhalen van de voorbije generaties aan de hare te linken. Lagerlöf is onze grootste schrijfster, maar ze kwam ook op voor vrouwenrechten, wereldvrede en sociale rechtvaardigheid. Naast de heilige Birgitta” – en Greta Garbo denk ik -, “is ze de beroemdste vrouw van Zweden. In 1940 is ze vreedzaam gestorven. Zoals ze in haar testament gewild heeft, is in het huis sindsdien niets veranderd.”
Mårbacka is een statige woonst. Een salon met piano, schilderijen en buste, de sofa waarin grootmoeder verhalen vertelde. Foto’s en schilderijen van de dame met de grote hoed of de opgestoken haardot. De eetkamer met potloodtekeningen van het huis, de brief en de medaille van de Nobelprijs. Koperen potten in de keuken. Op de eerste verdieping het slaapvertrek, dat oorspronkelijk de kinderkamer was. In haar memoires herinnert de oude vrouw zich hoe ze als driejarig kind wakker werd en niet meer kon lopen. Die tijdelijke paralyse – haar leven lang zou ze lijden aan verlammingsverschijnselen – liet haar niet toe met andere kinderen buiten te spelen. De meeste tijd bracht ze door bij grootmoeder, haar link met de legenden van haar geboortestreek. “Toen ze hier later opnieuw kwam wonen, heeft ze er onmiddellijk haar slaapkamer van gemaakt”, zegt de gids. In de bibliotheek staat een eiken schrijftafel. Eerste drukken, illustraties uit haar romans, een landkaart met de route van Nils’ formidabele reis. Relikwieën: een plaasteren afgietsel van haar handen, de wandelstok en de Adler-typemachine die ze nooit heeft gebruikt. Dozen met brieven, gesorteerd per land. Eén doos bevat de beste brieven, die allemaal geschreven zijn door kinderen.
Tijdens een wandeling door de wouden heb ik geluk: boven de kruinen zweven kraanvogels, de schuwe steltlopers die met hun gracieus baltsritueel in oost en west zijn uitgegroeid tot een symbool van trouw en vreedzaamheid. In Nils Holgerssons underbara resa genom Sverige, het boek dat bedoeld was als schoolse inleiding tot de geografie van Zweden maar tot een klassieker in de kinderliteratuur is uitgegroeid, klinkt dat zo: “En toen kwamen de grijze vogels met pluimen aan de vleugels en met rode veren versierde nekken. De grote vogels met hun lange benen, hun slanke halzen en kleine koppen. Ze kwamen over de berg aanglijden in een geheimzinnige bedwelming. Terwijl ze voortgleden, zwaaiden ze rond, half vliegend, half dansend… Er was iets vreemds, iets wonderlijks in hun dans. Het was alsof grijze schaduwen een spel speelden dat het oog nauwelijks kon volgen. Het was alsof ze dat hadden geleerd van de nevels die boven de eenzame moerassen zweefden. Er was betovering.”
Boven op de heuvel van Tossebergsklätten, in Lagerlöfs universum heet hij Gurlita, waait een strakke wind. Op de toren is het uitzicht over de vallei van Fryken en het langgerekte meer even weids als eindeloos. Het is midzomer: “De heerlijkste tijd van het jaar was aangebroken… Alles hult zich in schoonheid. Zelfs de weg, hoe vuil en stoffig die ook was, werd met bloemen omzoomd, met gele en violette midzomerbloemen, dollekervel en rolklaver.” Geen bladzijde of Lagerlöf bezingt de schoonheid van haar streek, van de wouden en blauwe bergen, de meren en watervallen. Voor haar is het “een van de mooiste landschappen van Zweden”.
Värmland, met de rug tegen de Noorse grens, is een dromerig land van boerderijen en open hemels. Maar is het ook een blauw land zoals ze hardnekkig volhoudt? Ja, want de wouden baden in zo’n waas, lichtblauw, helderblauw of zwartblauw naar het uur van de dag, een blauw weerspiegeld door het water en de frisse lucht. En toch is mijn droombeeld anders: op een avond krijg ik zomaar, onverwacht en kortstondig, de misschien wel mooiste zonsondergang voorgeschoteld die de aarde te bieden heeft. Vooral omdat het een combinatie is van drie kleuren, roze, zwart en zilver. De glinstering van water, woud en hemel in een palet van bloed, inkt en kwik met daar dwars doorheen de rimpeling van een kano en stemmen die wegsterven met de avond, een meer ‘naakt en roze’ in het avondlicht, Van Ostayens Melopee driedimensionaal in kleur.
Iemand speelt een orgelkoraal. Op de oever van een meertje staat de kerk van Gräsmark: apocalyptische schilderingen op het plafond, het houten altaar en de preekstoel overdadig versierd. De elandenprovincie Värmland is natuurland, maar ook een centrum van Zweedse cultuur. In Alster staat het geboortehuis van nationale dichter Gustaf Fröding. Björkborn heet het huis van Alfred Nobel in Karlskoga. Of Värmskog, met het huis van Ericsson, niet de uitvinder van de telefoon maar wel de stamvader van het befaamde telecombedrijf. In Sunne is er het museum van Sundsberg Gård: de woning van Sinclaire uit Gösta Berling, de dominee “die ze de dichter noemen, hoewel hij nooit verzen heeft geschreven”. Zo is Lagerlöf overal, in de dorpen en op de landhuizen uit de streek. Al dragen ze in haar boeken andere namen, iedereen kent ze: Bro is Sunne, Björne staat voor Sundsberg en Björnidet is Torsby.
Voor alles is er Ekeby in de roman Gösta Berling, het verhaal van de aan drank verslaafde en bij de vrouwen geliefde dominee. Aan de overkant van het Fryken-meer ligt Rottneros Park, een bloemen-, kruiden- en monumententuin. Voor Henric Horn Af Åminne heeft het park ook met persoonlijke herinneringen aan de schrijfster te maken: “Mijn grootvader Svante Pahlson heeft het landgoed voor haar met een weids uitzicht verrijkt. Zo is het park een tuin in Versailles-stijl, met een honderdtal sculpturen van vooral Scandinavische beeldhouwers, van Carl Eldh, Carl Milles met de fontein van Orfeus, Eric Grate, Per Hasselberg en Christian Eriksson, met Noorse en IJslandse beeldhouwers, maar ook met een Vlaming en een Fransman uit de zestiende eeuw.” We wandelen door de berkendreef, langs de paviljoenen van de glooiende tuin met uitzichten over meer en heuvels, en langzaam raak ik in de ban van al die beelden, moeders met kind, de dansende nimfen van Orfeus, een meisje op een vis, Mercurius, Diana en de Nike van Samotrace, naakten met namen als krokus, waterlelie of sneeuwklokje, Venus met een appel, moeder aarde en op een zuil twee baltsende kraanvogels.
Achter het klassieke herenhuis, dat model stond voor Ekeby, ligt het Selma Lagerlöf-park, met tussen vurige rozen het beeld van de schrijfster. Ze kijkt uit over het meer van Fryken, “mina drömmars sjö”zoals ze in een gedicht schrijft, het meer van mijn dromen. De heuvels kleuren weerom blauw. In haar handen houdt ze pen en papier, het is mijn laatste beeld van haar. In een weemoedige mijmering neemt ze afscheid van de letteren en haar geliefde Värmland: “Mijn handen beginnen te rimpelen. Als ik ze tegen mijn wang leg, voelt de huid niet meer zo zacht als vroeger. Telkens ik naar hen kijk, is het alsof ik hen hoor zeggen dat ze moe zijn. We hebben al te veel woorden voor jou geschreven, zeggen ze. We worden stijf en stram… O, mijn handen, de avond is zo mooi. De lucht is mild en zacht, vol warmte en vochtigheid. De hemel is een bleekrode sluier over een lange keten van blauwwitte heuvels. In de tuin fonkelt dauw. De bomen rondom vormen muren die her en der oprijzen als gigantische torens. De avond valt en wordt zwaar. Al vlug is er enkel nog een gele begonia die oplicht in het duister. O mijn handen, de schittering van de avond zal jullie diep ontroeren”.
praktisch
* In het spoor van Selma Lagerlöf:
– Mårbacka, het huis van de schrijfster ten zuidoosten van Sunne.
– De beeldentuin van Rottneros Park, langs de westelijke kant van het Fryken-meer.
– Östra Ämtervik, het dorp met het familiegraf.
* Andere bezienswaardigheden:
– De vallei van het Fryken-meer met wouden, heuvels en de Klarälv-rivier, voor wandelingen en boottochten (kano, vlotten).
– Karlstad en het Vänern-meer.
– Torsby en het Finnkulturcentrum, over de Finse immigranten uit de 17de eeuw.
– Töfsingdalens Nationalpark met rijke fauna en flora.
– Het natuurgebied van Glaskogen. Zoektochten naar elanden, bevers en lynxen.
– Karlskoga met het huis van Alfred Nobel.
– Arvika, de ‘spannende museumstad’ met een linnenweverij.
– Bijzondere kerkjes zoals in Södra Råda en Gräsmark.
* Voor alle inlichtingen: Zweden Informatie Centum, Postbus 350, 2400 AJ Alphen a/d Rijn, Nederland, Tel. 0800-74 039, fax 0800-96 063, e-mail: zwedenwerelds.com
Tekst en foto’s Mark Gielen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier