Een herinnering. Ik ben vijf en we staan in de Prémaman in Brugge. Mijn moeder koopt kruippakjes voor mijn babyzus. Ik sta intussen gebiologeerd voor de grote bol met smurfenpopjes. Ik mag er eentje kiezen. Een andere. Mijn zus doet haar plechtige communie, ik ben zeventien. Voor mijn outfit sleep ik mijn moeder mee naar een boetiekje dat toen net de deuren had geopend. Simpele kleren in jerseykatoen van het merk Anvers. Niemand begrijpt dat ik uitgerekend die eenvoud het einde vind, maar ik krijg mijn zin.

Nog eentje. Ik ben achttien en heb negenduizend frank verdiend door een maand te werken als monitrice van de speelpleinwerking in mijn dorp. Met het geld koop ik de sjaal waar ik al maanden van droom. Zwart en bruin, met gele details, van Olivier Strelli.

Of deze. Op een zaterdagmiddag staan we, opnieuw mijn moeder en ik, in l’Héroïne, dé designerboetiek in de stad waar ik ben opgegroeid. Ik ben twintig, en ik pas mijn eerste echte designeroutfit. Een pantalon en een jasje in crèmekleurige jerseyzijde, van Kaat Tilley.

Nog later. Ik ben 28 en stap voor het eerst in mijn leven de boetiek Louis in Antwerpen binnen. Ik word verliefd op een geruite kilt van een nieuw designermerk. Dat rode kruisje, leer ik daar, is het label van AF Vandevorst.

Het zijn maar een paar anekdotes uit het leven van mijn garderobe waar Belgische merken in voorkomen, maar ze illustreren hoe verslingerd ik ben aan mode uit eigen land. De smurfen en de sjaal ben ik kwijt, maar alle andere vermelde stukken koester ik nog altijd. Hoe zou ik er ooit afstand van kunnen doen ? Voor mij zijn het niet zomaar kleren, maar kostuums die me herinneren aan belangrijke momenten in mijn leven. Een belangrijk examen, een leuk feestje, de prille stappen naar financiële vrijheid.

Is het toeval dat ik uiteindelijk in de modejournalistiek ben beland ? Waarschijnlijk niet. Hoe iemand zich uitdrukt in kleren, of het nu dragers of makers zijn, het is een fascinerend onderzoek. Niet alleen naar vormen, kleuren en stoffen, maar ook naar wat ze voor iemand betekenen.

Ik prijs mezelf gelukkig dat ik dit beroep in België kan uitoefenen. De meeste Belgische ontwerpers zijn bereikbaarder dan pakweg Jean-Paul Gaultier. Je moet in het buitenland al voor Vogue of The New York Times werken, wil je met Karl Lagerfeld een paar uurtjes doorbomen over mode. Maar waarom wachten op Karl als je in eigen land geregeld Walter Van Beirendonck of Dirk Van Saene tegen het lijf loopt ?

Ik heb al meer opgestoken van de informele babbels met onze eigen modetalenten, dan dat ik waarschijnlijk ooit van Lagerfeld kan leren. Onze ontwerpers leerden me hun beeldtaal te begrijpen, iets wat ik in het buitenland nog niet snel zie gebeuren. Daar houdt meestal een assistent de klok in het oog. Na een halfuur mag je vertrekken, net op het moment dat het interessant wordt.

Met Haider Ackermann zat ik daarentegen een paar uur in een Parijs café, waar het gesprek werd gekruid door de voortreffelijke rode wijn. Ook Dries Van Noten zocht in zijn drukke agenda naar de tijd om mijn vragen te beantwoorden. Pure luxe is het, om op zo’n manier te kunnen leren van hen.

Nog een voordeel is het feit dat je bij de Belgen altijd welkom bent. Ook backstage, na een show bijvoorbeeld. Niets zo leuk om daar rond te dwalen, hen te observeren terwijl ze hun gloriemoment beleven. Die zo goed als ongemarketeerde openheid is hartverwarmend.

Als er al een rode draad loopt door dit nummer van Mode Dit is Belgisch, dan is het dat backstagegevoel. We willen u graag laten meeproeven van wat er achter de schermen gebeurt. Niet alleen door de sfeerbeeldreportage, maar ook door de ontwerpers en de merken te vragen hun inspiratiebronnen vrij te geven. Ze lichtten graag een tipje van de creatieve sluier op.

Nu ik nog eens terugkijk op mijn eigen aankoopgedrag, ontwaar ik een patroon. Niet alleen vier ik nog steeds belangrijke momenten met een leuk kledingstuk, bijna altijd is dat iets van een Belgisch merk. Ik doe dat niet uit chauvinisme, maar omdat ik de esthetiek van Belgische mode maar moeilijk kan weerstaan. Een esthetiek die dicht bij de mensen aanleunt, maar op hetzelfde moment dat tikje surrealistische Belgische magie met zich meedraagt. Ik maak me sterk dat uitgerekend die unieke combinatie het succes van de Belgen in het buitenland maakt.

En voor iemand me komt vertellen dat ik al te enthousiast ben : als Michel Wuyts “Tommeke, Tommeke, wat doet ge nu” mag brullen als Tom Boonen wereldkampioen wordt, dan mag ik ook “Go, Belgium, Go !” roepen. “Go ! Go ! Go !”

Tessa vermeiren blogt !

Van muizen en mensen, op www.knack.be

Reacties : catherine.ongenae@knack.be

Cathérine Ongenae

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content