HEKSEN, DETECTIVES EN EEN VERBORGEN SCHAT
Sommige plekken trekken het vreemde aan. Neem nu Ellezelles, te midden van het natuurpark van het Henegouwse Pays des Collines. Ooit werden er heksen verbrand, het zou de geboorteplaats van Hercule Poirot zijn en er zou een schat van de Tempeliers liggen.
Francofoon, maar niet echt Waals, en al helemaal niet Vlaams, ook al ligt het tegen de taalgrens en gaat er vooral in het weekend aardig wat Gents over de tong. Ellezelles ligt tussen Ronse en Lessines, in Belgisch Picardië zoals dat heet. En nee, een doorsneedorp kun je het niet noemen. Goed, er is het marktplein voor de Eglise Saint-Pierre met op dat plein Café La Mairie, waar de rondborstige waard als hij zijn dienst begint elke stamgast, man of vrouw, op de wang zoent en toevallige passanten plechtig de hand drukt. Charmant, maar niet buitengewoon. Of toch ? Want aan de muur hangen foto’s van het volksfeest Jean-Jean dou Ballon. Dat gaat terug tot een mooie lentedag in 1850, toen er uit de blauwselblauwe hemel plotsklaps een Montgolfière neerstreek, een heteluchtballon die een noodlanding maakte. Het hele dorp in rep en roer natuurlijk, zoiets hadden ze daar nog nooit meegemaakt. Alleen Petit Jean, volgens de overlevering mayeur van het gehucht Guinaumont, zou het niet de moeite gevonden hebben om te gaan kijken. En kijk, die flegmatieke mens wordt hier dus elk jaar op Pinkstermaandag herdacht met een feest dat naast veel volk ook folkloristische groepen van ver over de grenzen trekt.
DE ZOON VAN MADAME VAN PREI
Maar Jean-Jean is niet de bekendste ereburger van Ellezelles. Dat is een beroemde detective, enigszins corpulent, kaal onder zijn bolhoed en met een zorgvuldig in de was gezette puntsnor. Toen Agatha Christie in 1976 overleed, vroeg men zich eens te meer af of Hercule Poirot een ‘historisch’ personage was of een samenraapsel van karakteristieken die de schrijfster had kunnen observeren toen ze tijdens de Eerste Wereldoorlog Belgische vluchtelingen verzorgde. Het antwoord op deze gewichtige vraag berust in de registers van de burgerlijke stand van Ellezelles waar het zwart op wit staat : de kleine Hercule Jacques werd op 1 april 1850 geboren in het gezin van Jules Louis Poirot en Godelieve Van Prei. Een ideale Belg dus, de vrucht van een gemengd huwelijk : l’ union fait la force ! Of een kostelijke Belgenmop zoals de geboortedatum en de naam van de moeder doen vermoeden. Waar niet iedereen even hard kon om lachen. Vooral journalisten van buitenlandse bladen niet die in alle ernst op zoek waren naar de racines van de papieren held.
Overigens had de grap wel haar oorsprong in het Britse thrillergenre : misdaadauteur Peter Cheyney, tijdens de Eerste Wereldoorlog in de streek gelegerd, bedacht later een zekere Ernest Guelvada, een Belg ‘geboren in de bakkerij van Ellezelles’ die de vijand met getrokken mes tegemoet ging. Maar wie kent Guelvada nog ? Hercule Poirot is toch een veel interessantere ereburger zeker. Zijn beeltenis siert in elk geval de gevel van het Maison du Pays des Collines en binnen is zijn ‘geboorteakte’ te bewonderen. Ter ere van de enigmatische speurneus creëerde de Brasserie Ellezelloise de Hercule een stout die er zelfs bij de meest British aller Engelsen vlot ingaat. En links en rechts wordt gefluisterd dat Patrick Suchet, de Britse acteur die nu al tientallen jaren Poirot vertolkt, binnenkort naar Ellezelles zou afzakken. Of is dat ook weer een grap ?
WATKYNE EN DE HEKSEN
De man die Hercule Poirot met Ellezelles verbond, was dezelfde die het dorp op de toeristische kaart zette met de grote Heksensabbat die daar sinds 1972 het laatste weekend van juni plaatsvindt. Jacques Vandewattyne, artiestennaam Watkyne, stond bekend als een visionair met vele talenten en gepassioneerd door folklore, zoals blijkt uit zijn Manifeste du Folk-Art.
Begin jaren zeventig deed hij met leerlingen van het Athénée Royal d’Anvaing opgravingen op een heuvel waarvan hij vermoedde dat het een tumulus was, een Romeinse grafheuvel. Het graafwerk leverde niets op, maar de plek bleef hem fascineren. “I n’a jamais ri poussé su ceul butte-là, pac’queu c’eut l’Mareu à Chorchîle“, wisten oude mensen uit de streek hem te vertellen. (Op die bult groeide nooit iets, het is de Heksenheuvel). Opzoekingen in oude archieven leidden tot de ontdekking van het ‘heksenboek’, wat niets anders was dan de boekhouding van de kosten van vijf processen en terechtstellingen van heksen die in 1610 in Ellezelles veroordeeld en in het naburige Lessines geëxecuteerd werden. De jongste van hen, 38 jaar oud, heette Quintine dele Clisserie. Later bleek dat in 1599 al een golf van heksenprocessen plaatsvond waarbij drie vrouwen uit Ellezelles op de brandstapel belandden. Naast de kerk is nog altijd de zuil te zien waaraan de onfortuinlijke veroordeelden vóór hun executie een dag en een nacht vastgeklonken werden.
Van de Anglo-Normandische eilanden tot Rusland, van IJsland tot Transsylvanië, heel Europa kreunde onder de waanzin van de heksenvervolging. Algemeen wordt het fenomeen met de middeleeuwen ge- associeerd, maar de meeste processen vonden plaats tussen 1400 en 1650. Voor het graafschap Henegouwen vermelden de archieven van de Rekenkamer voor de periode van 1599 tot 1640 van 159 heksen. In de verordening van de Spaanse koning Filips II van 1592 wordt hekserij gedefinieerd als een schending van de goddelijke en menselijke majesteit, met andere woorden ‘de grootste misdaad die men kan begaan.’ De beschuldigden waren meestal alleenstaande oudere vrouwen, weerloos dus. En er was niet veel nodig om als heks beschouwd te worden. Lag er een koe dood in de wei ? Het was de ietwat vreemd uitziende buurvrouw die er het kwade oog op geworden had. Er brandde een boerderij af ? Het was het kruidenvrouwtje in de hut aan de rand van het bos dat een baal stro in de schouw in brand had gestoken. Over het doen en laten van heksen deden de meest fantasierijke verhalen de ronde. Zo zouden ze vliegzalf maken van gekookte pasgeboren baby’s en tijdens sabbats seks hebben met de duivel in de gedaante van een bok of kater.
In het baljuwschap Flobecq-Lessines was de heksenvervolging bijzonder hevig. Niet alleen werd achttien procent van alle misdaadverdachten met hekserij geassocieerd, bijna zeventig procent van alle ter dood veroordeelden waren ‘heksen’. In de zeventiende eeuw werden ook mannen van tovenarij beschuldigd. Om de verdachten tot bekentenis te dwingen, werden ze gefolterd. Meestal werden de heksen door een beul gewurgd voor die verbrand werden. Voor het zover was, werden de onfortuinlijken nog een laatste keer ondervraagd door de burggraaf in zijn rol van rechter. Niet zelden verklikten ze dan nog ‘medeplichtigen’. Na de executie gingen de burggraaf, de griffier en bewakers eten. Ieder van de betrokkenen ontving een loon in verhouding tot de geleverde diensten.
HET BEHEKSTE DORP
Nee, het is geen vrolijk verhaal, de heksenvervolging. Toch speelt de heks de hoofdrol in de folklore van Ellezelles. Je vindt haar overal : op gevels, in voortuinen, achter ramen en in etalages. In een boerderij wonen nog verre afstammelingen van een van de terechtgestelden. Er is heksentaart en heksenbier, Quintine, verkrijgbaar in blonde en bruine versie. ‘La blanche dame’, in de gedaante van een uil, gidst je door het parcours- spectacle van La Maison du Pays des Collines dat vooral het jonge grut doet huiveren. Overigens, een échte Ellezelloise heks heeft geen hoed op, maar een hoofddoek ! Voor sportieve heksenjagers is er de zes kilometer lange Sentier de l’Etrange, een pad door het idyllische en intens groene heuvellandschap rond het dorp waar het krioelt van de mysterieuze wezens, de meesten van de hand van Watkyne : de duivel met de viool, een groene bok, weerwolven, vleermuizen, rare dwergen en een heks met slechte manieren, Eul Pichoûre, die zowaar een incontinentieprobleem heeft. Vooral de avondwandeling in september, met fakkels en heksen als gids, doet bange harten bonzen.
Maar Ellezelles is pas echt ‘behekst’ op de laatste zaterdag van juni, tijdens Le Sabbat des Sorcières, met een middeleeuwse markt, straattheater, muziek, optochten en tentoonstellingen. De apotheose is een avondlijke sabbat, waarbij de heksen hun meester ontmoeten tijdens een klank- en lichtspel rond de brandstapel. Her en der klinkt hun toverformule : “Houp houp, riki rikète. Pad’zeur lès haies et lès bouchons, vole au diâle et co pus long ! ” Wat het precies betekent, kan niemand mij uitleggen, maar het heeft ongetwijfeld met de duivel te maken en vliegen over hagen en bosjes.
Sinds 1999 is Jacques Vandewattyne, de grote inspirator van Sentier en Sabbat, er niet meer bij. Le Diable au Paradis zoals hij hier genoemd werd, overleed vlak voor de sabbat van dat jaar. Maar zijn geest leeft voort in het spektakel en zijn naam wordt hier in Ellezelles met veel eerbied uitgesproken, niet het minst door zijn leerling en opvolger, Charles Pieman. “Als ik geen artistieke inspiratie meer heb, dan ga ik Watkynes weduwe opzoeken en snuif in zijn atelier de sfeer op, dan kan ik er weer tegenaan.”
DE SCHAT VAN DE TEMPELIERS
Je zou denken dat een klein dorp als Ellezelles met al die heksentoestanden ruim zijn quotum aan mysteries haalt, maar dat is buiten Rudy Cambier gerekend. Een innemend man, tot zijn pensioen als filoloog verbonden aan de universiteit van Luik. Van zijn vader erfde hij een huis in Wodecq, een idyllische deelgemeente van Ellezelles. In de kelder van dat huis vond Cambiers vader ooit een oud kruis. Een Tempelierskruis, zo zou blijken. De Tempelorde bestond uit gewapende monniken die in de twaalfde en dertiende eeuw aan de kruistochten deelnamen. Uiteindelijk werd de orde zo rijk en machtig dat de Franse koning Filips de Schone er alles aan deed om hen uit te roeien. In zijn opzoekingswerk naar de Tempeliers stuitte Rudy Cambier op een tekst van een zekere Yves de Lessines, prior van de cisterciënzerabdij van Cambron, wiens moedertaal het Picardisch was. Op verzoek van een vluchtende Tempelier zou De Lessines de oorlogskas van de Tempeliers, een aanzienlijke goudschat, in veiligheid gebracht hebben. Bedoeling was die schat te bewaren om later de heropbouw van de orde te bekostigen.
Maar de laatste Tempeliers overleden en niemand eiste de schat op. Tussen 1323 en 1328 schreef De Lessines dan maar een cryptische tekst met aanwijzingen naar de bewaarplaats van de schat en bijhorende documenten. Die tekst zou later door de zestiende-eeuwse Provençaal Nostradamus ingepikt zijn, maar dat is weer een ander verhaal.
Cambier ontcijferde de teksten van De Lessines en zoals blijkt uit zijn boek Nostradamus en de Erfenis van de Tempeliers ging hij daarbij niet over één nacht ijs. Dat het boek bij Frontier Publishing verscheen, een Nederlandse uitgeverij gespecialiseerd in boeken over graancirkels, ufo’s, de Graal, Atlantis en andere wazige fenomenen, wekt dan weer minder vertrouwen. Hoe ook, na grondige studie van alle aanwijzingen, kwam Cambier tot een onthutsende conclusie : de schat ligt in de onmiddellijke nabijheid van zijn huis met fundamenten uit de veertiende eeuw, op de site Blanc Scourchet. De filoloog liet de Britse gespecialiseerde firma Earth Sciences Systems Ltd peilingen uitvoeren. Volgens hen was er sprake van 21 begraven tonnen. En laat De Lessines daar nu ook naar verwezen hebben in zijn tekst !
De zaak deed heel wat stof opwaaien. In 2010 was er zelfs een vraag van de Waalse Minister Van Openbare Werken Benoît Lutgen die de administratie belastte met een onderzoek. Waren er genoeg gefundeerde redenen om met opgravingen te beginnen ? Cambier van zijn kant diende in 2009 een verzoek in om het landschap van Blanc Scourchet te beschermen. Een ondernemer wilde namelijk op het terrein tegenover de historische site zes nieuwe huizen neerpoten. Het landschap dat zevenhonderd jaar zo goed als onveranderd bleef, zou daarmee onherroepelijk geschonden worden. Die huizen staan er intussen nog niet, maar de zaak doet veel vragen rijzen : zit er in Ellezelles echt een goudschat in de grond ? Waarom sloeg Cambier niet zelf aan het graven ? Blijkt dat bij pogingen tien jaar geleden de putten zich automatisch met water vulden. Bovendien zou er gevaar bestaan dat belangrijke historische documenten beschadigd raken zodra ze aan zuurstof blootgesteld worden.
De man zelf wil overigens niet meer over de zaak communiceren. “Lees mijn boek,” zo laat hij via Facebook weten, “het staat er allemaal in.” Charles Pieman is eerder sceptisch. “Ik heb Cambier ontmoet, het is geen onnozelaar. Maar als er daar iets in de grond zit, dan is het volgens mij eerder van Gallo-Romeinse oorsprong. De plek ligt vlak bij de heerbaan Bavay-Velzeke (zie ook p. 38), naar alle waarschijnlijkheid was er een afspanning voor paarden. Op zulke plekken zijn er al eerder goudschatten gevonden.” Ha, een nieuwe piste en een zoveelste mysterie voor Ellezelles, dat niet voor niets le village de l’étrange heet.
PRAKTISCH
LE SABBAT DES SORCIÈRES (29/6) EN LE SENTIER DE L’ETRANGE : LA MAISON DU PAYS DES COLLINES, RUELLES DES ECOLES 1 (PLACE) 7890 ELLEZELLES, 068 54 46 00, WWW.PAYSDESCOLLINES.BE
NOSTRADAMUS EN DE ERFENIS VAN DE TEMPELIERS, RUDY CAMBIER, 173 P., 19,90 EURO, TE BESTELLEN VIA FRONTIER PUBLISHING, HTTP://FRONTIERWORLD.NL
DOOR LINDA ASSELBERGS & FOTO’S JORRE JANSSENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier