Gisteravond sloeg Danny Aiello, de filmacteur, zijn armen om me heen en gaf me twee kussen. “Danny, ik ben van België,” zei ik, “daar zijn we er drie gewoon.” Enthousiast gaf hij me er nog een. Maar ik loop vooruit op mijn verhaal.

Een zwoele maandagavond. Ik wandel van mijn huis tien minuten heuvelafwaarts naar de oever van de baai. Achter mij zakt de zon achter de groene heuvels. Voor mij hangen donkergrijze onweerswolken boven de skyline van Manhattan. Stel u die waterkant niet te idyllisch voor. We zouden terug moeten naar de achttiende eeuw om hier nog een echt mooi plekje te vinden. Wat er nu staat, is een collectie lelijke gebouwen, omzoomd door prikkeldraad. Aan de ingang van het complex houdt een potige bewakingsagente me tegen. “Kan ik u helpen?” vraagt ze. “Ik kom naar de vergadering”, zeg ik. Ze wuift me door. Het is de eerste keer dat ik hier binnenkom, hoewel ik er al twaalf jaar bijna dagelijks passeer. Ik ben in wat we in mijn wijk, Stapleton, de former Home Port noemen. Het onding, dat uitgestrekte gebouwen omvat en pieren, lang genoeg voor Amerika’s grootste oorlogsschepen, werd in 1990 gebouwd voor de Zeemacht. De kostprijs: 160 miljoen dollar. Stapleton was verdeeld over het project. Velen hoopten dat de komst van de Zeemacht onze verpauperde wijk uit het slop zou halen. Een minderheid, onder wie ikzelf, huiverde bij het vooruitzicht van oorlogsschepen uitgerust met kernwapens onder onze slaapkamervensters.

De werken waren nog bezig toen er al geruchten begonnen te circuleren dat de basis wegens bezuinigingen gesloten zou worden. En ze was nog niet open! Vier jaar na de voltooiing was het inderdaad zover. In plaats van met leegstaande stapelhuizen van daarvoor, die tenminste nog onderdak verschaften aan straathonden, junkies en daklozen, zaten we nu opgescheept met supermoderne, lege spookruimten. Wat nu? De stad, de lokale politici en ons buurtcomité The Mud Lane Society maakten ruzie dat horen en zien erbij verging. Gewiekste zakenlui kwamen op onze buurtbijeenkomsten trots blauwdrukken tonen: van een casino, dan van een autorenbaan, daarna van een woon-, park- en winkelcomplex. We joegen ze allemaal op de vlucht.

“Een casino? Geen sprake van”, riepen mijn oudere buren die in 1977 met hand en tand hadden gevochten tegen een plan om de seksindustrie van Staten Island in onze wijk te centraliseren. “Nee, geef ons iets fatsoenlijk. Iets wat het imago van Stapleton weer opkrikt. Een autorenbaan? En het lawaai dan en de luchtvervuiling?” Wie dachten die zakenlui wel dat we waren? “Over ons lijk!” riepen honderden opgewonden buurtbewoners. Het derde voorstel klonk niet slecht: een woondorp, een hotel en een park aan het water waar alle bewoners van onze wijk zouden kunnen van genieten. Maar toen enkele leden van ons comité de plannenmakers voor een volle zaal aan een kruisverhoor onderwierpen, zakte het plan als een pudding in elkaar.

We zijn nu twaalf jaar later en de basis staat nog altijd nutteloos naar ons te gapen. In een van de gebouwen zijn een rechtbank en een politiekantoor ondergebracht. Een ander diende na 11 september als ‘hotel’ voor de Nationale Garde die op de vuilnisbelt van Staten Island hielp zoeken naar menselijke resten in het puin van het WTC. Enkele politici vonden toen dat de basis heropend moest worden om New York te beschermen tegen de terroristen. Gelukkig kregen zij geen bijval.

Vanavond vergadert ons buurtcomité voor het eerst in het hol van de leeuw. We komen met 150 naar het nieuwste voorstel luisteren. De plannenmakers hebben voor een koud buffet gezorgd om ons in de juiste stemming te brengen. Ze zijn met zijn tweeën: filmproducent Robert Dimillia en acteur Danny Aiello. De eerste is een wat verlegen man. “Leg jij het maar uit Danny”, zegt hij. Aiello doet dat met vuur. Hij is het beu dat zoveel Amerikaanse filmmakers naar Canada trekken, omdat het daar goedkoper werken is. Zijn we vergeten dat de wieg van de Amerikaanse filmindustrie in New York stond? “Dit zouden prachtige filmstudio’s kunnen worden”, zegt hij, “gemakkelijk bereikbaar en met parkeerplaats zat.” Hij wijst naar de ontwerpen aan de muur: vijftien filmstudio’s, de grootste geluidsstudio ter wereld, een hotel, een restaurant, een wandelpad langs het water en een watertaxi.

Woody Allen, Robert Altman, Lorraine Bracco van The Sopranos: het zijn maar enkelen van de velen die kwamen kijken en razend enthousiast zijn. Stapleton Studios, zo heet het project, zou tweeduizend werkplaatsen opleveren. Het nodige kapitaal is verzekerd. Het duo lijkt ernstig. De buurtbewoners knikken goedkeurend op de antwoorden die ze op hun vele vragen krijgen. “Nu nog de stad overtuigen”, zegt Danny. “Het volk staat achter je”, roept Cynthia, onze vurige voorzitster die eruitziet als een zigeunerkoningin. Luid applaus. Aiello neemt ons mee voor een rondleiding. Na afloop staat hij erop om alle 150 aanwezigen te bedanken voor onze komst. De mannen krijgen een berenhanddruk, de vrouwen een kus. Ik ben de laatste in de rij.

Jacqueline Goossens, vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content