Het laatste taboe
“Is het een jongen of een meisje?” Meestal klinkt op deze vraag trots en ondubbelzinnig: “Een jongen!” of “Een meisje!”. Een minder eenduidig antwoord (“Ik weet het niet!”) lijkt vreemd, maar komt in de praktijk vaker voor dan vermoed. Naar schatting 1,7 tot 4 procent van de bevolking zou fysiek interseksueel zijn. In het onlangs verschenen boek M/V * – * doorhalen wat niet van toepassing is vraagt de Nederlandse schrijfster Karin Spaink aandacht voor deze doodgezwegen groep.
Wat zijn interseksuelen? Naast hermafrodieten, mensen die zowel teelballen als eileiders hebben, zijn dat mensen die in een of andere combinatie fysieke geslachtskenmerken van beide seksen vertonen. Behalve anatomische, kunnen er ook hormonale of genetische eigenschappen zijn die niet passen bij het vooropgestelde plaatje van man of vrouw. Spaink beschrijft uitvoerig wat er zoal aan variaties bestaat en dat is een indrukwekkende lijst. Ze verbaast er zich over dat over dit fenomeen niet gepraat wordt. “Vooral als je bedenkt dat er per miljoen kinderen 1000 het syndroom van Down (mongolisme, jb) hebben en 17.000 interseksueel zijn, is het verschil in aandacht voor het probleem toch opmerkelijk. Die 17.000 zijn nergens aanwezig. We weten meestal niet eens dat ze bestaan. (…) Zwangerschapsboeken noemen ze niet, medische programma’s behandelen ze niet. (…) Het lijkt warempel een authentiek taboe: iets dat de cultuur koste wat het kost verzwijgt.”
In de praktijk wordt van deze kinderen via een operatie en/of hormonenkuur zo vlug mogelijk een jongetje of een meisje gemaakt. Dat moet volgens deskundigen snel gebeuren om de ouders uit hun onzekerheid te halen en hen – en het kind zelf – een trauma te besparen. Ook omdat medisch ingrijpen op jonge leeftijd meer effect heeft dan op latere leeftijd.
Maar Spaink en interseksuelen, die zich inmiddels verenigd hebben, stellen zich vragen bij die praktijk. “Is het wel zo traumatisch om interseksueel te zijn?” vraagt Spaink zich af. Enkele decennia geleden gebeurden dit soort ingrepen niet eens, gewoon omdat de kennis en techniek ervoor ontbraken. Daarnaast wijzen organisaties van interseksuelen erop dat medisch ingrijpen kwalijke gevolgen kan hebben. “Genitaliën worden vaak mismaakt, en veel inmiddels opgegroeide interseksuele mensen melden dat ze er geen of nauwelijks gevoel in hebben.” Bovendien blijkt achteraf dat een aantal onder hen ongelukkig is met de keuze die de artsen indertijd voor hen hebben gemaakt, en liever bij de andere sekse ondergebracht was geweest.
Interseksuelen pleiten er nu voor dat het kind zelf toestemming zou geven voor het behandeld wordt. Omdat ook kinderen die niét behandeld werden, zich later niet goed in hun vel blijken te voelen – onder andere vanwege onze intolerante houding tegenover mensen die sekse-ambigu zijn – pleiten ze ervoor dat onze cultuur “geslacht” ruimer zou interpreteren.
Om dat laatste is het Karin Spaink eigenlijk ook te doen. “De gedachte dat er slechts twee seksen zijn, is fictie”, luidt haar stelling, die ze nog met tal van andere voorbeelden onderbouwt. She-males, bijvoorbeeld, zijn in alle opzichten biologische vrouwen, maar ze hebben mannelijke trekken (een lage stem, brede schouders). Op dezelfde manier bestaan er mannen die uiterlijk heel vrouwelijk zijn. Dat kunnen homoseksuelen zijn, maar dat is niet altijd zo. Evenmin zijn she-males per definitie lesbiennes.
Genderbenders zijn dan weer mensen die er zich op toeleggen de grenzen tussen de seksen te vervagen of de geslachtskenmerken te vermengen. Soms gebeurt dat kunstmatig, soms heeft het alleen met durf te maken – zoals bij die vrouw die haar sikje liet staan. Daarnaast zijn er nog de transseksuelen en de travestieten, die ook weer in allerlei variaties en gradaties voorkomen.
Wie al deze groepen mensen niet naar de marginaliteit duwt, maar ze zoals Spaink centraal stelt, krijgt een andere kijk op de realiteit. En ziet meteen dat de opdeling van de mensheid in man of vrouw een grove vereenvoudiging is. In dit boek wil Karin Spaink zich tegen dit soort simpelheid verzetten, omdat ze vaak aan de basis liggen van dogma’s. Juist door te wijzen op mengvormen en schemergebieden hoopt ze “die moderne dogma’s te ondergraven”.
In de andere essays die in deze bundel zijn opgenomen, hanteert ze eenzelfde aanpak om de gangbare opvattingen over zaken als kinderporno, geweld door vrouwen, of seks op Internet in vraag te stellen. Ook geplogendheden of nieuwe trends in het lesbische milieu worden kritisch onderuitgehaald. Aan stof tot nadenken ontbreekt het achteraf niet.
Liever dan voor simpele theorieën kiest ze voor een cocktailtheorie: “Ik meen dat mensen alles wat er aan seksuele mogelijkheden te bedenken valt, in principe in huis hebben. De mix kan van persoon tot persoon verschillen, en welk ingrediënt de overhand heeft, staat hooguit tijdelijk doch nooit definitief vast.”
Mooi gevonden. Maar voor een geboortekaartje net iets te omslachtig.
Karin Spaink, M/V * – * doorhalen wat niet van toepassing is, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 599 fr.
Jo Blommaert / Tekening Sandra Schrevens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier