Is je kind dromerig ? Heeft het moeite met stilzitten ? Of met cijfers of letters ? De kans is groot dat het ooit een etiket opgekleefd krijgt. ADHD, autisme, dyslexie… Vanwaar die drang om ook onze kinderen te labelen ?

Het is al jaren een traditie. Zo’n vier keer per jaar spreken we met ons zessen af. Aan het begin van elk seizoen, zeg maar. De oude schoolvriendinnen. Tot enkele jaren geleden haalden we vooral schoolherinneringen op. Stilaan kregen de carrières en ambities de bovenhand in onze verhalen. Toen kwamen de kinderen en veranderden de gesprekken : een onthaalmoeder of een crèche ? Later ging het over de eerste schoolervaringen van zoon- of dochterlief.

Vorige maand stond een nieuwe vriendinnendate op de agenda. Een warme winterzon nodigde uit om in een speeltuin af te spreken. Wij aan de babbel, de kinderen gingen op in hun spel. Het viel me op dat Marlies er met haar gedachten niet bij was. Voortdurend gleed haar blik richting speeltuin. Haar zoon Max is intussen acht, geen leeftijd meer om verloren te lopen, dacht ik. Maar Marlies bleek nerveus. “Ze hebben bij Max ADHD geconstateerd”, vertelde ze uiteindelijk. “Hij is zo druk dat ik me zorgen maakte. Ook op school hadden ze me er al over aangesproken. Er was iets met Max. We hebben hem laten testen.” De rest van de groep reageerde rustig. Al snel ging het gesprek over welk kind wat had. Louise bleek hoogbegaafd, Cas was dyslectisch, Marcel ging elke week naar de logopediste voor een beginnend stotterprobleem en Delphine zat op therapie wegens nogal teruggetrokken in de klas. Plots gingen alle blikken mijn richting uit. Ik deed alsof mijn neus bloedde, maar de stilte bleef hangen, tot ik uiteindelijk zei : “Finn heeft niets. Denk ik. Tenminste, ik heb hem nog nooit op iets laten testen.” Mijn zielsverwanten van weleer keken me vragend aan.

Lichtjes in de war ging ik naar huis. Terwijl Finn op de achterbank zijn superheld Mega Toby bezong, flitsten vragen door mijn hoofd. Ben ik wel goed bezig ? Finn is vier en kan nog geen puzzels van tachtig stukken maken, zoals Louise. En ja, hij heeft het soms moeilijk met de letter ‘r’, zeker aan het begin van een woord. Waarom had ik nog nooit aan logopedie gedacht ? Enkele dagen geleden had de juf me nog verteld dat Finn in de klas een beetje de kat uit de boom kijkt. Moet ik me zorgen maken ? ’s Avonds had ik het erover met mijn man. Hij keek me verbaasd aan. “Hoog tijd dat we onze zoon ook maar eens binnenstebuiten laten keren”, zei hij op spottende toon. “Hopelijk vinden ze iets. Stel je voor dat ons kind normaal is ?”

IS ER ECHT IETS MIS ?

Enkele dagen later zag ik een vriendin die les geeft op een lagere school. “Natuurlijk is er niets aan de hand met Finn”, zei ze lachend. “Wees blij !” Maar toen werd ze bloedernstig : tweeëntwintig kinderen heeft ze in haar klas, zes ervan hebben officieel een ontwikkelingsstoornis. ADHD, dyslexie, dyscalculie. Maar ook ASS, NLD, PDD-NOS. Termen en afkortingen die voor mij totaal onbekend waren. Daarbovenop heeft ze ook twee hoogbegaafde meisjes. Acht kinderen dus die special treatment nodig hebben. “Dat houd je niet vol als leerkracht. Enkele weken geleden kreeg ik van hogerhand het verzoek om iets minder tekeningen aan de wand te hangen en de muziek tijdens de muziekles stiller te zetten. Te veel prikkels zijn niet goed voor kinderen met ADHD. Ook moest ik extra oefenschriften maken met moeilijke oefeningen en vraagstukken voor de hoogbegaafde meisjes. Ze mogen vooral niet verveeld afhaken. Gevolg ? Extra druk. Meer stress en ook schuldgevoelens ten opzichte van de rest van de klas. Want mijn acht ‘etiketkinderen’ vragen zoveel extra zorg dat er nog nauwelijks tijd over is voor andere leuke extra’s. Soms vraag ik me echt af waar we mee bezig zijn.”

Haar klas is geen uitzondering, bijna een kwart van de lagereschoolkinderen in ons land blijkt met een etiket door het leven gaat. Vooral het aantal drukke kinderen neemt fors toe. Er wordt meer rilatine (een medicijn dat kinderen met een ADHD-diagnose krijgen om rustiger te worden) dan ooit geslikt. Het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs type 3 (voor kinderen met gedragsstoornissen) is in tien jaar tijd verdubbeld. Is er dan toch iets mis met onze kinderen ?

“Helemaal niet”, stelt Stijn Vanheule me gerust. Hij is professor psychoanalyse en klinische psychodiagnostiek aan de Universiteit Gent. Stijn Vanheule : “Natuurlijk juich ook ik toe dat leerproblemen vandaag sneller opgespoord worden en dat kinderen met extra zorg toch in het gewone onderwijs kunnen blijven. Maar ook deze medaille heeft een keerzijde. Het gedrag van kinderen wordt nu soms té snel geproblematiseerd en zelfs gemedicaliseerd. Helaas plakken we te snel etiketten op kinderen, ook als het niet nodig is. De extreme gevallen benoemen, dát moet het doel blijven. Dan spreken we over misschien vijf procent van de kinderen, niet over twintig of dertig procent, zoals nu. Als je weet dat in België in zes jaar tijd het aantal kinderen met ADHD verviervoudigd is, dan weet je gewoon dat er iets niet klopt.”

Een kind dat niet oplet, heeft al snel ADHD. Een kind dat iets stiller is, heeft autisme. Een kind dat zenuwachtig is voor een test heeft last van faalangst. Een afwijking van de norm wordt al snel een stoornis genoemd. Te snel. En dat kan ook volgens Vanheule niet zonder gevolgen blijven. Vanheule : “Plak je te snel een etiket op een kind, dan maak je van een kind meteen een probleemkind. Je benoemt het kind als ‘afwijkend’ en je gaat het ook speciaal behandelen. ‘Er is iets mis met mij’ is de boodschap die het kind krijgt. Kleintjes hebben daar meestal niet zoveel moeite mee. Maar ik weet wel dat veel jongvolwassenen worstelen met dat etiket uit hun kindertijd. Soms hebben ze als volwassene geen enkele hinder meer van hun leerprobleem. Maar ze blijven wel met het idee rondlopen dat ze anders zijn, minderwaardig. Het label wordt onderdeel van hun identiteit.”

EEN ETIKET VOOR HET LEVEN

Zo kreeg Jasper op zijn zesde de stempel ‘laagbegaafd’ en werd naar het buitengewoon onderwijs verwezen. Het niveau bleek daar al snel te laag voor hem. Dus mocht hij een jaartje overslaan. Maar terug naar de gewone lagere school ? Daar dacht niemand meer aan. Jasper : “Eenmaal een etiket, altijd een etiket. Gelukkig had mijn vader genoeg doorzettingsvermogen om uiteindelijk een test te eisen. Daaruit bleek dat er niets aan de hand was met mij. Op mijn negende mocht ik weer naar het ‘gewone’ tweede leerjaar.”

Jasper is nu tweeëntwintig en zit in zijn tweede jaar psychologie aan de universiteit. “Als ik er nu op terugkijk, vind ik het vooral verschrikkelijk hoe anderen mijn toekomst wilden uitstippelen, terwijl ik een kind was dat toen gewoon iets meer tijd nodig had om op dreef te raken. Ik heb dat hoofdstuk intussen een plek kunnen geven. Maar ik weet dat bij vele anderen zo’n etiket blijft hangen voor het leven.”

De ouders van Jasper grepen op tijd in. Maar gek genoeg blijken vaak de ouders de vragende partij te zijn om hun kind te laten labellen. Daar zijn redenen voor, zegt Stijn Vanheule : “Een label kan ook een soort van opluchting voor ouders betekenen. Ze weten eindelijk waarom hun kind bepaalde dingen niet kan of waarom hun kind zich zo gedraagt. Een andere reden ligt bij ons systeem : je krijgt als ouder pas hulp of begeleiding als je kind een etiket heeft. Als je kind bijvoorbeeld moeilijker praat en je wil gratis logopedie op school, dan heb je een label nodig. Etiketten maken het leven van ouders en begeleiders op korte termijn gemakkelijker. Maar het effect op langere termijn wordt te vaak over het hoofd gezien.”

TWEE LABELS OP EEN RIJ

De rush naar de diagnose, daar hebben ook Wendy Peerlings en Sam Geuens het over in hun boek Normale kinderen, ze bestaan nog. Peerlings en Geuens zijn zelf therapeuten met een uitgebreide ervaring met leer- en gedragsstoornissen. Zodra een kind het een beetje moeilijk lijkt te hebben, begint de rush, vertellen ook zij. Omdat een diagnose de ouders geruststelt : ze doen niets fout, want het gaat om een stoornis. “Waarom aanvaarden wij niet gewoon dat een kind niet in alles top kan zijn ?” vragen zij zich af. “Waarom zoeken we niet gewoon naar specifieke ondersteuning waar het moeilijk gaat ?” Opvoedingscheques zou volgens hen alvast een eerste stap in de goede richting zijn. Naar analogie van maaltijd- of ecocheques waarmee tijdelijke ondersteuning kan worden betaald. De therapeuten nemen in hun boek ook de lerarenopleiding onder de loep. Door het groeiende aantal etiketkinderen is de druk op de leerkrachten alleen maar toegenomen. “Maar zijn ze daar in hun opleiding wel op voorbereid ?”

“Terecht”, reageert Marjan, mama van Cédric. Haar zoontje zat in de tweede kleuterklas toen de juf haar aansprak. “Cédric doet niet mee in de klas en kruipt weg in een hoekje”, kreeg ik te horen. Het leerkrachtenkorps vermoedde dat hij een achterstand had op verschillende vlakken. Maar de juf zelf vermoedde eerst een ontwikkelingsvóórsprong. Volgens haar was Cédric duidelijk aan het onderpresteren. Marjan : “We lieten Cédric testen. Resultaat ? Een heel hoog IQ. Hoogbegaafd, zijn eerste etiket was binnen. Op zijn vierde leerde Cédric zichzelf lezen. Dus mocht hij meteen van de tweede kleuterklas naar het eerste leerjaar. Maar ook daar kreeg hij nog niet genoeg uitdaging. Hij wilde dingen ontdekken, nieuwe dingen leren, maar vond niets. Cédric zat bijgevolg steeds slechter in zijn vel.”

“Op advies van de school ging ik met hem naar een kinderpsychiater. ‘Je zoontje bouwt enkel met Lego, hij speelt er niet mee’, zei hij na enkele observaties. ‘En als hij bij mij is, klapt hij volledig dicht.’ Al snel volgde een tweede label : ASS of het Autisme Spectrum Stoornis. ‘Een kind met ASS is veel gelukkiger in het buitengewoon onderwijs’, kregen we toen als verdoken advies te horen. ‘Maar wat dan met zijn hoogbegaafdheid ?’, vroegen wij. Cédric voelde zich net beter als hij zijn tanden in nieuwe materie kon zetten. Maar er werd niet geluisterd. Ik moest in huis overal pictogrammen hangen, want een kind met ASS heeft structuur nodig. We werden ook aangeraden om twee speelhoeken te maken in onze woonkamer. Want samenspelen met broer en zus dat mocht en kon hij niet, beweerden ze. En dit terwijl ze altijd met z’n drieën op de speelmat lagen te rollebollen. Enfin, zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan… Cédric is uiteindelijk toch op dezelfde school gebleven, wordt extra uitgedaagd met oefeningen op zijn niveau. Hij wordt er nu als een gewoon kind aanzien. Hij voelt zich begrepen, ligt goed in de groep, ook al is hij een jaartje jonger. De GON-begeleiding (Geïntegreerd onderwijs, biedt kinderen met een vastgestelde leerstoornis de kans om het gewone onderwijs te volgen door ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs) die voor dit jaar was aangevraagd wegens zijn ASS-label, verwachtte zich op basis van Cédrics verslag aan het ergste. Maar na enkele weken zei de begeleidster : ‘Ik weet niet wat ik moet doen. Cédric doet het prima. ASS ? Volgens mij niet.’ Maar het label zal blijven hangen, dat weet ik nu al. Was het wel zo’n goed idee om hem ooit te laten diagnosticeren.”

HET KIND ALS PROJECT

Ook de Nederlandse psychologe Laura Batstra stelde zich jarenlang vragen over de etiketkinderen. Uiteindelijk is ze uit de kinderpsychiatrie gestapt uit onvrede met het feit dat kinderen in haar ogen onterechte diagnose en medicatie krijgen. Volgens Batstra is de maatschappij te veeleisend. We vragen veel van kinderen. Ze moeten samenwerken, hoog scoren op toetsen, hun emoties in bedwang houden. We willen zo graag dat ons kind perfect is. Het kind is een project geworden. Als dat kind niet functioneert zoals wij het hadden verwacht, valt dat moeilijk. Dan komen de deskundigen eraan te pas, er volgt een doorlichting en vaak ook een etiket.

Batstra ziet maar één oplossing : de hoge eisen bijstellen en de talenten stimuleren in plaats van het kind af te rekenen op onvoldoendes. Kinderen ontwikkelen zich nu eenmaal niet allemaal in hetzelfde tempo. Soms gaat het trager en dan ineens maken ze een grote sprong. Maar we gunnen hun de tijd niet meer. “Misschien moeten we gewoon weer leren om onze kinderen wat meer met rust te laten”, stelt Batstra voor. “Een kind is zoveel meer dan dat ene probleem.”

Dirk is vader van Flore (10). Dirk : “Flore deed het niet goed op school, haar resultaten waren slecht. Uiteindelijk had het lerarenkorps besloten dat Flore ADHD heeft. Er werd ouderbegeleiding aangeboden. Hoe gaan we op de juiste manier om met ons ADHD-kind ? Er werd medicatie aangeraden. We weigerden. Om Flore de aandacht te geven die ze misschien wel iets meer nodig heeft dan een ander kind gaf mijn vrouw haar baan op. Sindsdien is thuis een stabiele factor voor Flore, en dat helpt. Ze voelt zich beter en is rustiger, ook op school. Een beslissing die het ons financieel iets moeilijker maakt, maar we hebben er geen seconde spijt van. Flore is weer dat onbezorgde meisje. Zonder medicatie te slikken, zonder hulp van buitenaf.”

De oorzaak van heel wat leerproblemen ligt ook volgens Stijn Vanheule vaak niet bij het kind zelf. Stijn Vanheule : “Heb je als ouder het gevoel dat je kind met een probleem kampt, blijf er dan zeker niet mee zitten. Met hulp zoeken is niets mis. Praat met de juf, met de school, het CLB. Maar ga dan samen op zoek naar de concrete probleemsituatie. Zoek een oplossing voor het concrete probleem en houd rekening met het kind zelf. Met zijn leerstijl, zijn karakter, zijn omgeving. Niet alle kinderen met hetzelfde probleem pak je op dezelfde manier aan. En geef kinderen vooral de ruimte om kind te zijn. In hun eigen tempo.”

Dirk : “Ik was vroeger ook een druk kind, net als Flore. Mijn ouders hebben daar nooit echt een punt van gemaakt. Maakte ik het te bont, dan moest ik op mijn kamer even tot rust komen. Meer gebeurde er niet. Stel dat ik nu kind zou zijn, dan was ik gegarandeerd een ADHD-kind. Toen wisten ze niet eens van het bestaan af. In de loop der jaren werd ik rustiger. En nu durf ik te zeggen dat ik een doorsnee volwassen man van 45 ben. Zonder etiket. Daar ben ik mijn ouders nog altijd dankbaar voor.”

DOOR BARBARA CLAEYS & ILLUSTRATIE KORNEEL DETAILLEUR

Het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs type 3 is in tien jaar tijd verdubbeld

Het kind is een project geworden. Als dat kind niet functioneert zoals wij het hadden verwacht, komen er deskundigen aan te pas, en volgt er ook vaak een etiket

“Niet alle kinderen met hetzelfde probleem pak je op dezelfde manier aan. Geef ze vooral de ruimte om kind te zijn. In hun eigen tempo”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content