Het dossier La Grande Dame

Paul Verbraeken

?Ik geloof dat, algemeen gesproken (en wat men daar ook over beweert) het geheugen idealiseert, dat wil zeggen een keuze maakt. Maar misschien dat het oog ook idealiseert ? Let eens op onze verbazing bij het zien van een fotoafdruk. Het is nooit precies dát wat we gezien hebben.?

(Gustave Flaubert aan Hippolyte Taine, eind november 1866)

Het spijt me dat ik je wat heb gebruskeerd,? zei Dupin toen we beiden uitgehijgd waren. We hadden ons de ziel uit het lijf gerend om de eerste trein naar Straatsburg te halen. ?Maar als Edouard zo’n alarmerende toon aanslaat dienen we snel te handelen. Gewoonlijk is de man de rust zelve.?

Hij liet me het telegram lezen dat hij de vorige avond had ontvangen.

?Reims, 24 november 1866, 21.30 uur. Bestemmeling Monsieur C. Auguste Dupin, Boulevard R. Lenoir 8, Parijs.

Beste Auguste, Nicole Barbe vandaag om 14 uur overleden. Toekomst bedrijf in gedrang. Onverwachte ontwikkeling. Verwacht je morgen omstreeks middaguur in Boursault. Wanhopige groeten, Edouard Werlé.?

Dupins relatie met Werlé ging meer dan een kwart eeuw terug. Die verbleef toen in Parijs om met zijn persoonlijke kapitaal Nicole Clicquot Posardins champagnebedrijf te redden van de ondergang waarin het faillissement van haar bank het dreigde te storten. De weduwe Clicquot, die dat nieuws enkele tijd later vernam, bevorderde hem uit dankbaarheid tot haar vennoot en vertrouwde hem de dagelijkse leiding over het Huis toe. In welke omstandigheden Dupin en Werlé mekaar in Parijs hadden ontmoet en hoe ze bevriend raakten, kon ik nooit achterhalen, maar sinds hun kennismaking ging het financieel en moreel bergop met mijn begaafde vriend. En sindsdien ontmoetten ze mekaar minstens tweemaal per jaar, soms in Reims, soms in Parijs.

De trein volgde het kronkelende dal van de Marne en naarmate we vorderden werd het landschap heuvelachtiger. Om vijf voor twaalf arriveerden we in het kleine station van Damery-Boursault, waar een rijtuig ons opwachtte. Een rit van amper tien minuten bracht ons naar het domein van La Grande Dame, de weduwe Clicquot Ponsardin. Werlé stond op het bordes van de hoofdingang. Hij zag er inderdaad vertwijfeld uit, groeven van vermoeidheid en spanning tekenden zijn gezicht.

?Auguste, ik ben zeer opgelucht je te zien. Alsmede u meneer?, zei hij ietwat plechtstatig en hij boog lichtjes het hoofd in mijn richting. ?Sta mij toe u voor te gaan naar het salon.?

We gingen via de ruime inkomhal en de imposante witmarmeren trap naar de eerste etage waar Werlé ons een gezellige kamer met grote ramen en comfortabel ogende fauteils binnenleidde. Boven de open haard hing het portret van Veuve Clicquot, die ons met een vriendelijke, enigszins spottende blik aankeek. Rond de lijst hingen zwarte rouwlinten. Werlé keek op naar het schilderij en zuchtte : ?Een merkwaardige vrouw… in alle opzichten.?

?Beste Auguste, je weet dat ik nooit op deze manier zou handelen indien het niet echt een noodgeval betrof, daarvoor kennen we mekaar lang en goed genoeg. Deze brief werd mij gisteren ongeveer twee uur na het overlijden van Nicole Barbe bezorgd door een klerk van maître Krug, haar notaris.? Hij haalde een papier uit zijn vestzak en las hardop :

?Beste Edouard,

Het schrijven van deze brief is mij niet licht gevallen. Ik besef ten volle wat ik je aandoe. Uiteraard is het mijn bekommernis om het huis waaraan ik al mijn energie en verstand heb besteed in de beste handen achter te laten. Ongetwijfeld zijn dat de jouwe. Dat heb ik op meer dan één vlak mogen ervaren. (Bij het voorlezen van deze zin verscheen er een lichte blos op Werlés wangen). Het zou dus van goed beheer mijnentwege getuigen, indien ik je mijn helft van het Huis naliet en jou tot enige en volle eigenaar zou maken.

Maar jij weet beter dan wie ook dat ik gedurende tientallen jaren verscheurd ben geweest tussen de zakelijke belangen van dit Huis en de liefde voor mijn dochter. Met alle financiële risico’s die deze liefde inhoudt. Het spreekt vanzelf dat het kasteeldomein en mijn roerend vermogen aan haar worden nagelaten. Voor wat betreft mijn aandeel in het Huis aarzel ik tussen jou, mijn loyale en competente vriend, en mijn dochter. Aangezien ik niet kan beslissen, zal ik het laten afhangen van jouw scherpzinnigheid en Gods wil. Ziehier de proef waaraan ik je onderwerp : ik heb aan maître Krug opgedragen om daags na mijn overlijden om 17 uur mijn testament te openen en voor te lezen. Daarin wordt gestipuleerd dat mijn gehele bezit aan mijn dochter wordt overgemaakt.

Maar indien je niet verdwaalt in Citogne, ligt, deo volente, een nieuw testament binnen handbereik. Het bepaalt dat mijn aandeel in het Huis aan jou toekomt. Maar het vermeldt ook dat het slechts geldt tot op het ogenblik dat het eerste voorgelezen wordt.

Vaarwel mijn vriend. Bid voor mijn ziel.

Nicole Barbe Clicquot Ponsardin.

Even bleef het stil.

?Een macabere grap?, zei Dupin, terwijl hij verwijtend naar het portret van de weduwe keek. ?Ik veronderstel dat je de zaak ernstig neemt anders zou je mijn hulp niet hebben gevraagd. Een vraagje : wat bedoelt ze met ?alle financiële risico’s die deze liefde inhoudt?, en waarom komt volgens jou het voortbestaan van het Huis in het gedrang ??

?Een delicate zaak.? Werlé aarzelde even. ?Je weet dat Clementine, haar dochter, gehuwd is met graaf Louis de Chevigné… Ik zal je de details besparen, maar het komt erop neer dat de man een losbol en een compulsieve gokker is. Indien hij medezeggenschap krijgt over de commerciële aangelegenheden vrees ik het ergste.?

?Ik begrijp het. Terzake dan maar. Waar ligt Citogne ergens ??

?Dat is het nu net. Ik heb gisteren uitgebreid navraag gedaan en opzoekingen laten verrichten : er bestaat helemaal geen plaats met die naam, laat staan dat ik er zou kunnen verdwalen !?

?Dat dacht ik al.? Dupin keek vergenoegd naar de pendule op de schoorsteenmantel. ?Het is nu tien voor één. Het tweede testament dient ten laatste om vijf uur aan maître Krug overhandigd te worden. Hoe lang heb je nodig om van hier naar Reims te rijden ??

?Als ik mijn paard afjakker iets minder dan twee uur.?

?Dat geeft mij maar iets méér dan twee uur om de zaak te klaren.?

Blijkbaar stond het voor Dupin al vast dat hij de oplossing zou vinden.

Werlé vroeg of hij ergens mee kon helpen.

?Momenteel niet. Ik ga alle elementen rustig overwegen. Mag ik de brief ??

?Dan ga ik maar. Je kan me vinden in haar slaapkamer. Men haalt straks het lichaam op om het te kisten en naar Reims te brengen. Ik wil nu nog wat bij haar zijn.?

?Voorwaar een trouwe vriend?, zei Dupin toen Werlé de kamer uit was. ?Na zo’n rotstreek zou ik zelfs haar lijk niet meer willen bekijken.?

Zoals elk genie had ook mijn vriend zijn vulgaire kantjes.

Hij ging in een fauteuil bij het haardvuur zitten, herlas het epistel een paar maal, en sloot zijn ogen. Na enkele minuten vertraagde zijn ademhaling. Net toen ik zelf wat begon in te dommelen, zei hij bijna achteloos : ?Als Citogne geen stad of dorp is, verwijst het woord waarschijnlijk slechts naar zichzelf.?

Ik keek hem niet begrijpend aan.

?Hoe bedoel je, ?naar zichzelf? ??

?Het is een anagram, een letterkeer. Als we niet verdwalen vinden we het sleutelwoord.?

?Dan moeten we dus om te beginnen alle combinaties opschrijven?, zei ik enthousiast.

?Permutaties zal je bedoelen. En in een woord van zeven letters waarvan er geen twee dezelfde zijn, betekent dat welgeteld 5040 mogelijkheden. Tegen de tijd dat je die allemaal op papier hebt, zit onze vriend de Chevigné reeds in het casino. Het gaat veel sneller als je ze hier laat voorbijflitsen.? En hij tikte met zijn wijsvinger tegen zijn slaap.

Ik wist uiteraard dat Dupin een meesterlijke snelschaker was, maar ik twijfelde toch aan de doeltreffendheid van die methode.

?Kan je dat wel aan, Auguste ?? probeerde ik voorzichtig. Hij bekeek me alsof hij een kleuter monsterde.

Hij schokschouderde en nam dat didactische toontje aan, waarvoor ik zo beducht was : ?We beschikken nog over enkele andere elementen die ons helpen : de nadrukkelijke en dubbele verwijzing naar God en de mededeling dat de oplossing binnen handbereik ligt. Als we die combineren met de permutaties wordt het een stuk makkelijker.?

Ten eerste leek het tegendeel me waar, ten tweede werd ik geheel ontmoedigd door zijn gebruik van het voornaamwoord ?we?. Ik besloot hem met rust te laten en de permutaties toch maar op te schrijven. Na meer dan een uur ingespannen arbeid had ik stijve vingers en een lijst van vierhonderd woorden, waarvan het ene al belachelijker leek dan het andere. Dupin was ondertussen opnieuw in een lethargische toestand verzonken, maar op het moment dat ik ?CNTGOIE? opschreef, kwam hij langzaam recht in zijn zetel.

Hij liep de gang in, met mij achter zich aan, en gebood een verschrikte bediende hem de kamer van de afgestorvene te wijzen. Toen hij het slaapvertrek betrad en het opgebaarde lichaam zag, lachte hij eventjes. Hij negeerde de in zichzelf gekeerde Werlé, stapte naar het bed en haalde met enige moeite een boek, een bijbel of een missaal uit de gevouwen handen van de weduwe. Werlé, die door die weinig eerbiedige operatie uit zijn meditatie was gerukt, protesteerde zachtjes. Maar zijn protest verstomde toen Dupin het boek opende op de plaats die door een leeslintje werd gemarkeerd. Een dun vel papier kwam tevoorschijn. Zonder het te lezen gaf Dupin het aan zijn vriend, die er een vluchtige blik op wierp en zonder een woord te spreken de kamer uitrende.

?Het lastige stukje van de puzzel was het sleutelwoord?, zei Dupin toen we de volgende morgen in de trein zaten. Werlé had erop aangedrongen dat we nog enige dagen in zijn statige woning in Reims zouden verblijven maar Dupin wou onbedingd terug naar Parijs. ?Er waren nauwelijks aanknopingspunten. Maar terwijl ik zat te denken eigenlijk was ik een beetje ingedommeld drong het portret boven de haard zich steeds aan mij op. Ik heb de weduwe nooit ontmoet en het was dan ook mijn eerste kennismaking met die sluwe vrouw. Ik herinnerde mij dat Werlé me had geschreven hoe fier ze was, dat een beroemde kunstenaar als Léon Cogniet haar wilde schilderen. En je merkt natuurlijk onmiddellijk dat Cogniet een anagram is van Citogne.

Vanaf dat moment was het kinderspel. Mevrouw Clicquot is zittend afgebeeld met een opengeslagen boek op schoot, haar bijbel. Gods wil, deo volente. Haar linkerhand rust op het boek en houdt het lichtblauwe leeslintje vast. De oplossing ligt binnen handbereik.

Maar het mooie is wel dat het nieuwe testament in het Oude zat verstopt, uitgerekend op de plaats waar je Sefanja 1.12 en 13 kan lezen : In die tijd zal ik Jeruzalem met fakkels doorzoeken en zal ik de mannen bestraffen die op zijn droesem dik geworden wijn gelijken, en die in hun hart zeggen : Jahwe doet goed noch kwaad ! Dan worden hun bezittingen geroofd en hun huizen verwoest. Ze bouwen huizen, maar zullen er niet in wonen ; ze planten wijngaarden, maar zullen er de wijn niet van drinken.?

Dupin zweeg een hele tijd en keek uit het raam naar de voorbijglijdende hellingen met hun bijna naakte wijnranken. Onder de wolkenloze novemberhemel waren hier en daar boeren met het snoeiwerk bezig.

Hij huiverde even en zei nauwelijks hoorbaar : ?Vloeibaar goud. Ik denk dat we een strenge winter krijgen.?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content