Hangaround
Ik ging met een maat naar het feest van de Hells Angels. De opbrengst was bedoeld om de Angels te helpen die in de gevangenis zitten. Nu kun je veel van me zeggen, maar niet dat ik te beroerd ben om een goed doel te steunen.
De Hells Angels, dat is niet de petanqueclub in de Patijntjestraat. Die jongens hebben een reputatie. Een vriendin van mij, bekend van televisie, wou in haar overmoed meegaan, tot ik haar adviseerde om de woordcombinatie Hell’s + Angels toch eens te googelen. “Ik durf niet”, stuurde ze even later. Zag zich als blanke slavin aan de man gebracht worden.
Zelf durfde ik wel, waaghals als ik altijd geweest ben. Het clubhuis van de Angels was gelegen aan een drukke steenweg, waar dag en nacht verkeer voorbijraast. AFFA, stond er op de ruit, wat schijnt te staan voor Angels Forever Forever Angels. En natuurlijk hun logo, het doodshoofd met oranje vleugels.
Bij de ingang stonden kaarsen, van het type dat je bij Blokker kunt kopen en dat een afschrikkende werking uitoefent op muggen en persmuskieten. Ik prees mij gelukkig dat ik bevriend ben met de knaap die al twintig jaar de colours op de leren jassen van de Angels mag naaien. Die colours, dat is iets bijzonders. De eerste jaren moet je zo’n beetje een hang- around zijn : je bent nog geen Angel, maar mag in hun buurt rondhangen om zadelleer te poetsen en roest van uitlaatpijpen te verwijderen. De full colours voor op je jekker krijg je pas later. Zo’n jas wordt dan iets heiligs ; naar verluidt mag zelfs de vrouw van een Angel die niet aanraken. Hells Angels doen niet echt aan feminisme, of het nu van de tweede of de derde golf is. “Lady of xxx”, las ik op de leren jekker van een hooggehakte dame, die met haar status zeer tevreden leek.
Er was een clublokaal en een door de maan verlichte binnenplaats, waar zich een hoop volk had verzameld. Het verwonderde mij dat er geen metal gedraaid werd, maar pounding techno music. Zoals te verwachten, zag ik veel piercings en tatoeages, roestvrij ijzer en mannen die er als forten uitzagen. Hells Angels zijn stoer, maar niet van gevoelens verstoken. Zeg nooit ‘bende’ tegen hun vereniging. Dat kwetst ze. Wat mij verwonderde, is dat je binnen ook volk van andere motorclubs aantrof. Ik spotte Red Devils, Phantoms en lui die het doodshoofd op hun rug met een Duitse staalhelm toegerust hadden. Het bleef verdacht rustig. Even vroeg ik mij af of de Soldiers of Jesus ook uitgenodigd waren.
Toen de avond vorderde, werden de prijzen getrokken van de tombola. De eerste prijs was een bon voor een tattoo ter waarde van tweehonderd euro. De tweede prijs was een koffiezetapparaat, de derde een bonsaiboompje. Een van de Angels hield zich intensief met de kweek daarvan bezig.
Het werd een gezellige avond. Ik kreeg het rare gevoel dat je bij de Hells Angels minder voor rugdekking moet zorgen dan op de gemiddelde werkvloer. Handen werden geschud op de manier die ik kende uit mijn tienerjaren, niet met stramme vingers maar met duimen die warmhartig in elkaar grijpen. Ik dronk mijn gin-tonic met een rietje en voelde mij op mijn gemak, hoewel duidelijk bleef dat je met deze knapen geen heibel moest zoeken. “Je hoeft geen schrik te hebben”, stelde een vriendelijke Angel mij gerust, wijzend naar de ramen aan de straatkant. “Allemaal kogelvrij glas.”
Er waren satés met druipend varkensvlees. En keuze tussen diverse sauzen.
“Prima vlees!”, zei ik tegen de Angel achter de barbecue.
“Ja he?”, zei de Angel achter de barbecue tegen mij.
We grijnsden. En daarmee was alles gezegd eigenlijk.
Toen ik naar huis reed op mijn zelfverzonnen motor, speelden door mijn hoofd verzen van Herman de Coninck :
‘Wij waren jong, wij sprongen
te paard op de taal en reden
heersend de velden door,
slingerend lasso’s van woorden
naar alles wat we wilden veroveren.’
Tot mijn spijt greep lotje nummer 113 naast de prijzen.
jean-paul.mulders@knack.be
JEAN-PAUL MULDERS
Ik kreeg het rare gevoel dat je bij de Hells Angels minder voor rugdekking moet zorgen dan op de gemiddelde werkvloer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier