HET BROZE HIPPIEKIND
Voor de tweewekelijkse reeks De lange mars portretteren journaliste Elke Lahousse en fotografe Eva Vermandel mensen die van ver komen. Mensen van ginder en mensen van hier die mentaal, fysiek, in hun carrière of in afstand een hele weg hebben afgelegd. Verhalen over de dingen die een mens onderweg meedraagt. – Ze is amper 24, maar haar autobiografie is al geschreven. Met ‘Medea en ik’ is Feline Minne zelfs genomineerd voor de Bronzen Uil. Opmerkelijk, voor iemand die geen literaire ambities heeft. “Ik ben in de eerste plaats kunstenares, maar er zat één boek in mij. Over mijn jeugd, die was nogal raar. Mijn meest normale herinnering dateert van toen ik twee was.”
Ik logeer momenteel bij mijn moeder in Melle”, liet Feline Minne daags voordien weten. “Als je voor de poort van het huis staat, bel dan aan bij Carl De Keyzer. Dé fotograaf, ja. Hij is de vriend van mijn mama. Hun huis, een wit kasteeltje, ligt achter een wildernis van struiken. Als je een schamele auto met Britse nummerplaat ziet staan, heb je de voordeur gevonden.”
Een dag later rijd ik door het groene Melle, voorbij het kasteel van Kwatrecht, ook wel bekend als kasteel de Bueren, woonst van kunstenaar Wim Delvoye. Het huis waar Feline Minne logeert, ligt wat verderop en heeft iets weg van een bescheiden zomerverblijf in empirestijl. De poort gaat open en ik volg de oprijlaan tot aan een grijze wagen met halflekke achterband en Britse nummerplaat. Een meisje in petrolblauwe zomerjurk zwaait de voordeur open. “Hallo, ik ben Feline !”, zegt ze, met een Gents accent.
Ze neemt me mee door de woonkamer naar de keuken, waar ze het koffieapparaat aanzet en twee koppen vult. We gaan in de tuin zitten, waar haar moeder, voormalig fotomodel Eva Rossie, wat bladeren bij elkaar harkt rond het zwembad. “Stoort het als ik nog even doorwerk ?”, vraagt ze. “Ik zal me op de achtergrond houden.”
Het heeft iets weg van een scène uit Gilmore Girls, hoe moeder en dochter zich gedragen in elkaars aanwezigheid. Meer als twee zussen, niet echt als ouder en kind. Ondertussen rommelt Magnum- fotograaf Carl De Keyzer – “de allerbeste stiefvader” – binnenshuis in zijn werk- kamer. Maar wie Medea en ik gelezen heeft, weet dat het gemoedelijke tafereel dat zich vandaag in de tuin en het huis afspeelt eerder uitzonderlijk is. Jarenlang leefden moeder en dochter niet eens onder hetzelfde dak. Lange tijd was er geen vaderfiguur.
Medea en ik, sinds anderhalve maand in de handel, is het autobiografische verhaal van de 24-jarige Feline Minne die opgroeide bij haar grootouders, in een egoïstisch en ontspoord hippiemilieu. Het verhaal begint wanneer Minne op haar vijfde ontvoerd wordt door haar vader, ‘de verwekker’, die haar oppikt om een ijsje te eten, maar haar kidnapt naar een berghut in Frankrijk. Vier pagina’s later, nadat haar vader opgepakt is door de politie, gaat de kleine Feline bij haar grootouders wonen. Haar moeder heeft een drukke carrière als fotomodel voor zowat alle Belgische vrouwenbladen, van Marie Claire tot Goed Gevoel, en kan haar dochter enkel in het weekend zien.
Maar op de boerderij in Gavere waar Feline Minne terechtkomt, gaat het er behoorlijk bizar aan toe. Al snel krijgt het waargebeurde verhaal een rare wending, bij momenten zo vreemd dat het fictie lijkt. Haar opa gelooft in elfjes en doet aan healing. “Hem verwijt ik niets. Opa is prettig gestoord, maar ik hou van hem. Het was zijn vrouw die problemen creëerde.” Haar oma, Medea, heeft veel weg van een heks. Ze belt een exorcist op wanneer Feline niet naar klassieke muziek wil luisteren, en maakt het meisje wijs dat haar afwezige moeder een terroriste is, een hoer, een pornomodel. De brieven die Eva Rossie aan haar dochter Feline schrijft en de modebladen die ze opstuurt met haar shoots in, verstopt oma Medea op zolder. “Ze deed allerlei rituelen met kruidenmengsels waarin ze kwade geesten de opdracht gaf om haar eigen dochter te vermoorden”, zegt Minne. “Ik kan nog altijd niet goed begrijpen wat er in haar hoofd omging. Ze kon heel charmant en intens zijn, maar tegelijk knipte ze het hoofd van mijn mama uit alle familiefoto’s. Alsof ze jaloers was op haar dochter.”
HEALING OP ZOLDER
Feline Minne is in haar schrijfstijl nog wat zoekend en aftastend. “Ik heb ook geen taal- en letterkunde gestudeerd. Ik heb moeten leren hoe je een roman schrijft.” De diepgang die ze haar personages meegeeft, getuigt dan weer van een volwassenheid die intrigeert voor iemand van haar leeftijd.
Ik ken weinig 24-jarigen die hun auto- biografie al geschreven hebben en daarvoor ook een uitgever hebben. Hoe is het zover gekomen ?
Feline Minne : Het is begonnen met een schoolopdracht. Ik zit in mijn laatste masterjaar animatiefilm aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Twee jaar geleden kreeg ik de opdracht om in een zelfreflectieverslag te motiveren waarom ik eigenlijk kunstenaar wilde worden. Als kunstenaar moet je het tegenwoordig enorm goed kunnen uitleggen, je werk spreekt niet langer voor zich. Dus schreef ik neer wie ik was en waarom ik me wou toeleggen op kunst. Wacht, ik neem er even het boek bij.
Minne staat op en gaat binnen haar boek zoeken. Ze komt terug, bladert door naar pagina 58 en leest voor : “Ik kwam thuis in de weelderige bloementuin van Medea, daar was ik het diepst overtuigd van wie ik was. Haar verstikkende aanwezigheid gaf me de strijdlust om mezelf trouw te blijven en me te verzetten tegen haar wurggreep. Ik nam daar en toen een beslissing : ik zou later kunstenares worden en schoonheid scheppen uit mijn lijden.”
“Ik was nooit kunstenaar geworden als ik in een doorsneegezin was opgegroeid. Blijkbaar vonden mijn docenten dat zo boeiend dat ze me aanmoedigden om het verhaal uit te brengen in boekvorm. Eerst twijfelde ik. Maar dan ben ik toch aan een tweede versie begonnen. Ik heb uiteindelijk zeven versies geschreven, in anderhalf jaar. Samen met uitgeverij Houtekiet ben ik tot het uiteindelijke resultaat gekomen. En nu kan ik niet geloven dat het boek al aan zijn tweede druk toe is. Het is pas uit sinds eind augustus, de meeste debuutromans gaan niet voorbij die eerste druk, dat zijn zo’n achthonderd exemplaren.”
Waarom had u zeven versies nodig ?
In de eerste versies ontbraken de pijnlijkste herinneringen uit mijn jeugd. Die heb ik er nadien aan toegevoegd. Zoals die keer dat mijn opa weer een vrouw op bezoek had die hij met paranormale methodes en healing zou genezen van verdrongen herinneringen en trauma’s. Normaal voerde hij zijn healingsessies uit in de woonkamer. Maar op een dag kwam er een blonde vrouw langs die hij meenam naar de zolder. Dat vond ik vreemd. “Ga eens kijken wat ze aan het doen zijn”, zei mijn oma, met een perverse lach om haar lippen. Ik was dertien, ging nietsvermoedend naar de zolder en betrapte mijn opa en de blonde vrouw. Ik in shock, mijn opa in shock, mijn oma aan het lachen. Mijn opa is me daarna voorzichtig komen vertellen dat hij en oma al tien jaar niet meer bij elkaar sliepen en oma ook een relatie had met een jongere man, omdat het leven te lang duurt om op één iemand verliefd te blijven.
Die passage zit in het boek, maar om er een leesbaar verhaal van te maken, geen opsomming van gebeurtenissen, ben ik in de voorlaatste versie serieus gaan schrappen. Van vijfhonderd pagina’s naar honderddertig. Vooral in de hoofdstukken van mijn jongvolwassen leven heb ik gesnoeid. Ik heb uiteindelijk alleen de meest intense personages uit mijn jeugd overgehouden. Maar ik heb meer liefjes gehad dan de twee die ik in het boek beschrijf. En ik ben als kind zeker naar elf scholen geweest. En er zijn mensen die bij momenten heel goed voor mij gezorgd hebben, maar die ik niet vernoem in het verhaal, zoals mijn tante Lydia. Zij is de zus van mijn vader. Nadat mijn ouders gescheiden waren en mijn vader met de noorderzon verdween, heeft tante Lydia me een tijd naar school gebracht met haar auto.
VOODOORITUELEN
Na het lezen van uw boek vroeg ik me wel af hoe u vandaag in het leven staat. Opgroeien als enig kind in een zeer atypisch milieu, wat doet dat met je hoofd ?
Ik ben iemand met veel geldingsdrang en een grote hang naar liefde en erkenning, allicht omdat ik dat tekortkwam als kind. Ik heb de neiging op elke vriendelijke e-mail te antwoorden die ik krijg sinds het boek uit is. Dat is vrij uitputtend. Maar ik denk dat ik bij mensen overkom als een zorgeloos en vrolijk meisje. Ik lach altijd en ben optimistisch. Maar dat is eerder een soort verdedigingsmechanisme, omdat het gewoon te vermoeiend is om altijd de waarheid te vertellen.
Vooral met nieuwe mensen ontmoeten heb ik het soms moeilijk. Kennismakingsgesprekken waarin je moet uitleggen wie je bent, vanwaar je komt, wat je doet. Normaal zijn dat leuke, losse babbels over een pint op café. Maar mijn meest normale herinnering dateert van toen ik twee was. Mijn ouders waren nog samen en ik mocht voor het eerst op een paard zitten, dat was fantastisch. Maar zo gauw ik begin te vertellen over mijn latere leven, hebben mensen alleen maar meer vragen. “Waarom kwam je moeder je dan niet terughalen ? Wilde je oma echt haar dochter vermoorden ? Waarom ging je niet naar je andere grootouders ?” Bij elk nieuw antwoord ontstaat alleen meer verwarring, zeker omdat het er bij mijn andere grootouders, bij wie ik ook even woonde, ook al niet echt normaal aan toeging. En ik kan niet gewoon vertellen dat ik een moeilijke jeugd heb gehad, dan denken mensen aan seksueel misbruik of zo. Daarom heb ik op een bepaald moment besloten om gewoon te zwijgen en vriendelijk te lachen.
U schrijft dat u een paar keer wegvlucht naar uw moeder, of naar uw andere grootouders. Toch keert u altijd terug naar het huis van oma Medea.
Mijn moeder is me ook meermaals komen halen. Maar oma Medea wilde mij op de duur niet meer afstaan en werd razend als ze mijn moeders auto op de oprit zag verschijnen. Ze dreigde haar te vermoorden met voodoorituelen, en verzon allerlei leugens om mij op te zetten tegen haar. Rond mijn dertiende geloofde ik mijn oma niet meer, en heb ik wel even bij mijn moeder in Brussel gewoond. Maar ik miste de paarden die ik op de boerderij had. Daar was ik zo aan gehecht, dat ik uiteindelijk weer terugging.
Kon u als kind uw frustraties kwijt ?
Er waren twee dingen waar ik helemaal in opging : tekenen en paarden. Ik maakte honderden tekeningen en was gek op de twee pony’s die ik van mijn oma had gekregen, Billeke en Benjamin. Verder was alles rond mij raar. Ik droeg rare kleren, kreeg raar eten, had een rare grootmoeder. Mijn oma droeg van die bohemienkleren – lange rokken, kralen, medaillons – en kleedde mij naar haar evenbeeld. Bij verjaardagsfeestjes kocht ze geen taart. Ze serveerde mijn vriendjes gewoon bruine rijst met tofu en karnemelk. Dat aten wij elke dag. Soms belde oma willekeurige nummers uit het telefoonboek om te zeggen : ‘Ik ken jou niet, maar ik wil je graag leren kennen.’ Zulke rarigheden waren dagelijkse kost. Gelukkig was er mijn opa. Zijn aanwezigheid maakte het leven met Medea draaglijker. Hij wees haar terecht als ze overdreef en was zachtaardig. Hij geloofde dan wel in elfjes – na de zelfmoord van zijn zoon was dat zijn enige houvast -, maar dat vond ik schattig.
Omdat ik een outsider was, werd ik op school ook zwaar gepest. Ik voelde me heel eenzaam en verlangde echt naar een normaal leven. Het werd pas beter toen ik op mijn veertiende naar de kunsthumaniora kon. Aan Sint-Lucas voelde ik me thuis. Al ben ik vandaag nog altijd wel bang voor overdrive.
Wat bedoelt u daarmee ?
Obsessief gedrag zit in de familie en het was echt niet normaal hoe hard ik als kind met mijn tekeningen en paarden bezig was. Op mijn zestiende begon ik op de boerderij van mijn oma zelfs een manege. Ik spijbelde op school om allerlei jobs te doen, zodat ik geld had om paarden te kopen en te onderhouden. Niet gezond natuurlijk. Tegen mijn achttiende draaide de manege op verlies. Toen ik op een dag ook van mijn paard viel en mijn nekwervels brak, wist ik dat er iets moest veranderen.
Wat hebt u toen gedaan ?
Ik heb ‘au pair’ ingetypt op Google en ben toen een jaar in Canada gaan wonen. Weg van mijn familie, de paarden en mijn toenmalige vriendje. Ik had afstand nodig. En vooral : ik moest mezelf leren kennen.
UITVOERIG BUSINESSKAARTJE
“Sorry, wat was de vraag weer ?”
“Waarom u vandaag in Brighton woont, terwijl u nog moet afstuderen in Gent.” Ik heb de vraag nog geen dertig seconden eerder gesteld, maar Feline Minne is in haar antwoord nogal afgedwaald en is de draad kwijt. Het gebeurt meermaals tijdens ons gesprek. “Excuus, dit is mijn eerste interview. Ik moet nog leren om bij de vraag te blijven. Goed dat ik al wat kan oefenen tegen de Boekenbeurs.”
Brighton dus, wat hebt u daar te zoeken ?
Na Canada ben ik kunst gaan studeren aan het Kask in Gent. Ik ben toen een jaar op Erasmus geweest in Duitsland, Münster, en ondervond dat het deugd deed om mijn grenzen te verleggen. Na het schrijven van mijn boek had ik geen zin om meteen aan mijn masterjaar te beginnen. Daarom besloot ik een jaar schilderkunst te volgen in Brighton. Maar de opleiding bleek veel theoretischer dan ik gedacht had. Ik ben er uiteindelijk mee gestopt, maar tegen dan had ik Alex leren kennen, mijn lief. Een superlieve jongen, die in Brighton woont. Hij is een appdesigner. Daarom heb ik besloten om mijn masterproef voor het Kask vanuit Brighton te maken. Ik moet dit jaar niet meer naar de les, dus ik kan van op afstand werken. Alex helpt me met alles. Hij is nu ook de Engelse vertaling van mijn boek aan het nalezen. Ik heb het voorlopig zelf vertaald. Als hij vindt dat het moeilijk leest, zet ik er een echte vertaler op.
Wat voor iemand was uw vader eigenlijk ?
Mijn vader is Stephan Gevaert. Hij komt uit het legendarische en kinderrijke gezin Gevaert dat in Sint-Martens-Latem de Limafabriek uitbaatte, leverancier van biologische voeding. Hij en zijn broers en zussen gingen niet naar school, maar woonden in een landhuis dat in de volksmond de commune genoemd werd. Hun vader geloofde dat wereldvrede begon bij ecologisch denken en macrobiotische voeding. Dus werkten alle kinderen op het veld om de droom van hun vader te helpen verwezenlijken. De fabriek ging uiteindelijk failliet. De familie viel uiteen en er zitten nog altijd veel gaten in de familiegeschiedenis van mijn vader. Jambers heeft zich ooit willen verdiepen in het gezin achter de Limafabriek. Ook Alan Gevaert, bassist bij Deus, komt uit die familie, en Trixie Whitley is mijn achternicht. Maar de Jambersreportage is er nooit gekomen. Ik heb mijn vader al lang niet gezien. Ik zou niet weten hoe het met hem gaat.
Uw oma is een paar jaar geleden gestorven. Hoe hebt u dat ervaren ?
Ik zat in Canada toen mijn moeder liet weten dat oma verongelukt was op haar fiets. Dat nieuws kwam niet echt hard aan. Ik denk dat ik me tegen dan zodanig afgeschermd had van haar invloed dat het me weinig kon schelen. Ik ben ook niet naar de begrafenis geweest. Toen ik van Canada terugkwam, ben ik wel naar de boerderij gegaan om haar paarden en antiekspullen te verkopen. Mijn opa woonde toen al samen met een andere vriendin.
Welke band hebt u nu met uw moeder ?
Het deed deugd om na de dood van oma met mijn moeder te praten over alles wat er gebeurd is. Mijn moeder en ik zijn uiteindelijk door dezelfde persoon opgevoed, we hadden veel om over te praten. We zijn samen op zoek gegaan naar een verklaring voor oma’s gedrag. Ik heb er mij intussen bij neergelegd dat ze een of andere thea- trale persoonlijkheidsstoornis moet hebben gehad. Ze had een maniakale energie die ze nergens kwijt kon. Misschien was het beter geweest als zij ook in de kunstwereld haar uitlaatklep had gezocht.
Nu heb ik met mijn moeder een hechte band, we bellen en mailen veel. Soms tien keer per dag. Mama heeft zich lang zorgen gemaakt om mij. Maar sinds ik mijn bachelor behaald heb, heeft ze vertrouwen in mijn toekomst. Ze was zeventien toen ze mij kreeg, maar nu haar modellencarrière achter de rug is, is ze ook opnieuw gaan studeren. Ze zit in haar tweede jaar kunstwetenschappen aan de UGent. Carl De Keyzer steunt haar enorm in die beslissing. Ik ben fier op haar.
Mocht ze dit weekend de Bronzen Uil winnen, vijfduizend euro voor de beste Nederlandstalige debuutroman van 2014, dan wil Feline Minne met het prijzengeld maar één ding doen : investeren in de verfilming van Medea en ik. Want een film maken, dat past binnen het portfolio dat ze zichzelf ziet opbouwen. “Filmen, schilderen, tekenen, animatiekunst, misschien ooit beeldhouwen, of een theaterstuk maken. Ik ben een multimediakunstenaar, wil verschillende disciplines aankunnen. Onlangs kreeg ik het bericht dat iemand mijn tekeningen wil promoten op Art Basel. Goed nieuws, maar ik wil niet overhaast te werk gaan. Ik vind het belangrijk om uiteindelijk bij de juiste galerij terecht te komen, net zoals ik de juiste uitgever wilde voor mijn boek. We zien wel wat er komt. Met mijn boek heb ik alvast een uitvoerig businesskaartje in de hand.”
DOOR ELKE LAHOUSSE & FOTO’S EVA VERMANDEL
“Ik betrapte opa met een blonde vrouw. Ik in shock, opa in shock, oma aan het lachen”
“Oma dreigde mijn moeder te vermoorden en verzon leugens om mij tegen haar op te zetten”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier