De Parijse haute couture krijgt van hetzelfde laken een pak als de prêt-à-porter: de managers hebben overgenomen en geld, niet mode is de inzet. Ondertussen passen de créateurs zich aan aan de eisen van de tijd, met soberheid en draagbaarheid.

De muizenval staat al een flink aantal seizoenen klaar voor de haute couture, maar wonder boven wonder blijven de créateurs en hun huizen er telkens weer omheen trippelen. Het echte, bemiddelde cliënteel vergrijst of haakt af; jonge gezichten uit Hollywood- en popstermiddens laten zich welwillend uitnodigen en fotograferen vanop de eerste rij, dat is nu eenmaal hun aard en beroep, maar ze bestellen nauwelijks iets van wat op de loopplank te zien is. De algemene media zijn ook steeds minder geïnteresseerd: haute couture kan nog dienen als staartje van een anders ongevuld televisiejournaal en de economische pagina’s van dagbladen kunnen om de zoveel tijd berichten over alweer een lucratieve overname of een hoopvolle marketingzet. Het grote publiek beschouwt de haute couture in het beste geval als vijftien seconden gniffel-verstrooiing; de grandeur en het majestueuze is er allang van af, ook al omdat men zich liever zand in de ogen laat strooien door volkse koningshuizen en doorzon-prinsessen.

Toch waren er de vorige seizoenen vage tekenen dat de haute couture op een heropleving afstevende: een handvol nieuwe namen opende een atelier en in de zijlijn werden weer kleine, besloten haute defilés gegeven. Maar het is veeleer een afvallingsrace gebleken waarbij ook grote(re) namen forfait hebben gegeven: Thierry Mugler, Ocimar Versolato, Josephus Thimister, Louis Féraud en Viktor & Rolf doen niet meer mee, om uiteenlopende redenen. Paco Rabanne is dan weer vertrokken met de eerste UFO die langskwam. De Chambre Syndicale de la Couture doet evenwel haar best om de coutureweek niet te laten ontaarden in een serie product placements van parfums en handtassen. Jean-Charles de Castelbajac, de nieuwe voorzitter, verkondigt luid vooral in jong bloed te geloven en eist dat vanaf nu hun creativiteit terug zal primeren, niet de dikte van hun portemonnee. Het klinkt als loos gebabbel, want veel effectieve maatregelen worden er voorlopig niet genomen.

De créateurs zelf behouden hun gevoel van trots. Ze weten als geen ander dat ze tot pionnen in een financieel schaakspel zijn geworden, maar ze blijven zichzelf ervan overtuigen dat hun meesterhand dient voor het spelden en het draperen, niet voor het doornemen van een almaar groter wordende stapel contracten. Die instelling is vooral bij Yves Saint Laurent duidelijk. Het huis dat zijn naam draagt is sinds vorig jaar eigendom van de Italiaanse Gucci-groep, en Tom Ford wordt de nieuwe creative director van YSL, zonder zijn job als ontwerper bij Gucci op te geven. Ford zal vanaf nu alles dirigeren, behalve de haute couture, want daar blijft Pierre Bergé zijn hand boven houden. Aan Monsieur Yves gaat het allemaal voorbij, zo lijkt het toch. Omstaanders mogen dan wel beweren dat de ontwerper ze niet allemaal meer op een rijtje heeft, met zijn nonchalante houding bewijst hij nog steeds de intelligentie te bezitten die ons door zijn kroniekschrijvers wordt voorgehouden. You got the money, I got the soul: het spreekt uit zijn ogen als hij backstage de pers- en maatpakgieren verwelkomt. Want zijn persoon is zo verweven met het traditionele, verheven elan van z’n maison dat hij het vertikt zijn savoir-faire en classy attitude op te geven. Dus zegt hij op de Franse tv Tom Ford “très gentil” te vinden; de rest van de tijd orakelt hij, zoals alleen een echte couturier het kan, dat hij ervan droomt de Parijse straten vol gitanes te zien lopen. De collectie en enkel de collectie, daar heeft hij de mond van vol, nog niet eens omdat het hem zo is opgelegd.

Spanje is deze keer Yves’ inspiratiebron; behalve een aantal herwerkingen van zijn safaritunieken en smokings, loopt het podium vol sierlijke Carmens en andere warmbloedige dames. Veel zwarte kant is er te zien, en ruisende, helgekleurde rokken; opvallend veel zwarte doorkijkblouses en -tops ook, waaraan gouden munten bengelen of waarover zwarte kralen dansen. Aan de onderkant van drukgebloemde avondjurken zitten royale maar juist gedoseerde lagen ruches en rond een blote schouder kronkelen weelderige volants. Een typisch, weinig verrassend maar toch volwaardig Saint Laurent-defilé, tot in de puntjes volgens de huisstijl: rode nagels, rode lippen, klassieke muziek, chignons. In de toekomst zullen er nog meer dergelijke Yves-shows komen, daar is iedereen van overtuigd. Maar in vergelijking met de imminente mediacapriolen van Ford, zullen ze steeds meer als privé-speeltuinen beschouwd worden.

D onatella Versace zit wel stevig in het zadel, maar heeft andere zorgen. Sinds de dood van Gianni heeft ze een deel van haar glamourpubliek andere oorden zien opzoeken. Aan populariteit heeft ze nooit moeten inboeten, alleen is de concurrentie, van Gucci tot Prada, niet te onderschatten gebleken. Maar als het moet, kan Donatella de teugels strak trekken. Voor de coutureshow haalt ze alle Versace-troeven boven: de onbeschaamde adoratie van het lichaam, de ostentatieve glitter en de zelfverzekerde stoeipoesstijl. Er worden voornamelijk jurken getoond, in ijscokleuren, kort en nauw, of lang en over het lichaam gesmolten, met ingewikkelde omhultechnieken en flitsende uitsnijdingen. Het beeld is licht en sixties-geïnspireerd; de Atelier Versace-vrouwen zijn geen eendimensionale pin-ups, maar wel verheven.

Karl Lagerfeld predikt in naam van Chanel ook de vederlichte toets. En volumes: Karl is de druipkaarslook beu en wil terug wijd, breed en vooral fleurig. Hier en daar lijkt z’n couturecollectie op een hommage aan de New Look van Dior, maar de belangrijkste boodschap lijkt optimisme-ondanks-alles. Hij gebruikt alle kleuren van de regenboog voor veelal monochrome silhouetten, en veel bloemenmotieven. Accessoires zijn schaars, behalve prachtige armbanden en ceintuurs in massief goud. Het ziet er allemaal simpel uit, wat de moeilijkste opdracht in coutureland is, en niets schreeuwt van geldverkwisting.

Soberheid maakt sowieso terug opgang, hoewel dat in de haute couture een relatief begrip blijft. De baljurken met drie meter doorsnede behoren tot het verleden; het verschil met outfits uit de prêt-à-porter wordt steeds kleiner, toch qua uitzicht. Deze aanpak werkt goed voor Jean-Paul Gaultier, die deze keer richting Indië trekt. Opgewaardeerde sari’s, Goa-motieven, hippie-achtige perlages, tulbanden, maharadja-zilver: alles zit erin, op een speelse en uitgebalanceerde wijze. Alexander McQueen ( Givenchy) doet het ook rustiger aan (veel tailleurs, grijs, zwart en wit), maar haalt zijn femme maudite-obsessie tot vervelens toe weer boven. Adeline André houdt het op een soort soft constructivisme, met kleine en grote cirkels die het lichaam bedekken en vloeiende, subtiele konische jurken.

Dior haalt, in tegenstelling tot de rest, wel de voorpagina’s van alle kranten, maar dan met dank aan de Parijse daklozen. Meteen na het defilé kwamen ze protesteren aan de Dior-shop in Parijs; ze vonden Galliano’s haute couture, volgens deze laatste geïnspireerd door de clochards, beledigend en kortzichtig. Galliano zei dat ze het verkeerd begrepen hadden: zijn luxeversies van bedelaars waren ironisch bedoeld, als ondermijning van de pure decadentie van de haute couture. Een domme uitleg, want in feite lijdt de Engelsman aan ideeënarmoede: de betwiste collectie is een regelrechte herneming van zijn Les Incroyables-collectie waarmee hij meer dan 15 jaar geleden aan St. Martin’s afstudeerde en die hem internationaal lanceerde. De gescheurde, verwrongen en besmeurde jurken bewegen dus niemand uit de modewereld: trash en deconstructivisme heeft Modeland al duizend keer gezien, en bovendien zijn Galliano’s versies onhandig en spuuglelijk uitgevoerd.

Neen, dan Christian Lacroix: hij leverde de meest bevredigende couturecollectie af voor zomer 2000, enkel en alleen door zijn mix and match-techniek en zijn overweldigende kleuren- en stoffenexplosies in moderne, abstracte en rechte vormen te duwen. Misschien heeft Lacroix een raar pilletje geslikt, misschien heeft hij er een plaatjesboek over hedendaagse kunst bijgehaald, wie weet: elke outfit lijkt een assemblage van tien verschillende items, het ene al bonter dan het andere. Maar het werkt, hoewel de vergelijkingen met het werk van Rei Kawakubo niet van de lucht zijn. Haute couture is een naai-, en bij Lacroix ook een denkkunst.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content