Het geheime salon van Mr. Dior

In het Maison Dior in Parijs gaan de deuren van het geheime Salon de Monsieur Dior zelden open. Ooit was dit dé plek waar alle defilés plaatsvonden en de meester altijd te vinden was. Het salon werd onlangs gerestaureerd en wij mochten, bij uitzondering, een kijkje nemen.

Het duurt een tijdje vooraleer alle veiligheidscodes zijn ingetikt en we het ‘Salon de Monsieur Dior’ kunnen betreden. De historicus van het huis, Philippe Le Moult, die ruim 38 jaar in de archieven van de couturier snuistert, doet er nog een schepje bovenop : “Er komt echt bijna niemand binnen, behalve natuurlijk monsieur Arnault, die hier wel eens gasten ontvangt en luncht, maar hun namen mag ik niet geven, zoals u zult begrijpen.” Hij is bijna verveeld dat hij de naam heeft laten vallen van de eigenaar van het Maison Dior, Bernard Arnault, bang dat ik hem toch wat info zou ontfutselen. Maar we komen hier om het verleden te bewonderen.

Bernard Arnault is de man die dit salon piekfijn liet herstellen. Het was in de loop der jaren leeggehaald en werd enkel nog als stapelruimte gebruikt. Hij weet drommels goed dat dit verlaten salon de mythische plek is waar de saga van Dior begon. Daarom liet hij het een viertal jaar geleden restaureren en opnieuw aankleden door de vermaarde New Yorkse decorateur Peter Marino.

FRANSE SMAAK

Het salon ziet er behoorlijk klassiek en zelfs ietwat oubollig uit. Ook toen Dior in 1947 zijn modehuis opende, was het helemaal niet avant-garde of vernieuwend van vormgeving, maar dat was net de bedoeling. De jaren ’40 waren in Europa trouwens niet baanbrekend op het vlak van design en architectuur. Maar Christian Dior, een man met een neus voor zaken, schatte het profiel van zijn doelgroep prima in. Hij wist dat hij moest opstarten in een statig herenhuis met veel Parijse grandeur. Deze klassieke stijl, ook le gout français genoemd, was al ruim een halve eeuw in de mode bij de beau monde en kent overigens nu een heropleving, want wel meer decorateurs richten opnieuw salons in met marmeren schoorsteenmantels, spiegels, veel stucwerk, porselein en typisch Franse meubels. Dior wilde zijn collectie slijten aan de happy few, aldus Philippe Le Moult. Hij wilde de vijftien rijkste vrouwen van de wereld kleden. Daarom was hij zo gelukkig toen hij dit pand aan de Avenue Montaigne kon huren. Het ligt ongeveer tegenover het hotel Plaza, waar dit soort dames nog steeds logeert. Samen met de Ritz was dit de plek waar je grote vissen kon verschalken. Net na de Tweede Wereldoorlog reisden immers heel wat Amerikaanse miljardairs door Europa. Als je Diors biografie leest, merk je hoe hij het hele concept van zijn zaak al op voorhand had bedacht. Dat verklaart waarom hij, toen hij eind 1946 de kans kreeg om het huis uit te bouwen, alles in amper enkele maanden gerealiseerd was, van de aankleding van het pand tot het ontwerpen en produceren van de eerste collectie.

MEER LEVENS

“Christian Dior werd pas laat couturier, daarvoor had hij al enkele levens geleid”, legt Philippe Le Moult uit. Dior (1905 – 1957) kwam uit een familie van industriëlen die de beroemde Lessive Saint-Marc op de markt brachten. Als twintiger hing hij rond in de artistieke scène van Parijs. De dichters Max Jacob en Jean Cocteau werden zijn boezemvrienden. In ’28, amper 23 jaar oud, startte hij met een vriend een kunstgalerie. Korte tijd later stapte hij over naar een andere galerie. Hij werd kunsthandelaar en exposeerde grote namen als Picasso, Braque, Matisse en Dufy, en ook de illustrator en decorbouwer Christian Bérard. Hij raakte in de ban van het surrealisme en stelde trouwens het beroemde werk Les montres molles van Dalí tentoon. In ’31 verloor zijn vader het familiefortuin en door de financiële crisis moest hij in ’34 zijn galerie met veel pijn in het hart sluiten. “Mijn familie had beter zijn centen in mijn tableaus gestoken, dan waren we rijk geweest”, vertelde hij later aan vrienden. Dat klopt, maar dan had Dior het vermoedelijk nooit tot mode- koning geschopt.

In de jaren ’30 zag hij zwarte sneeuw en kon hij enkel door zijn creatieve gedrevenheid overleven. Hij verdiende zijn kostje als illustrator en ontwierp theaterkostuums. Tegelijk slaagde hij erin om schetsen te verkopen aan grote modehuizen als Nina Ricci, Balenciaga en Schiaparelli. In ’38 mocht hij werken als ontwerper bij de grote couturier Robert Piguet : dat was zijn eerste echte stap in de modewereld. In ’41 trad hij binnen bij Lucien Lelong, een van de belangrijkste ontwerpers van Parijs, en in ’45 ontmoette hij textielbaron Marcel Boussac, die hij kon overtuigen om samen met hem een modehuis op te richten. Van toen af aan ging het bliksemsnel, amper een paar maanden later ging de zaak van start.

DIETRICH

Het pand werd een bijenkorf. Het salon op de eerste verdieping was het kroonstuk waar klanten werden ontvangen en de defilés plaatsvonden. Dior hield alle touwtjes in handen, had oog voor elk detail en zeker voor de stijl van de ontvangstruimte, die er niet modern mocht uitzien. Dat was aanvankelijk een probleem. Dior vond geen geschikte decorateur, omdat de ontwerpers uit zijn vriendenkring te hip waren. Uiteindelijk viel hij terug op een oude kennis die hij tijdens de oorlog had ontmoet in Cannes, Victor Grandpierre, die een deftig Louis XVI-decor kon bouwen dat uit de Plaza of de Ritz geplukt leek. Grandpierre werkte later nog samen met Jacques Grange voor YSL. Dior wist dat die statige Louis XVI-stijl niet alleen de status van zijn couturehuis opwaardeerde, maar hij hield ook persoonlijk van alle kunst en oudheden uit de tijd van Voltaire.

“Op oude foto’s zie je het salon in volle glorie, met veel stoelen en zetels waarlangs de modellen flaneerden”, legt Philippe Le Moult uit. “Je zou eens moeten weten wie hier allemaal gezeten heeft ! Marlene Dietrich zat altijd op de eerste rij, samen met Rita Hayworth, Lauren Bacall en natuurlijk ook Humphrey Bogart die hier sigaretten rookte, wat toen iedereen deed, ook de mannequins. We hebben trouwens de oude kristallen asbakken van toen op zolder gevonden, maar niet teruggeplaatst.”

Na het overlijden van Dior in 1957 werd het salon nog een paar jaar gebruikt voor defilés. “Tot het op een dag gesloten en leeggehaald werd. En dan enkele jaren geleden werd hersteld en opnieuw gestoffeerd. Wat een hele klus was, want veel meubels en objecten leken spoorloos verdwenen”, vertel Philippe Le Moult. In de New Yorkse Diorboetiek vond men de oude kristallen kroonluchter terug. Ook het bureau waaraan Dior werkte en zijn stoel kwamen tevoorschijn en staan hier nu te pronk. Niet alles stond hier vroeger. “De restauratie gebeurde door Peter Marino die samen met de eigenaar enkele antiquairs op pad stuurde om in de handel allerlei meubels en objecten te zoeken. Want we beschikken over veel foto’s en weten dus exact wat er was en waar het stond”, aldus de historicus.

Het resultaat ziet er heel authentiek uit, met inbegrip van het sierlijke achttiende-eeuwse meubilair waar de meester zo tuk op was. “Hier en daar ontdek je wat symboliek, Dior was er weg van, zoals het cijfer 8 dat rechtop een zandloper is en liggend de oneindigheid symboliseert. Je vindt het op het antieke tapijt. Maar niet alles is reconstructie. Peter Marino ontwierp de gordijnen waarop hij schelpjes liet naaien uit Granville. Er kwam ook een tafeltje van François-Xavier en Claude Lalanne. Dat stond hier dus vroeger niet, maar François-Xavier werkte in de jaren ’50 nog als etalagist voor Dior. Er is dus een link en ze hebben elkaar ontmoet.” Er staat ook een bijzettafeltje van Philippe Hiquily die in het begin van de jaren ’50 ook in het Parijse artistieke circuit van Dior zat. In de dineerkamer naast het salon hangen werken van Bernard Buffet en vooral van Diors goede vriend Christian Bérard, met wie hij voor decors soms samenwerkte en die tevens zijn klankbord was, aan wie hij dus vroeg of alles goed zat. “Het is ook voor mij een belevenis om in dit historische salon rond te lopen. Ik ben heus niet de enige die soms de indruk heeft dat monsieur Dior hier zo zou kunnen binnenstappen. Maar misschien komt dat ook wel doordat ik altijd in de archieven snuister en hem bijna dagelijks ontmoet”, aldus de huishistoricus.

Door Piet Swimberghe & Foto’s Robert Polidori for Dior

“Marlene Dietrich zat hier altijd op de eerste rij, samen met Rita Hayworth” Historicus Philippe Le Moult

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content