Als je zoals Herbert Flack je hele carrière als de prototypische charmeur gecast wordt, dan is de uitdaging groot om met dat imago te spelen. Hij doet dat met brio in de solovoorstelling ‘Vrouwen!!! De reis van een verleider’, een grillig parcours door de fantasieën, de herinneringen en de onzekerheden van de eeuwige minnaar.

Ik bén geen verleider”, zal hij tijdens het interview een paar keer nadrukkelijk stellen. Ik voel mijn linkerwenkbrauw de hoogte in schieten. ” You could have fooled me“, hoor ik mezelf denken, wellicht omdat dat minder platvloers klinkt dan: “Maak dat de ganzen wijs”. Want Herbert Flack is een man van de wereld en – daar gaan we niet flauw over doen – een verdraaid aantrekkelijk exemplaar ook. Als hij zich na de voorstelling van Vrouwen onder het publiek mengt, nog nadampend van de roes van het spel en met een vuurrode handdoek om de nek, meen ik bij dames van diverse leeftijden de ogen te zien glanzen en neusvleugels te zien trillen. Geen wonder dat deze man zowat elke grote verleider van zowel het klassieke als het hedendaagse repertoire gespeeld heeft, van Don Juan over Petruchio in de Getemde feeks en Leonardo in Bloedbruiloft tot de tamboer-majoor in Woyzeck en de jonge minnaar in Vrijdag. Maar daarnaast speelde hij ook de dolende ridder Don Quichot en met zichtbaar plezier een beunhaas van een playboy in de Urbanus-vehikels Hector en Koko Flanel. Met andere woorden: hij is niet te beroerd om zijn eigen imago onderuit te halen.

Voor zo iemand moet de Franse monoloog Femmes! Itinéraire d’un séducteur van Jean-Philippe Arrou-Vignod, op het theaterfestival van Avignon gecreëerd door Jean-Pierre Bouvier, ongetwijfeld een aha-erlebnis geweest zijn.

Herbert Flack: “Laten we zeggen dat ik op zoek was. Soap is heel prettig om te doen en ik heb daar toffe collega’s. In het begin was het voor mij ook spannend: ‘Zal mijn mayonaise pakken of niet?’ Jà dus, ik heb door Thuis een heel nieuw publiek gevonden. Maar toch miste ik het theater; ik had ook iets nodig tegen de slijtage. Toen ik Femmes aangekondigd zag in de Pariscope, ben ik meteen gaan kijken. Jean-Pierre wist niet dat ik de zaal zat. Hij heeft mij in de KNS nog geregisseerd in Don Quichot; we zijn van dezelfde leeftijd en net als ik heeft hij vooral de rol van jeune premier en amant gespeeld. Vanuit dat opzicht heeft hij fragmenten uit klassieke stukken gesampled en Jean-Philippe Arrou-Vignod heeft daar een monoloog rond geschreven. Ik herkende zoveel. In de eerste plaats de tekstfragmenten waarvoor ik hele avonden op de scène had gestaan om ze te kunnen spelen. Want zo is dat toch: in een klassiek stuk zijn er, als het meezit vier, vijf, misschien zes passages waarvan je zegt: ‘Daarom doe ik het, daarom zal dit stuk binnen honderd jaar nog gespeeld worden.’ En ineens zie ik daar een voorstelling waarin al die klassieke fragmenten samengebracht zijn. Grote teksten over vrouwen en relaties, verbonden in een geraffineerd parcours. ‘ Wow, dàt is het’, wist ik meteen.”

Hoe heb je die Franse tekst dan naar je hand gezet?

Herbert Flack: Je ziet zo’n voorstelling, maar pas bij het lezen en herlezen van de tekst ontdek je het ritme en de subtiliteit en de haken en ogen. Ik heb mijzelf een deadline gegeven en dan ben ik aan het vertalen geslagen. En gaandeweg trek je die tekst naar je toe, onder andere door er een eigen passage aan toe te voegen. In het begin had ik het Frans heel keurig vertaald, maar toen stond daar zo’n pretentieuze vent. Dat stoot af en daarom heb ik de taal een grotere aaibaarheidsfactor gegeven. Het grootste compliment dat ik nu krijg, is dat de tekst op mij plàkt. Niet dat ik zo’n verleider ben, denk ik. Maar je fysiek, je emplooi maakt dat men je altijd op dezelfde manier cast. Zowel op het podium als in de film. Je weert dat af, je zegt: “Ja maar, ik bèn niet zo.” Maar kijk, als Jean-Pierre de antiquair in Thuis zit ik weer tot over mijn oren in de spanningen met vrouwen. En wat stel je dan vast? Dat je blijkbaar ook het publiek verleid hebt, want de mensen kijken en laten merken dat ze appreciëren wat je doet. In de loop der jaren ben ik me dan ook in die materie gaan verdiepen: verleiden, wat is dat? En wie ben ik? Hoe verhoud ik mij tot vrouwen? De tekst van Arrou-Vignod was daar een antwoord op: het is het fantaseren van een man in confrontatie met een mysterieuze vrouw. Al die dingen die mannen bezighouden en waarvan vrouwen zich afvragen: “Amai, is het zo dat ze over ons denken?” De herkenbaarheid die dat met zich brengt. De kwetsbaarheid ook, in het parcours van machismo naar ouder worden. Uiteindelijk is het stuk een kreet om aandacht.

Waarom is het moeilijk om toe te geven dat je een verleider bent?

Het woord ‘verleider’ heeft een heel pejoratieve bijklank. Mensen hebben er een soort weerstand tegen. Ik ervaar dat in de manier waarop ze op de titel van het stuk reageren. De reis van een verleider? “Zakken toe”‘, zie ik ze denken. Hardop zeggen dat je een verleider bent, is een taboe. Mensen worden erdoor gebruuskeerd of zijn op z’n minst op hun hoede. En dan is het aan mij om het thema enige diepgang te geven en de mensen toch voor mij te winnen. Het verleiden van een vrouw of van het publiek: die twee liggen heel dicht bij elkaar. En eigenlijk zijn we allemaal verleiders: om de positie, om de job, om de lieve vrede in je relatie. Publiciteit, politiek: het fameuze donjuanisme heerst alom, maar als je het benoemt, ga je te ver. Mensen daarop pakken, dat is plezant. Sommige passages uit Vrouwen choqueren, dat voel ik heel goed in zo’n kleine zaal. Ik vergelijk het stuk graag met een goeie bouillabaisse, met hier en daar een pikant stukje vis dat net genoeg gemarineerd is.

Wat maakt een verleider kwetsbaar?

De keuze van de titel hield het risico in dat het publiek zou verwachten dat ik op de oude clichés zou terugvallen. De archetypische versierder die zichzelf onweerstaanbaar vindt en nooit aan zichzelf twijfelt: “Kom, ik knip u, hoelang gaat dat hier duren?” Dat is natuurlijk superzielig, maar zulke peeën lopen er hoe dan ook nog altijd rond. Het is mooi om dat te laten zien, maar nog mooier om de andere kant te laten zien. De kwetsbare nieuwe man die onzeker is, die zichzelf zoekt en vooral zijn verhouding tot de nieuwe vrouw. Geloof me, zo zijn er tegenwoordig steeds meer. Want de vraag is: wie verleidt wie? Ik ga er vanuit dat de vrouw meer beslist dan de man. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om deze tekst door een vrouw te laten spelen. Vadim heeft Bardot ooit een vrouwelijke Don Juan laten spelen. Wat is tegenwoordig mannelijk en wat is vrouwelijk? Ik ervaar in elk geval dat vrouwen de laatste tijd meer op jacht gaan dan mannen. En echt, hé.

Vind je dat beangstigend?

Ja, ik weet niet… In mijn jeugd was dat natuurlijk niet zo, meisjes die je pakten. Terwijl nu… Ik zal geen namen noemen, maar ik heb een paar vrouwelijke collega’s die daar hun hand niet voor omdraaien. Zelf het initiatief nemen, mannen met telefoontjes en e-mails bestoken. Zich het hof laten maken, is er niet meer bij. Nu is het: “Ik moét hem hebben.” Nee, niet intellectueel, maar puur voor de seks: “Let’s fuck him!” De vrouwelijke libido in zijn rauwste vorm, dat is een heel nieuw fenomeen. Goed, dat kan wel eens leuk zijn, omdat je dan als man geen moeite meer moet doen. Maar de vraag is natuurlijk: “En wat daarna?” Faire la cour, dat is toch heerlijk: spelen en bespeeld worden, afwachten hoe dangereuse de liaison wordt. De Latijnse volkeren zijn daar heel bedreven in, het hoort bij hun cultuur. Femmes is niet voor niets een Frans stuk. Plat verleiden, dat is niet plezant. Het schoonste is eigenlijk het verlangen. Het spelen met de gedachte: “’t Zou kunnen, ’t zou niet kunnen. Zal ik, zal ik niet? Wil ze wel? Zou ze willen? Jaja! Nee, toch maar niet…” Dat ademloze, dat is mooi. Mooier zelfs dan verliefd zijn. Want verliefdheid, dat is blind zijn, dat is duiken. Maar dat laten trillen en ritselen en borrelen… Het idee dat het zou kunnen: als omgangsvorm is dat het prettigst. Maar tegelijk is het een gewetensprobleem: ben ik het nu niet aan het spelen, aan het rekken om te rekken? Op een gegeven moment moet je iets beslissen. Het spel tussen libido en je kop die zegt: “Jamaar, wacht… Ben ik raisonnable of wil ik juist niet raisonnable zijn? De onzekerheid ook: misschien zal ze “nee” zeggen. Het zotte is dat zoveel mensen dat herkennen. Maar erover praten doe je niet, want het heeft met goesting te maken, met je buik…

De vraag is natuurlijk waar je achteraf het meest spijt van hebt: van de dingen die gebeurd zijn of de dingen die niét gebeurd zijn.

Er zijn natuurlijk duizend redenen waarom je soms niét toehapt. Dat kan met een vorige relatie te maken hebben of gewoon omdat het het verkeerde moment is. Maar ook het idee dat je misschien een mooie vriendschap kapotmaakt. Omdat het soms ineens doodgaat na dat ene moment, het hoogtepunt. En dan heb je spijt, ja. Als ik eerlijk ben, zijn er gevallen geweest waarvan ik nu denk: “Had ik mij toen maar koest gehouden, dan had ik die of die nog als vriend.” Vroeger ging je biechten. Enfin, niet noodzakelijk tegen een pastoor achter een rasterke, maar bij jezelf, in een soort gewetensonderzoek. Zo heb ik dat toch geleerd. Maar er zijn ook dingen gebeurd waarvan ik denk: “Daar heb ik potverdorie geen spijt van.” Er is ook een periode van verliefd zijn op de verliefdheid, dat is iets waar je doorheen moet.

Bij sommigen houdt dat nooit op, vrees ik. Waar ik mij altijd over verbaas, zijn van die routineuze versierders. Lijdt de kwaliteit van de verovering niet onder de kwantiteit, vraag ik mij dan af?

En waarvoor zijn die gasten op de vlucht? Voor de realiteit, voor hun leeftijd? Proberen ze iets uit hun jeugd terug te vinden? Achter elke attitude schuilt een verhaal. Daarover nadenken, proberen in te vullen wat die mens ontbeert, wat de kwetsuur is die hem drijft… Ik wroet graag in mensen, ik neem ook elke gelegenheid te baat om ze te observeren, daarom zit ik zo graag op terrasjes. Jij hebt het nu over het grote cliché: mannen die hun pik achternalopen. Maar er zijn zoveel manieren waarop je verleid kunt worden. Onbeholpenheid, introvertie, zelfs pijn kan een verleiding zijn. Dat je verdriet hebt en iemand je troost biedt en dat daar ineens een coup de foudre uit ontstaat. En nog eens: het initiatief nemen, jagen, dat is niet langer typisch mannelijk. Als je het mij vraagt, is de nieuwe Don Juan een vrouw. Maar die kanteling is hoe dan ook een rijkdom. Het ligt allemaal niet meer vast, het varieert volgens de partners in een relatie. En wat gaat zo’n nagejaagde man doen? Een afwachtende houding aannemen: “Kom maar af, ik zie wel hoe je het aanpakt.” Als jij mij de bal toespeelt, kan ik hem terugspelen, maar ik kan hem ook even bijhouden of buiten schoppen… Dat is de nieuwe vrouwelijkheid in de man. Maar dat soort mannen zijn nog altijd in de minderheid, denk ik. Volgens mij zijn het in de eerste plaats de vrouwen die beslissen of ze al dan niet verleid willen worden. Waarbij het de kunst is om de man te doen geloven dat hij de touwtjes in handen heeft. Want een man moet hoe dan ook presteren. Als we het hele gebeuren even tot chemie herleiden: hij moet genoeg testosteron hebben en ‘het’ moet naar zijn kop stijgen en naar zijn andere kop. Met andere woorden: een man heeft een beetje aanmoediging nodig.

Heb je het gevoel dat je in deze theatertekst veel van jezelf blootgeeft?

Ik heb er in elk geval veel van mezelf in geïnvesteerd. “Don’t act, be“: dat was het motto van Jean-Pierre De Decker tijdens de opnamen van Diamant. Nu, ik wist al langer dat het zo werkte, maar om dat te bereiken heb je een zekere maturiteit nodig. In Vrouwen begin ik filmisch, heel klein. Dat zit heel privé, ja. Spelen is je geven, anders ben je aan het faken. Blijft natuurlijk de schizofrenie van wat waar is en wat niet. Dat is mijn geheim, mijn juwelendoosje gevuld met gedachten en ervaringen en kwetsuren en grote passies. Een doos van Pandora waar ik af en toe een ziekte uit haal. Dat zit in ieder van ons, maar als mens van het spektakel weet je dat te hanteren, zodat het op het goeie moment komt en toegankelijk is voor anderen. Want als je die dingen op het verkeerde moment ventileert, word je in een dwangbuis afgevoerd. Maar ik ben daarin getraind en ik koester dat ook, vooral nu ik er de juiste tekst voor gevonden heb.

Je maakt er geen geheim van dat je enerzijds getrouwd bent en er anderzijds al jaren een vriendin op na houdt.

Ik leef al een hele tijd in die situatie en ik heb daar altijd over gezwegen omdat ik vond dat niemand daar zaken mee had. Tot er met roddels gedreigd werd. Tot op zekere hoogte kun je dat negeren. Ik leef mijn leven zoals het lot het mij toebedeeld heeft en zoals ik daar met mijn partners afspraken over gemaakt heb. Wat mensen daarover denken, laat mij in principe koud. Maar als mensen daar leugens bij gaan verzinnen die beide betrokkenen pijn doen, dan denk ik: “Ja maar wacht, hier trek ik de lijn.” Naar aanleiding van een tentoonstelling van werk van Mimi ( Peetermans, de theaterdecoratrice met wie Herbert Flack op zijn twintigste trouwde, red.) heb ik in twee interviews over die situatie gepraat. Ik moest iets verklaren, om alle zever voor te zijn. En nu heb ik daar spijt van. Als ik de balans van het afgelopen jaar opmaak, is dat zowat het enige dat wringt. Misschien had ik beter mijn mond gehouden. Ik heb geen taboes en toch… Ik vind ook niet dat ik mij moet verantwoorden en nu doe ik het toch weer… Maar goed, ik verschijn op verschillende evenementen met verschillende dames, ik probeer ze allebei gelukkig te maken en verder wil ik er niet mee koketteren. Ik heb altijd puur op intuïtie keuzes gemaakt en dat heeft zo zijn consequenties.

Vroeger was je vast verbonden aan de KNS. Is het moeilijk om zonder die zekerheid te werken?

Toen de KNS opgedoekt werd, was ik triest. Ik had er een carriére opgebouwd en dacht: “Nu ben ik klaar voor de grote rollen.” Dat klinkt misschien ijdel, maar er zijn zo een paar teksten uit het wereldrepertoire waarvan een acteur op zijn vijftigste zegt: “Dat ik zou nu wel eens willen spelen.” De uitdaging om de grote schrijvers van deze tijd te brengen… Ik ben niet bij het theater gegaan om Bekende Vlaming te worden. Nee, ik heb voor een conservatoriumopleiding gekozen, met de bedoeling het hele gamma van komedie tot drama te kunnen bespelen. Op het podium, maar ook in film en op de televisie. Dat is gelukt; nu ja, er zijn altijd dingen die beter had gekund. Maar in ’85, op het Festival van Cannes, was ik helemaal gelanceerd om internationaal te gaan. Ik had Mascara gedaan, met Charlotte Rampling en Michael Sarrazin en nog een paar films in Nederland, waaronder de internationaal opgevatte Odyssée d’amour van Pim de la Parra. Ik was omringd door mensen die allemaal van een internationale carrière droomden: Johan Leysen en Derek de Lint waren goed bezig, Jeroen Krabbé zat in Hollywood. En dan begin je ook te dromen, aangespoord door mensen die zeggen: “Jij met je Engelse roots. En je hebt een kop voor de film. Go for it…” Ik was dat ook van plan. Maar toen kreeg ik van KNS-directeur Ivonne Lex het aanbod om Kittel te spelen in Ghetto en Petruchio in De getemde feeks. Twee fantastische rollen in superproducties. Goed, in Antwerpen, maar in de Stadsschouwburg, toch niet bepaald in een kruiptheatertje. Ik ben dus ook verleid, artistiek dan. En ja, het was even slikken toen er een einde kwam aan mijn KNS-contract. Maar toen was er die soap waarin ik nog tot begin volgend seizoen meedraai en nu die solovoorstelling, waarmee ik na de reeks in het Fakkeltheater op tournee door Vlaanderen ga. En in mei beginnen de opnamen voor een prestigieuze, door Erwin Provoost geproduceerde TV1-dramaserie met onder andere Chris Lomme. “Dallas aan de Schelde“, wordt hier en daar gefluisterd, omdat het verhaal zich in het milieu van de Antwerpse havenonderneming zal afspelen, maar dat is nu net wat we er niét van willen maken. En daarna zien we wel weer. Als het maar bougeert, want anders word ik onrustig en vraag ik me af of ik nog wel op mijn plaats zit. Uiteindelijk groeit zo’n carrière organisch, als een onvoorspelbaar parcours. Plezier hebben in wat je speelt, daar komt het op aan. En dingen doen die je kent. Kijk, ik heb in Nederland vier jaar in Medisch Centrum West gespeeld en in Plantage Allee, en ik ben daar ongelooflijk genereus ontvangen en gewaardeerd. Maar zelfs daar ben ik een vreemde die doet alsof. Terwijl ik een Franse tekst die heel Latijns is van esprit, naar hier kan brengen op een manier dat men het hier ademt. Precies omdat ik het parfum van onze Vlaamse taal en deze contreien zo goed ken. Daar draait het om bij acteren: authentiek zijn en dingen vertellen waarin je zelf gelooft en die je de mensen dus ook kunt doen geloven. Het publiek raken, impact hebben. Met dit stuk heb ik gezegd: “Je ziet in mij de playboy, de verleider? Goed, ik zal het stuk zelfs zo noemen. Kom maar af, ik weet dat ik iets anders kan laten zien.” En dan die rush, die voldoening: “Ik heb ze potverdomme bij hun lurven.” De code d’amour van het publiek, dat is voor mij de grootste beloning, meer dan een superbekendheid en het grote geld dat daar zogezegd aan vastzit.

‘Vrouwen!!! De reis van een verleider’ van Jean-Philippe Arrou-Vignod in een bewerking van Herbert Flack loopt in de Zwarte Zaal van het Fakkeltheater, Reyndersstraat 7, Antwerpen van 17 januari tot en met 10 februari, telkens op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond om 20.15 uur en op zondag om 15 uur.

Inlichtingen en reservering: Tel. 03-232 14 69. Website: www.herbertflack.com

Linda Asselbergs / Foto Benny De Grove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content