Het eilandgevoel van Barbara Bui

In haar modeontwerpen balanceert Barbara Bui tussen oosterse sereniteit en design met een visie. Ook privé combineert zij graag vertrouwde elementen met verrassend futurisme. In haar villa, op een eilandje niet ver van Parijs, heeft zij ruimte genoeg om met die twee elementen te experimenteren.

Op een kwartier rijden van het Parijse stadscentrum ligt Nogent sur Marne, een typische banlieue voor de gegoede klasse: eengezinswoningen, omringd door kleine tuintjes waarin stokrozen een prominente plaats innemen, afgewisseld door kleine, peperdure appartementsgebouwen die niets gemeen hebben met de grote buildings waarin Frankrijk zijn (gast)arbeidersklasse meent te moeten herbergen. Aan het einde van een met dergelijke pittoreske woningen omringde laan staan we aan de oever van de Marne. Aan de overkant van de hier ruim vijfentwintig meter brede rivier ontwaren we tussen de overdadige begroeiing enkele villa’s én mode-ontwerpster Barbara Bui, die komt aangetuft in haar bootje om ons met al onze apparatuur veilig naar de overkant te brengen. Althans, dat hopen we, want de boot ziet er enigzins wankel en glibberig uit. Barbara lacht als ze mijn aarzeling bemerkt: “Zelfs mijn gietijzeren fornuis van La Cornue, dat toch zeker enkele honderden kilo’s weegt, is met dit bootje veilig bij mij thuis geraakt. Het bootje is twintig jaar geleden gemaakt door mijn buurman – een gepensioneerde architect -, en er is nog nooit een ongeluk mee gebeurd.” Oef.

Eenmaal veilig op het eiland valt pas goed op hoe groot het huis is: onder het puntdak zitten drie verdiepingen, over de gehele breedte van de eerste verdieping loopt bovendien nog een fraai balkon en de grote ramen vergroten het gevoel van ruimte nog. Bovendien bevindt zich achterin de enorme tuin naast het zwembad een houten chalet, dat veel wegheeft van een Russische datcha; hier logeren de gasten en wordt in de winter het tuinmateriaal opgeborgen.

Hoe haalt een mens het in ’s hemelsnaam in zijn hoofd om op een eiland te gaan wonen dat je enkel per boot kunt bereiken?

Barbara Bui ( lachend): “Dat was voor mij nu juist het allerleukste aan dit huis! Zes jaar geleden woonde ik met mijn man nog in een appartement in het centrum van Parijs, maar omdat ik dat op de duur te stresserend vond, zochten we iets rustigers en iets groters, want ik wilde voortaan ook thuis kunnen werken. Toevallig zag ik een foto van dit huis in de krant en ik wilde wel eens zien of het in het echt ook zo mooi was. En ja hoor, coup de foudre! Vooral die overzetboot heeft mijn hart gestolen: vanaf het moment dat ik daarin stap, stap ik Parijs uit. Ook het chalet achterin de tuin vond ik schattig, het was lente, de populieren verloren hun blaadjes zodat het leek alsof het sneeuwde… Ik had het gevoel dat ik in een Fellini-film terecht was gekomen, zo schitterend. Op het eiland staan slechts tien huizen en vroeger was dit een belangrijke plek voor de impressionisten; Monet kwam hier vaak schilderen. Toen mensen pas vakantie kregen, kwamen ze met de trein een dagje hierheen: ze zwommen in de rivier, aten op één van de vele restaurantbootjes… precies Un Dimanche à la campagne. Hier voel ik me altijd een beetje op vakantie. De modewereld is zo stressy en hysterisch, terwijl het hier rustig en normaal is, en ik de seizoenswisselingen kan volgen. Als kind verbleef ik vaak in het buitenhuis van mijn ouders in Bretagne en in ons oude appartement miste ik altijd iets essentieels.”

Barbara Bui en haar man wilden niets aan de volumes van het huis veranderen, maar waren toch ruim een jaar bezig met het leggen van nieuwe vloeren en hedendaagse elektriciteitsvoorzieningen, het overschilderen van muren en plafonds en het aanbrengen van persoonlijke details. Barbara Bui: “Ik heb vooral gewerkt op materialen, zoals ik dat ook in mijn ontwerpen doe. Voor mij moest dit huis echt, sterk en simpel worden: de vloeren zijn gemaakt van recuperatie-tegels, de keukentegeltjes komen uit Portugal, de houten tafels zijn al heel oud… Alles moet de indruk geven dat het altijd al zo geweest is, natuurlijk en eerlijk. Je vindt hier nu geen beige of andere depressieve tinten meer, maar een opgewekte, mediterrane sfeer. In het begin was ik wel een beetje bang, omdat de dimensies bij het inrichten van een huis uiteraard veel groter zijn dan wanneer je een broek of een T-shirt tekent. “

Het gelijkvloers wordt volledig ingenomen door de eetkamer en de aanpalende open keuken, waar gekookt wordt met zicht op de rivier. Bui: “Hier wordt geleefd en komt iedereen samen. Daarom heb ik de keuken ook bewust aan de voorkant van het huis gesitueerd, met uitzicht op de Marne. Aan het einde van de avond ga ik soms met mijn gasten naar de echte woonkamer op de eerste verdieping, maar in de praktijk blijven we meestal hier hangen. In feite vind ik een living te burgerlijk en te showy. Het is idioot om daar mensen te ontvangen, tenslotte staan we aan de vooravond van de 21ste eeuw.”

Opvallend is de mix van oosterse en design meubels en ook dàt was een bewuste keuze van Barbara: “Ik houd van die mengeling tussen oud en nieuw. Mijn oosterse stukken komen voor het grootste deel uit China en India en zijn echt antiek. Geen nagemaakte dingen. Voor mij moet het ofwel antiek zijn, ofwel hedendaags design – als het maar om originele, authentieke ontwerpen gaat. Ik hààt kopieën. Voor mij heeft alles met kwaliteit te maken: kleding, interieur, muziek, film, literatuur, maar bijvoorbeeld ook eten. Zo haal ik vrijwel alles op de markt en zal ik nooit boodschappen doen in de supermarkt. Ik koop liever weinig dan slechte kwaliteit.”

De werkkamer van Barbara Bui ligt op de eerste verdieping, ook weer met uitzicht over het water. Vooral de ebbenhouten tafel op metalen console en de bijpassende stoel van Pucci di Rossi springen direct in het oog. Hier tekent Barbara haar collecties, en vooral ’s nachts, als het donker en stil is, is dit haar favoriete plek in huis. In de slaapkamer, met in het dak ramen die openen naar de hemel en vlakbij het bed een in de vloer ingewerkt bubbelbad, komt de ontwerpster letterlijk en figuurlijk tot rust: de ruimte straalt een Zen-achtige sfeer uit. Ze is bijzonder open opgevat en ontdaan van elk overbodig element. Bui: “Ik hoef me niet te beschermen met 1001 spulletjes. Ik hou van grote, lege ruimtes. Anderzijds hebben kleine volle kamertjes zoals mijn bibliotheek ook hun charme. Toch zal ik nooit te veel spullen in een kamer zetten, omdat ik dan al snel het gevoel heb dat ik geen lucht meer krijg. Ik ben heel claustrofobisch. Gelukkig is er rondom het huis veel buiten ( lacht). In de stad heb je dat gevoel niet, daar kijk je altijd wel tegen één of andere gevel aan.”

We kunnen ons indenken dat deze omgeving heel inspirerend werkt op haar modecollecties. Wat is voor Barbara Bui de link tussen mode en interieur? “Voor mij is dat vooral de culturele link tussen verleden en heden. Alles heeft met elkaar te maken… Zo combineer ik bijvoorbeeld hoogtechnologische materalen met klassieke stoffen zoals flanel of leder… Het spirituele is belangrijk, maar ook het sensuele. Dat geldt voor je huis net zo goed als voor je kleding. Beide zijn niet enkel gemaakt om naar te kijken, maar vooral om met plezier te gebruiken. Het moet comfortabel en functioneel zijn, en een deel van jezelf worden. Functie komt bij mij altijd voor de vorm en op die basis probeer ik te werken, al is het alleen maar uit respect voor mijn klanten. Weet je wat ik heel frustrerend vind? Dat je mijn kleren niet kunt aanraken tijdens een defilé! Materialenonderzoek maakt zo’n groot deel van mijn werk uit, maar op een defilé gaat dat helemaal verloren. Zowel in mijn mode als in mijn interieur probeer ik trends te omzeilen en vooral geen kopieën te maken. Natuurlijk, in een wereldstad als Parijs kan je niet om bepaalde tendensen heenkijken. Dat heeft uiteraard invloed op mijn ontwerpen en op de inrichting van mijn huis, maar dan vertaal ik het wél op mijn manier. Bij interieurs gaan trends trouwens veel trager dan in de modewereld. In de jaren ’80 waren zwart en metaal dé interieurtrends, maar ik wílde helemaal geen zwart in mijn huis. Kleur was in het begin van de jaren negentig nog bijna nergens te vinden, maar op één of andere manier is het me toch gelukt: ik heb niéts zwarts in huis, met uitzondering van de televisie; die vind je moeilijk in een andere kleur die ook nog eens mooi is. Dé oplossing zou natuurlijk zijn zelf interieurspulletjes zoals objecten en bedlinnen te gaan ontwerpen… Ik ben er zeker van dat dat er in de komende jaren van gaat komen.”

Minstens zo mooi als Barbara’s villa is de enorme tuin – in feite een klein park – die volstaat met deels verwilderde bomen, struiken, bloemen en planten. Het doet sterk denken aan de film My secret garden, en je kunt hier rustig urenlang lopen dromen en fantaseren. Barbara Bui: “De laatste tijd ben ik mij steeds meer gaan interesseren voor de tuin en de cultuur die daarbij hoort en ik lees er alles over wat ik te pakken kan krijgen: tuinbladen, boeken over horticultuur en planten, kunstboeken over tuinen… Die hele tuincultuur dreigde een beetje te verdwijnen, maar is nu gelukkig aan een come-back toe. Het summum van esthetiek is natuurlijk de Japanse tuin, die is gecreëerd door de mens met levende materialen die spiritualiteit uitstralen. Voor mij zijn dergelijke tuinen net zo belangrijk als al die statische monumenten waar architecten zo trots op zijn.”

Productie, interview en styling Ninette Murk / Foto’s Verne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content