Opnieuw thuis tussen oost en west legt Helsinki z’n culturele rijkdom bloot: met architectuur en design, muziek en oude sagen die moeder natuur niet zijn vergeten. Maar ook met silakka, gsm en internet. Helsinki 2000 is cool.

Twee keer een goed gevoel. Als ik geld afhaal aan de automaat, krijg ik briefjes met bekende gezichten: op die van 50 Finse mark de architect Aalto, op die van honderd de componist Sibelius. Mannen natuurlijk, zoals altijd. Hoewel, Finland heeft sinds kort een vrouwelijke president. Als later het treinstation zijn granieten poorten naar de stad opent, houden stoere beelden de wacht: mannen met lantaarns, in een stijl die nationale romantiek heet. Twee keer een goed gevoel: in een van de vreemdste talen van het oude continent belooft Helsinki een Euroopan kulttuurikaupunki, een stad van cultuur te zijn. Niet voor het laatst struikel ik over de ratelende klinkers en medeklinkers van het Fins.

Hoog in de hemel trekken kraanvogels voorbij, op weg naar het zuiden. Onopdringerig sijpelt de zee de stad binnen, met baaien en fjorden, jachthavens en boten die naar eilanden varen, of naar de vesting van Suomenlinna die in het weekend een geliefde picknickplaats is. Zwanen dobberen op het water, omzoomd door rietkragen, bos en parken met kerkhoven, graven uit het bronstijdperk en een beeld uit het nationale epos Kalevala. Het is verdomd rustig in dit stukje natuur in de stad, of is omgekeerd de stad niet meer dan een enclave in die eindeloze natuur van meren en bossen waar Finland een patent op heeft? Voor ik het antwoord ken, ben ik waar iedereen naartoe komt: in het Sibelius-park, dat zo heet omdat Finlands beroemdste componist in zijn jonge jaren in de buurt heeft gewoond. Het is komen en gaan, busladingen vol: iedereen fotografeert en poseert voor de zilveren toondichter, terwijl stalen orgelpijpen een herfstmelodie blazen en gele en rode bladeren neerdwarrelen op de granietrotsen waarop de hoofdstad is gebouwd.

Sibelius: vreemd dat zoveel woorden die Finland omschrijven met een -s beginnen. Waren we als kind al niet gefascineerd door die SF op de koffer van een auto? Suomi Finland klonk het bijna exotisch. Dat is nu fantasieloos door FIN vervangen, zoals alles in het gestroomlijnde Europa doorzichtig wordt.

S voor Suomi, daar blijft het niet bij: sauna is een sacrale plek voor Finnen, met sisu duiden ze hun merkwaardige karaktertrek aan, een mengeling van wijsheid en vastberadenheid. Chocolade is suklaa, kranten zijn voor de veellezende Finnen sanomalehdet, en het weer is sää, dat in alle seizoenen een onderwerp van gesprek is. En natuurlijk ontbreekt silakka niet, de Baltische haring.

Hagelwit en streng, enkel de gouden sterren op de groene koepels geven de kathedraal iets speels. De Tuomiokirkko drukt de blauwe hemel weg. Helsinki’s plein der pleinen is imperiaal en weids, het Senaatintori of het neoklassieke Senaatsplein met het beeld van tsaar Alexander II, de staatsraad en de universiteit met haar prachtige bibliotheek. Zo’n plein vind je alleen in het noorden, scherp als ijs, helder als een vrieshemel. Daar staan de negen ijskubussen van glas en noordelijke geluiden, van wind en stilte. Kide of Kristal, het zijn de blokken die Helsinki vorig jaar als geschenk in de andere acht cultuursteden liet neerpoten, elk verschillend van kleur, van ijzig blauw uit Reykjavik over Brussels groen tot rood van Bologna. Nu zijn ze terug en vormen ze een achttien meter lange regenboog van kleuren en Europese solidariteit. Op de kerktrappen zitten mensen te keuvelen, tegen de achtergrond rijst het witte monster omhoog, een peristilium met zuilen, een fronton met apostelen en een koepel die als waarmerk van de stad overal bovenuit torent. Binnen is de kathedraal sober zoals dat hoort in een lutherse kerk, met beelden van de reformator en zijn medestander Melanchton.

Wat geografisch klopt (Helsinki ligt tussen Stockholm en St.-Petersburg), voelt ook architecturaal zo aan. Met zijn afgelegen noordelijke positie is Helsinki wel geen Berlijn, maar als poort naar Rusland en het Balticum ontdekt de stad zichzelf als een kruispunt tussen oost en west, als een stad die zich opengooit naar beide windrichtingen. Helsinki is wennen aan het onbekende.

“Ach, Finnen zijn zwijgzaam want het land is donker: dat is het cliché. Maar feesten zijn voor ons een boodschap van licht en klanken. Vandaar Kide, een link naar andere mensen en culturen”, zegt Ulla-Riikka Koivisto. In Café Engel drinken we koffie uit een Kaj Franck-kop uit de fifties. “We zijn de meest fanatieke koffiedrinkers, met hoge bloeddruk én sportief. We lachen en praten ook uitbundig, dat is de Russische invloed. Finnen hangen de hele tijd aan hun gsm. Met onze geschiedenis zijn we lang buiten het continent gebleven, maar we willen Europeanen zijn. Dit is een stad van cultuur en wetenschap. Helsinki is 450 jaar oud, gesticht in 1550 door koning Gustav Vasa. Na de Zweedse bezetting is Finland in 1809 als autonoom groothertogdom een deel van Rusland geworden. Dat merk je overal. Alexander I en II zijn de enige tsaren die we herdenken, ze waren liberaal en lieten het lutherse en orthodoxe geloof naast elkaar bestaan. Dit oudste stadsdeel is gebouwd door de Duitse architect Engel, een leerling van Schinkel. Klassieke grandeur met Russische straatnamen: Sofia, Katharina, Elisabeth, allemaal leden van de tsarenfamilie.”

De sfeer is 19de-eeuws St.-Petersburg, zeker in de Russisch-orthodoxe Uspenski-kathedraal. Achter massieve baksteen schuilt een gesloten wereld, rijk versierd met kroonluchters, granieten kolommen en talloze iconen in een waas van wierook. Ik struin verder door de straten en raak gecharmeerd door de mix van rode steen en elegante gevels. De kade van Pohjoisranta, met een jachtmarina en ijsbrekers in de verte, de wijk Katajanokka met even massieve als dromerige huizen in art nouveau: versierde deuren, torens, balkons en op de gevels beelden van uilen, vossen en eekhoorns. Daartussen een akelige, witmarmeren building. “Jaja, van Aalto, een functionalistisch gebouw uit de sixties”, zucht Ulla-Riikka. “Vroeger harmonieerde daar een bakstenen gebouw met de kathedraal. Aalto betekent dan wel golf en hij hield van ronde vormen, maar dit is koud. Hij blijft onze belangrijkste architect, maar de meesten willen dit gebouw weg.”

Vlakbij ligt de vismarkt met fontein, obelisk en presidentieel paleis. Aan stalletjes of vanaf een bootje verkopen de kramers silakka of verse haring: gepekeld, gemarineerd, gezouten, gefrituurd, gegrild of gerookt. Met een homp roggebrood en mosterd ( sinappi natuurlijk), met dille, ui of room. Tussen zuur en zoet, tussen Russisch en Zweeds. Haring was oorlogseten, voedsel voor de harde winter, nu is het een gesofisticeerde lekkernij. Voor de Finnen is het water en brood.

Vanuit de haven breekt het Esplanadi Park de stad open naar het centrum. In de 19de eeuw paradeerde hier de burgerij, vandaag zie ik overal gsm’s, in de reclame, in de handen van zakenlui en jongeren, overal en meer dan waar ook in Europa. In hun strijd verdringen Nokia en Ericsson de oude helden, die in de stad verspreid staan: de schrijver Aleksis Kivi, de loper Paavo Nurmi voor het olympisch stadion, Runeberg die het volkslied schreef, maarschalk Mannerheim of Elias Lönnrot, de liederenverzamelaar die in 1835 het heldendicht Kalevala publiceerde. Even wijdverspreid zijn de kiosken: paviljoenen met een torentje, met een peperkoeken versiering in hout of strak functioneel in beton, of postmoderne miniatuurvilla’s uit staal en glas, altijd zijn het juweeltjes, ook als ze in vervallen staat op klanten wachten. Als paddestoelen in een urbaan bos zijn het hier-is-alles-te-koop-winkeltjes. Ze zijn fastfoodtent, krantenkiosk, ijssalon, bloemenhuis of sigarettenwinkel. En ontmoetingsplaats: samen een koffie op de straathoek, een ijsje in de zomer of voor het slapengaan een hotdog met mosterd. Zo’n hotdogtent noemen ze hier een snagari.

Designwinkels alom. Ik stap binnen bij Artek, opgericht door Alvar Aalto: vazen, stoelen, meubelen. Rondingen, sobere kleuren, eenvoudige lijnen. “Hij was een getalenteerd man”, zegt de winkelier. “Alles wat hij maakte, woningen in de natuur of stoelen in huis, maakte op natuurlijke wijze deel uit van de omgeving. Finland was ooit arm en agrarisch, met de klemtoon op noodzakelijke dingen. Dat minimalisme vind je terug in zijn design. Zijn stoelen staan thuis bij gewone mensen, in het bureau en de kinderopvang. Voor 3000 mark heb je al een origineel Artek-product.” Snel rekenen leert dat ik me voor zo’n 20.000 frank in een Aalto-fauteuil kan neervlijen. Als ik doorloop naar het Museum voor Kunst en Design (probeer eens Taideteolusuusmuseo), vind ik de architect terug tussen andere Finse kunstenaars: zijn Savoy-vaas uit ’36 of een stoel in berkenhout. Meubelen en huisraad, van vaas en gsm tot tupperware en brommer, de geschiedenis van het dagelijkse leven van onze kindertijd tot futuristische ontwerpen voor onze kleinkinderen.

Ik krijg de smaak te pakken en leg me toe op moeilijke namen: Temppeliaukionkirkko is een fascinerende kerk die als een vulkaan uit de aarde is opgeschoten, een prehistorische tempel van granietblokken die versmolten zijn met het ruwe land en waarboven de koepel in een spiraal van 22 kilometer koperdraad ten hemel rijst als een heidense zon. Ook het volgende adres lijkt onbegrijpelijk: Akateeminen Kirjakauppa is marmer en licht dat door het glazen dak binnenvalt. Overal staan automaten met bekertjes en water. In alle talen vind ik boeken over Finland of een nieuwe editie van het heldendicht Kalevala. Achteraan schenken ze koffie in het Café Aalto. Dat is het voordeel van het Zweeds, dat met zeven procent de tweede taal in Finland is: Akademiska Bokhandeln klinkt aannemelijker voor de grootste boekenwinkel, in dit land waarvan een van de ware clichés zegt dat met de koude en donkere nachten de Finnen niet alleen saunafreaks, maar ook gretige boekenwurmen zijn.

Een juwelierszaak pronkt met oude symbolen en vraagt duizend jaar Finse geschiedenis niet te vergeten. Gevels van hotels, theaters en musea zijn opgetrokken in de National Romantic Style, robuust graniet dat de gebouwen op kastelen uit sombere sprookjes laat lijken. In de nationale galerij Ateneum zoek ik de doeken van Akseli Gallèn-Kallela, die natuur, legenden en volkscultuur uit Finlands nationale epos heeft geschilderd. “Als je de Kalevala niet gelezen hebt,” staat weinig bemoedigend bij een drieluik, “blijft de betekenis van het triptiek een compleet mysterie.” Primitieve taferelen uit de Aino-mythe, De Zwaan van Tuonela, de protagonisten Vaïnämöinen en Lemminkaïnen, een sirenenzang van meerminnen. In dit open boek over oorsprong en mythe, over de strijd tussen Pohjola en Kalevala, het donkere noorden en het welvarende land bij de zee, moeten buitenstaanders wel buitenstaanders blijven.

Hedendaagse klassiekers, van Marina Abramovic tot Mario März, staan tentoon in Kiasma, het nieuwe museum voor hedendaagse kunst. Als een ruimtetuig van Panamarenko ligt het op de kruising van twee zenuwbanen, die het oog van beeld moeten voorzien. Recht tegenover ligt het Glaspalatset, gebouwd in de jaren dertig en nu ingericht als film- en mediacentrum. Je gluurt binnen in de studio’s van MTV3, laat een roman printen in de Cable Book Library, je kijkt naar een film in Rex of eet een rendiersteak in restaurant Lasipalatsi. In de Dataclub blijken de Finnen even geduchte surfers als rallyrijders te zijn: surfen op het net heet surffaus, nog zo’n s-woord. Nergens wordt meer geïnternet dan in Finland, net zoals iedereen voortdurend met een gsm in de weer is: jongeren sturen elkaar op hun display korte boodschappen, liefdesverzen en maken afspraakjes. Gsm is cool, zoveel is zeker.

Voor wie niet vertrouwd is met de taal klinkt het alsof ze een fee uit de Kalevala is, maar Kirsi Haru is woordvoerster van Helsinki 2000. “In het begin hadden we het knap lastig dat we slechts een van de negen cultuursteden zijn. We liepen ook rond met een minderwaardigheidscomplex: wat moeten we doen? Tot we beseften: gewoon zijn wat je bent. De stad tonen én haar maken, als een levendige plaats met veel cultuur. We integreren ook wat het buitenland exotisch vindt maar voor ons heel normaal is: sauna bijvoorbeeld, dat is leven en eten, een geestesgesteldheid, het is een heilige plaats waar we lichaam en geest zuiveren, waar vrienden en familie samenkomen. En ten tweede: onze geschiedenis, zo lang overheerst door Zweden en Rusland, hebben we lange tijd ontkend. Die eigenheid willen we herontdekken.”

Langs het pompeuze parlement loop ik de muziek tegemoet. Elfduizend marmerplaten golven langs de oever van het Töölön-meer, puntige platen steken als ijsschotsen omhoog. De Finlandia-Hall is een van Aalto’s laatste werken. Ook de concertzaal glanst wit en blauw. Het is het licht van een noordelijke hemel. Het uitspansel golft over het publiek, orgelpijpen en de trapeziumvormige loges lijken op woeste zeekliffen. De zaal is een landschap van toendra en meren, van bos en zee. Cello’s hangen als nevels boven een meer, wind steekt op en wordt een klaagzang, zo ontwaakt de Vierde symfonie in a-moll op. 63. De dikbuikige dirigent met witte baard zou een figuur uit de Kalevala kunnen zijn, fluister ik mijn buurvrouw toe. Heel serieus vergelijkt ze hem met Vaïnämöinen. En Sibelius? “Oh, we houden zo van hem. Dat heeft te maken met die noordse sfeer van zijn gedichten en symfonieën.”

Tempo molto moderato, pauken en violen bootsen de natuur na, ik hoor Finse wouden en meren, een leeg en woest landschap, granieten muziek, en langzaam voel ik hoe in Finland de tijd trager stroomt dan bij ons. Of is dit geen natuursymfonie? Wat zijn dit tragische momenten in de derde beweging. Dit is een landschap van de ziel, vol wolken van weemoed. Hobo en klarinetten, zo puur en naakt. Het einde is wrang, het applaus stormachtig.

Na het concert zit een aantal mensen glunderend bijeen. “Onze meest trouwe leden”, zegt een dame. “We hebben zo meteen een ongedwongen samenkomst met de maestro, om over de muziek te praten.” Gezellig keuvelen, vragen en antwoorden in een taal waar ik niets van begrijp. Na afloop vraag ik Leif Segerstam, dirigent en componist, naar de betekenis van Finlands nationale toondichter. “Die vierde is introvert en tragisch. Sibelius was toen zwaar ziek en dacht dat hij zou sterven. Ze is niet typisch. Maar zoek in die veertig minuten niet naar het raadsel van Sibelius. Zijn muziek kun je gevarieerd beluisteren. Finlandia komt recht uit het hart, maar het is ook een tweede nationale hymne geworden. Meteen was hij een held, want Finland stond toen nog onder Russische heerschappij. Over de Kalevala zeggen ze dat die wortelt in verdriet: dat is een diepe waarheid die we bij iedere uitvoering van zijn symfonische gedichten opnieuw moeten ontdekken. Die noordse sfeer heeft Sibelius zo vrij als maar mogelijk gestalte willen geven. De aura van het noorden, we hebben het extreem warm en koud, er is licht en donker: dat is een bonus voor de fantasie.”

Helsinki is als een ajuin, met grote autoringen als schillen. De stad wordt al vlug water, bos en open hemel. Rondom liggen satellietsteden, om te leven en te werken, open en ruim, maar koud en onpersoonlijk. Overal vloeit water, Finnen krijgen er maar niet genoeg van. Baaien, meertjes met rieteilandjes en gladgepolijste granietrotsen, soms ontsierd door schoorstenen en fabrieken. Rond een vijver ligt het hart van randstad Tapiola, met hotel, stadhuis, bomen en het cultuurhuis Espoon: witte zuilen en marmerplaten, glas en een waterval die “lawaai” maakt, het geluid van een rivier in een mensenleeg bos. Zo anders want baksteenrood is de technische universiteit van Otaniemi, met een dak in de vorm van een amfitheater. Het gebouw is als de kromming van de aarde, opgehangen aan de hemel. In deze open ruimte is Aalto op z’n best en vormt de wetenschapstempel een organische, bijna mystieke eenheid met de omringende natuur.

Steeds meer nemen wouden met hun herfstkleuren de overhand: ook al is alles grijs bewolkt, de ruska is geel en dieprood. Berken, een meer, rode boerderijen, een visser, de muziek en het huis van Jean Sibelius in een grote tuin. Järvanpää ligt veertig kilometer ten noorden van Helsinki. De componist doopte zijn woning Ainola, naar de namen van zijn vrouw en de heldin uit de Kalevala. Van 1904 tot zijn dood, 53 jaar later, leefde en werkte hij in dit afgelegen statige huis. Burger en patriot, laat-romanticus en classicus van donkere en tobbende, dramatische en sentimentele muziek: de trage klanken van de Lemminkaïnen Legenden uit het epos, de mythische sfeer, noords en elegisch in De Zwaan van Tuonela, het symfonisch gedicht Finlandia, nauwelijks tien minuten maar een symbool van de Finse onafhankelijkheid, de Karelia-suite en zijn symfonieën.

Ainola is een huis zoals een Fins huis moet zijn: warm hout, intimistisch, vensters die de koude buiten houden, ruimte en stilte. In de leefkamer staat een groene kachel. “Kleuren symboliseren voor Sibelius een gemoed. Groen is F-groot. Dat schilderij is D-groot, want geel”, zegt een gids. Op het doek sterft zijn derde dochter aan tyfus. “Het zou kunnen dat hij daarom zijn Valse triste schreef. Die piano was een geschenk voor zijn vijftigste verjaardag. Componeren is hameren op een thema, zei Sibelius altijd: niet op de piano, maar in je hoofd. De stilte en de lange wandelingen inspireerden hem.” De bibliotheek was z’n lievelingskamer: een sigarenhoekje met historische werken, poëzie en een oude Philips-radio. Er hangt ook een fragment uit de triptiek van de Kalevala. Voor ik wegga, ontdek ik nog een borsalinohoed en wandelstok. Buiten is alles stil. In de tuin, aangelegd door Aino, ligt somber en zwaar een granieten grafsteen: Sibelius is kort voor zijn 92ste verjaardag gestorven. Aan een boom hangen de laatste appels van het seizoen. Hoe zou zo’n roodrijpe vrucht klinken in een symfonisch gedicht, wat is de klank van een vallende appel?

Tekst en foto’s Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content