LINDA ASSELBERGS

Linda Asselbergs/Koen Fillet

“Een katholieke opvoeding, je schudt dat niet zomaar van je af.” Een zinnetje uit je bloedeigen blog, Koen, iets over de tekst van psalm 42 waarin een ziel schreeuwt om God te vinden. Niet mijn ziel, schrijfmaat. De kerstening van West-Europa mag dan al van de zesde eeuw dateren, mij hebben ze overgeslagen. Hier zit een heiden, een ongelovige, een sauvage min of meer noble. Tegenwoordig is een atheĆÆstische opvoeding de gewoonste zaak ter wereld, maar als kind was ik eerder een rariteit. Na zegge en schrijve Ć©Ć©n dag frƶbelen was mijn carriĆØre bij de nonnetjes al ten einde. Wist deze driejarige veel dat een neiging tot naturisme in christelijke kringen als onzedig beschouwd werd. Sindsdien hou ik alles aan, toch in het openbaar.

Wedden dat jij al je communies gedaan hebt ? Dat heeft bijna iedereen in Vlaanderen. Aan mij was zo’n bruidsjurk voor lilliputters niet besteed. Hoogstens ging ik mijn klasgenootjes opwachten na de repetities voor de Grote Dag. Of ik naar de Hel zou gaan als ik mijn plechtige communie niet deed, informeerde een klasgenootje, bezorgd om mijn zielenheil. De Moeder Cent van dienst knikte streng vanuit haar witte kap. Ook als ik voor de rest een braaf kind was ? Weer deinde de witte kap. Toen al wist ik dat een lidmaatschap van deze club geen na te streven doel was, Koen. De muren van het Museum voor Schone Kunsten versterkten die overtuiging alleen maar : martelaressen met gebroken ogen, met pijlen doorboorde heiligen, zondaars kronkelend in het vagevuur. Niet echt een feestje waarop ik uitgenodigd wilde worden.

In retrospect heeft die goddeloze opvoeding alleen maar voordelen gehad. De erfzonde, vasten, enge biechtvaders, retraites, handjes boven de lakens, lelijke schooluniformen ? Allemaal geen last van gehad. Lees ik boeken van leeftijdgenoten als Kristien Hemmerechts en Geertrui Daem, dan heb ik het gevoel dat zij in een veel duisterder tijdperk dan ik opgegroeid zijn. Anderzijds : als je geen geloof hebt om vanaf te vallen, kun je een literair oeuvre van enige allure wel vergeten. Het is ook eenzaam in je eentje daarbuiten, zonder God en zijn moeder om je hand vast te houden. Zonder Bhagwan, Krisjna, kabbala of grootloge. Tot het bittere einde. Benieuwd of ik dan nog zoveel praat zal hebben.

KOEN FILLET

Ik beken, ik heb psalm 42 op de radio gezongen. Met onvaste stem, maar het was een kot in de nacht. Wie dan nog luistert, is bereid veel te vergeven. Evenals een moede hinde naar het klare water smacht, schreeuwt mijn ziel om God te vinden die ik ademloos verwacht.

En ja, je hebt gelijk : ik heb al mijn communies gedaan. In een kostuumpje, met zo’n nepdas die met een elastiek rond mijn jongens-nekje spande, met lederen handschoenen en met een spiksplinternieuwe polshorloge.

Ik zie mezelf zitten in een koude kerk, met korte broek op een harde kerkstoel. De rieten zitting kerft rode ribbeltjes in mijn billen. De woorden die ik zing, zijn louter klank, jaren later pas zal de betekenis ervan doordringen. Tegen die tijd is het te laat, voor het geloof ben ik dan al reddeloos verloren. Maar wij, godsloochenaars, moeten toegeven, Linda, dat psalm 42 van een onaardse schoonheid is. Voor het vervolg van de tekst moet ik de Bijbel erop naslaan. Een afvallige kan de tweede strofe niet anders lezen dan met licht schuldgevoel : want allang zoek ik Zijn aangezicht niet meer, mijn ziel is vleugellam geslagen en ik sta niet langer juichend in Zijn voorhoven. Maar als kind dus wel.

Hoewel. Erg vroeg verschenen er barstjes in mijn geloof. Dat was God zijn eigen schuld, hij had maar moeten reageren op mijn gebeden. Ik had een liturgisch probleem. Ergens halverwege de eucharistie wordt het sanctus gezongen. Heilig, heilig, heilig de heer, de God der hemelse machten enzovoort. Elke week opnieuw voelde ik, zogauw de organist het machtige beginakkoord aanzette, een mateloos diepe geeuw opwellen. Een gaap waar ik me voor schaamde. Zo’n Geeuw met de G van God, waarvan de tranen je in de ogen springen. Ik wou dat niet, ik verzette me ertegen, ik smeekte God om bijstand. Laat het deze keer niet gebeuren, Vader. Ik hoorde de priester zijn aanloop nemen, ik kan me de woorden nog herinneren : daarom, met alle engelen, machten en krachten, – ik wil niet, ik wil niet – loven en aanbidden wij u – nee God, nee ! en zingen u toe vol vreugde… G-e-e-u-w, terwijl naast me mama met luide stem het Heilig Heilig inzette. Week na week liet God mij in de steek. Hij mij eerst. Daarna ik Hem.

(www.koenfillet.be)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content