Geluk zit soms in een klein hoekje. Een uitdrukking die vaak wordt gebruikt zonder erbij na te denken. Zeven woorden op een rij, waar je niet bij stilstaat in de race, de onverbiddelijke zoektocht naar het grote, onvergelijkbare, unieke geluk. Hoe komt het, vraag ik me af, dat plots aan wereldberoemde universiteiten als Harvard (zie p. 74) cursussen over hoe je gelukkig wordt, over wat een gelukkig leven is, zoveel succes hebben ? Geluk gedoceerd vanaf het spreekgestoelte, gedissecteerd onder de spots.

Jonge mensen die opgroeien in een wereld waarin ze alles kunnen krijgen wat hun hartje lust, naar elke plek kunnen waarvan ze dromen, gaan geboeid luisteren naar professoren die beweren te weten hoe dat geluk te bereiken via eenvoudige wegen als realistische ambitie, investeren in een stabiele relatie en dankbaarheid om wat je is gegeven. Alles is binnen hun bereik en toch is blijkbaar het besef aanwezig dat álles hebben en álles kunnen doen – de wereld veroveren, macht verwerven, carrière maken – niet per se gelukkig maakt. Het besef lijkt bij hen sterk aanwezig dat geluk je door de vingers kan glippen, wat je ook bereikt, wat je ook met het zuurverdiende geld kunt kopen, waar je ook gaat of staat.

Wie álles heeft, álles heeft gezien, heeft maar weinig ervaring met frustratie. Je kunt je omringen met de mooiste dingen, selectief zijn in wie en wat je tot je leefwereld toelaat. Maar nooit kun je een totale greep krijgen op de mensen rondom je, op de interactie met die mensen. Altijd zijn er onbekende factoren, onverwachte gebeurtenissen die alle mooi uitgestippelde plannen kunnen verstoren, die je dwingen om je zorgvuldig uitgestippelde koers om te gooien. Moeilijk als je zelf de voorwaarden van je geluk dacht te kunnen bepalen.

“Ik ben zo blij dat de wereld steeds in beweging is”, zei Joke Devynck tegen Friedl’ Lesage vanmorgen op de radio. Blij dat niets hetzelfde blijft dus, dat alles voortdurend schuift en verandert. Wijs is dat : rigide voorstellingen van hoe het leven zou moeten zijn, kunnen loslaten en elke dag nieuwsgierig rondkijken. “Geluk is een schaars goed”, schrijft Tom Vandyck verder in dit nummer. En toch zijn we allemaal koortsachtig aan het jagen op die Heilige Graal.

Toch lijkt het mij tegenstrijdig dat studenten opgaan in wetten en regels die hun kansen op geluk kunnen verhogen. Was de jeugd niet altijd die periode waarin je met je kop tegen de muur moest kunnen lopen, je moest verliezen in excessen, alle wijsheid die je ouders en je leraren je proberen voor te houden, moest kunnen negeren ? Ik zou mij kunnen vergissen natuurlijk, want op deze manier ben ik wel eens vaker het geluk misgelopen.

Aan de ene kant heb je tegenwoordig het soort jonge volk dat niets liever wil dan eruitzien als rijke voetballers of popsterren, behangen met goud en glitter. The toast of the town, altijd vooraan op de rode loper en om de paar weken in het gezelschap van een nieuwe blingblingvrouw. De porschocracy noemt Richard Woods die fel bewonderde en beneden categorie iconen in The Sunday Times. Ze gaan blindelings voor het geld en de roem. Met hun avonturen à la Temptation Island vullen de tabloids en de Dag Allemaals van deze wereld hun pagina’s.

Aan de andere kant bestaat er dus een nieuw soort jongmens, dat het geluk wel gaat zoeken waar het te vinden is : in dat kleine hoekje. Minder opwindend, dat wel. Twintig, vijfentwintig is wat jong, denk ik om tot dat besef te komen. Ik geloof ook niet dat wie een rustig voortkabbelende kindertijd heeft gehad, dat zomaar klakkeloos zal aanvaarden. Iedereen wil immers iets anders dan wat hem is voorgedaan door zijn ouders.

Bij de veertigers en dertigers van nu, op de wereld gezet door baby- boomers die de turbulente jaren zestig en zeventig intens hebben beleefd, zou die nieuwe en tegelijk zo oude en evidente geluksleer van mensen als Tal Ben-Shahar weleens kunnen aanslaan.

Tessa Vermeiren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content