De Tafelberg op spaanderplaat. Een Thaise olifant met een gelijmde slurf. De Egyptische drievuldigheid Horus, Isis en Osiris in zo goed als echt albast. Een greep uit het allegaartje souvenirs die ik de afgelopen jaren uit verre buitenlanden naar mijn honk sleepte. Omdat ik niet vies ben van kitsch, maar meer nog omdat ik maar moeilijk ‘nee’ kan zeggen tegen ambulante neringdoeners en aspirant-businesstycoons in wapperende djellaba’s. Hoeveel pareo’s, sarongs en andere wufte wikkels behoeft een vrouw, woonachtig in een gebied met een gematigd zeeklimaat en niet werkzaam als karakterdanseres ? In elk geval minder dan er bij mij thuis in de la liggen. Maar je weet hoe dat gaat : een mens wil de Koningsgraven bezoeken, en de gids sleept je in een rotvaart langs de tombes van de verzamelde Ramsessen, zodat je des te meer tijd in een papyrusfabriekje kunt doorbrengen, en in een bottelarij van exotische parfums. Waar het sinds de Arabische lente doorlopend laagseizoen is bovendien. Daar zit je dan onder dwang honingzoete muntthee te slurpen, waarna je uit pure compassie voor een koker met een opgerolde hemelgodin dokt, of voor een flacon narcotisch jasmijnextract.

Was het maar zo simpel. Want eerst moet er afgedongen worden : een moeizaam proces van loven en bieden waarbij je met de inleving van een method actor afwisselend onverschilligheid (‘Die perkamenten handel kan me gestolen worden’) en verontwaardiging (‘Veertig euro ? Vergeet het, man !’) hoort te veinzen. Laagconjunctuur of niet, wie het spel niet meespeelt, wordt voor een halve zool versleten. Het trio Surinaamse tantes naast het boekenrek ? Dring niet aan, ik beken alles. Vanuit een ooghoek zag ik ze hangen, in de reserve nota bene van een kunstgalerie in Paramaribo. Drie portretjes in overwegend okertinten van ietwat tuttige zussen met kapsels uit de jaren veertig. De kunstenares had duidelijk moeite met ogen en neuzen schilderen, wat niet echt een aanbeveling is als je per se portretten wilt maken. Eén zus, Delia, kijkt een beetje schrikachtig, alsof iemand haar net in de derrière geknepen heeft. “Honderd dollar”, grijnsde de rondborstige verkoopster, die de hebzucht in mijn ogen zag. “Negentig”, deed ik stoer. “Verkocht”, zei de vrouw met ongeloof in de stem, en wenste mij een prettige dag, een fijne terugreis en een algeheel voorspoedig leven toe. De artieste heeft me achteraf nog een kaartje gestuurd. Dat ze blij was dat de tantes goed terechtgekomen waren. Veel waardevoller dan een echtheidscertificaat toch.

LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content