Als je de noordpool wil zien zoals je je hem had voorgesteld, moet je naar Disko Bay. Stappen, met de hondenslee rijden, vissen of varen in de kou van de noordpoolwinter of in de middernachtzon, het trekt individualisten en avonturiers aan.

Fiona Cameron / Foto’s Preben S. Kristensen

Kapitein Hans speurde de horizon af met halfdichtgeknepen ogen en de kaken op elkaar geklemd, het geweer in aanslag. Geen centimeter van dit donkere landschap ontsnapte aan de blik van de zwijgzame Groenlandse Inuit. Bij zonsondergang waren we vertrokken voor een boottocht in de Disko Bay, en wij vergaapten ons aan gouden ijsbergen. Maar Hans had iets anders voor ogen. Hij zocht naar zeehonden. Met wat geluk, zo stond in onze brochure te lezen, konden we er een glimp van opvangen ?als ze hun kop uit het water staken om te ademen en in het rond te kijken?. Weinig kans daarop met Hans in de buurt : één trillende snorhaar, en de nieuwsgierige kleine zeehond zou door een kogel van Hans’ geweer worden getroffen. Ik heb meer levende zeehonden in Ierland gezien dan in Groenland.

Intussen zaten wij op het dek van de oude rode katak, een boot die ooit voor wetenschappelijke expedities was gebruikt. Stevig ingepakt in dekens en nippend van een kopje warme chocola zaten we daar zonder iets te zeggen, helemaal in de ban van het landschap. Nooit heb ik zoiets indrukwekkends gezien. In de ondergaande zon veranderden de ijsbergen en het water van Disko Bay voortdurend van kleur. We voeren door een natuurlijk beeldenpark in een glinsterende metaalblauwe zee. Elke ijsberg had zijn eigen vorm, grootte, kleur en textuur. Vooral die textuur verraste ons : sommige waren poederig, andere ijsblauw en glad ; er waren er met groeven in het oppervlak, andere waren dan weer gekarteld. Sommige zagen eruit alsof ze zo zouden wegsmelten, andere leken overdekt met vloeibaar goud. Ik wilde ze aanraken en tegelijk boezemden ze me angst in door hun afmetingen. Het waren drijvende white cliffs ofDover, of glanzende wolkenkrabbers, even imposant als die van Chicago of New York.

Disko Bay is een uitgestrekte en bevroren droomwereld vol fjorden, schiereilanden en eilanden. De baai strekt zich uit van Upernavik in het noordwesten van Groenland tot Kangaatsiaq 550 km zuidelijker. Het grootste toeristische centrum is Ilulissat, een nogal groezelige stad van 4000 inwoners en 6000 sledehonden, die wat lukraak een schiereiland heeft ingepalmd dat een eind de baai inloopt. De stad telt twee hotels en een paar koloniale gebouwen. De supermarkten, winkels en restaurants kun je op één hand tellen. Voorts zijn er twee met elkaar wedijverende toeristische organisaties : de officiële afdeling van de Groenlandse Dienst voor Toerisme, en Kalaallit Nunaat Tourist Nature. Samen bieden ze een hele waaier excursies aan, zowel voor de lente als voor de zomer.

Ilulissat betekent ijsbergen, omdat de stad aan de rand ligt van de Ilulissat ijsfjord, die gevoed wordt door de productiefste gletsjer ter wereld buiten Antarctica. Per dag produceert hij zo’n twintig miljoen ton ijs. En hij heeft nóg iets speciaals : aan de monding van de ijsfjord is er een kam, waardoor er een opstopping van grote ijsbergen ontstaat. Pas als de druk achter die ijsbergen groot genoeg is, worden ze naar buiten gedreven of in kleinere stukken verpulverd, waardoor de monding van de fjord weer vrijkomt. De ijsfjord zelf is 40 km lang en 7 km breed, maar als je de stad uitwandelt langs de mooie Sermermiutvallei, kan je hem na een halfuurtje al zien liggen.

Toen ik op een vroege morgen op een klif stond en uitkeek over de fjord, zag ik een mysterieuze, stille, magische wereld van sprookjesachtige kastelen en kerken met torenspitsen van ijs, in mist gehuld en oprijzend uit zwarte poelen. Ik zag het landschap niet bewegen, maar af en toe hoorde ik in de stilte het tinkelen van een kroonluchter, het geluid van ijskristallen die in het water rinkelend tegen elkaar opbotsten, terwijl hun prisma als diamant het zonlicht weerkaatste. Sommige delen van deze ijsmassa zijn misschien al 25.000 jaar oud, of nog ouder, en ze houden de zuiverste luchtbellen gevangen die er op aarde te vinden zijn. Vanwaar ik stond, keek ik neer in de diepte van de De kloof van de Heks, een populaire plaats bij mensen die dit aardse tranendal willen verlaten.

Op een avond gingen we met picknick op pad. Eerst kwamen we voorbij het geboortehuis van de ontdekkingsreiziger en verkenner van de noordpool, Knud Rasmussen. Vlak daarnaast ligt de mooie Zionkerk. Onze route voerde ons langs de visfabriek, waar duizenden zeemeeuwen bakkeleiden om de gratis hapjes, langs de oude energiecentrale, tot op de erachter liggende rotsen, waar we een geschikt plekje vonden op het zachte mos. Vandaar hadden we een prachtig uitzicht op de ijsbergen aan de monding van de fjord. Hier werd de film Smilla’s Sense of Snow opgenomen (zie kader), en dus vaart hier nu een boot met de naam MS Smilla, is er hier nu Smilla’s vakantiedorp, een toeristische rondrit in het Groenland van Smilla, enz.

Een van de volgende dagen bracht een helikopter ons als enige passagiers naar het eiland Disko, of beter gezegd Qeqertarsuaq, wat ook de naam is van de enige stad op het eiland. Daar landden we op een verlaten strand tussen de branding vol ijsbergen en de oude basaltbergen. Wat een decor voor een film ! Hotel Disko was iets minder romantisch. Fruitautomaten vlakbij de Spartaans ingerichte kamers zorgden er voor het nodige kabaal, waardoor we ons gedwongen zagen te verhuizen naar het duurdere bijhuis van hetzelfde hotel : een pas gerenoveerd gebouw in koloniale stijl, vlakbij de oude haven, waar we de enige gasten waren.

Die dag sloten we ons aan bij een groep toeristen om duizend meter hoog te klimmen naar de top van de Lyngmarkgletsjer, de enige plaats in Groenland waar je in de zomer met de hondenslee kunt rijden. De lagere hellingen waren rijk begroeid met bessen en wilde bloemen en boden een prachtig uitzicht op de baai van Disko. Bij elke stap vertrapten we een miniatuurwereld van kruiden, grasklokjes, ogentroost en bergereprijs. Er waren kraaiheidebessen en bosbessen en ook bergzuring, die een frisse citroensmaak had, maar even later klommen we haast verticaal een helling met steengruis op. De zon verdween en het werd snel kouder, de wind stak op en donkere wolken pakten samen.

Uiteindelijk bereikten we de sneeuwgrens en stapten we tot we bij een vlakker gedeelte kwamen waar sneeuwscooters ons oppikten en naar het kamp van de ijskap brachten : een grote, warmgestookte houten hut, waar we ons konden opwarmen bij een uitgebreide lunch. Daarna trokken we anoraks, broeken en laarzen van zeehondenhuid aan. Ze waren zo zacht en fijn dat ik haast niet kon geloven dat ze de warmte binnen en de wind buiten zouden houden. Maar precies dat deden ze.

Onze gids heeft 40 volwassen honden en 70 puppy’s. Een volwassen hond kost algauw 500 Deense kroon. Deze honden zijn perfect aan hun omgeving aangepast. Ze kunnen dagen overleven zonder te eten, als het moet eten ze sneeuw in plaats van te drinken, en instinctief vermijden ze dun ijs. Tijdens expedities wordt er altijd eerst aan het voedsel voor hen gedacht de mens komt op de tweede plaats want zij kunnen je leven redden.

De gids haalde een paar honden van ketting en spande ze voor de met zeehondenhuid beklede slee. We hielden ons stevig vast toen ze vertrokken, snel als de wind. Algauw zagen we om ons heen niks anders meer dan witte sneeuw en ijs, onmerkbaar overlopend in de monochrome hemel. We concentreerden ons op de honden die breed voor ons uitliepen, en voelden de uitgestrektheid van het landschap ; we hoorden de stilte, nog versterkt door het blaffen en het zoeven van sleeglijders.

Omdat we niet echt een eindbestemming hadden, was de hele ervaring surrealistisch. Al te snel was ze voorbij en was het tijd om te voet naar beneden te gaan. We hadden gehoopt een boottocht langs de kust te kunnen maken om de beroemde basaltrotsen van het eiland te zien, maar het was te nat en winderig, dus gingen we maar naar Qeqertarsuaq. Een paar walvisbeenderen herinnerden ons eraan dat de Hollanders hier vroeger op walvissen kwamen jagen. Nu is de stad vooral bekend om zijn Arctisch Onderzoeksstation, opgericht door de universiteit van Kopenhagen.

De zaterdagavond is in Qeqertarsuaq, zoals overal in Groenland, een excuus om dronken te worden. Als het wat meezit, houden de Groenlanders dan hun mond en blijven ze vriendelijk, maar ze leunen wel op iedereen die nuchterder is dan zij. Omdat we geen steunpilaar wilden zijn en geen onverstaanbare vragen wilden beantwoorden, leerden we al snel ons op zaterdagavonden niet in de bars te vertonen.

Een storm maakte ons ’s morgens wakker. Bijna hadden we de ferry gemist, die om zes uur vertrok, een uur eerder dan normaal. De plaatselijke voetbalploeg moest namelijk mee om op tijd te zijn voor het vliegtuig in Ilulissat. De helikopter had er twintig minuten over gedaan, maar met de ferry was het zeven uur verbeten ploegen door een niet aflatende mistige regen. Binnen in de volgestouwde hut werd het met de minuut rokeriger. Campagnes tegen het roken hebben Groenland nog niet bereikt.

Groenland is tegelijk prozaïsch en indrukwekkend. Bij mooi weer is het wonderlijk, maar bij slecht weer is het allesbehalve aanlokkelijk. Boten worden afgelast, vliegtuigen blijven aan de grond en de toeristen zitten vast. Het is een koude, vreemde, grimmige omgeving, waarin de autochtone Inuit al meer dan 4000 jaar overleven. Eric de Rode kwam er aan in 985 en noemde het Groenland, in de hoop daarmee kolonisten aan te trekken. De Denen stuurden er in 1721 een Noorse missionaris naartoe, Hans Egede, die er een kolonie stichtte. En walvisjagers, vissers, handelaars en andere missionarissen vonden het in de daaropvolgende eeuwen blijkbaar de moeite waard. Al die tijd was het een afgesloten Deense kolonie, maar de Amerikanen veranderden het eiland voorgoed toen ze hier in de Tweede Wereldoorlog luchtmachtbasissen bouwden. Groenland is nog altijd een deel van Denemarken, maar het heeft zijn eigen parlement en een grote mate van autonomie.

Vandaag proberen de Inuit, net als andere aboriginals, hun traditionele levensnoodzakelijke jachtmethodes te verzoenen met de moderne wereld. Maar dat loopt niet van een leien dakje. De jacht is zo’n belangrijk aspect van het leven hier, ze hangt zo nauw samen met de eigenwaarde van de Groenlanders, dat je hier niet moet komen als je dat niet accepteert. Wel hebben de Groenlanders hun harpoenen intussen geruild voor geweren, hun kajaks voor speedboten en hun zeehondenhuiden voor anoraks. Ze krijgen ook flink wat subsidies van de Deense regering en de vrouwen willen geen zeehondenhuid meer bewerken, dus eigenlijk heeft hun jagerscultuur geen zin meer. Maar velen hebben het moeilijk om dat leven volledig de rug toe te keren.

We hadden al gehoord van ferry’s die hun koers verlieten om op zoek te gaan naar zeehonden, en iets gelijkaardigs maakten wij mee op onze boottocht naar Rodebay, een oude vestiging van Hollandse walvisvaarders, twintig kilometer ten noorden van Ilulissat. Op de terugweg via Bredbugt ging kapitein Hans zijn neus hevig tekeer en mompelde hij van alles tegen zijn maat. Het bleek dat iemand hier de dag voordien een baleinwalvis had geschoten en Hans kon zijn nieuwsgierigheid niet de baas. Hij nam het speciale mes dat hij altijd bij zich had en ging op zoek naar de kolos van 22 meter die op het strand was gesleept : het Groenlandse equivalent van een heerlijke picknick. Het walvisvlees was mooi op de rotsen uitgestald, in bloederige lappen, zoals een patchwork deken. Kinderen en volwassenen (onze kapitein incluis) waren driftig happen vlees en mattak van het karkas aan het snijden. De etiquette telt hier heel wat regels, maar het zou ons te ver leiden om er uitgebreid op in te gaan. Emotioneel walgde ik ervan. Maar was het aan mij om er een moreel oordeel over te vellen ? Het waren namelijk Europese en Amerikaanse jagers die de walvissen commercieel hebben uitgebuit ; de Inuit doden ze om te eten. Groenland mag per jaar 19 baleinwalvissen vangen, net wat levensnoodzakelijk is. Met de boot voeren we zij aan zij met letterlijk honderden baleinwalvissen, vol bewondering voor hun soepelheid en gratie. Ik vond het deprimerend, maar ook de vernietiging van de levenswijze van de Inuit maakte me erg bedroefd.

De volgende dag zagen we kapitein Marius, die de walvis had gedood, op de markt in de haven van Ilulissat, straalbezopen van de opbrengst. Ik vroeg hem wat de marktprijs van walvisvlees is. ?Ik geef u zoveel u nodig hebt?, zei hij. Het was op zo’n plaatselijke markt dat ik besefte hoe anders Groenland eigenlijk is. Verse kabeljauw en heilbot lagen er naast bloederige lappen zeehonden- en walvisvlees. Er lagen kleine zeemeeuwen, klaar om de oven in te schuiven ; plastic zakjes met een seizoensdelicatesse, de kruidenrijke inhoud van de rendiermaag ; en de nog altijd glimlachende snoet van Flipper, mooi horizontaal uitgestald. Eigenlijk behoorde de glimlach toe aan een bruinvis, maar het effect was gelijkaardig. Dat alles is hier het basisvoedsel, ook al vullen de Groenlanders het nu aan met wat ze in de supermarkten kopen, die even rijkgevuld zijn als die in Denemarken.

Toen we met de helikopter nog noordelijker vlogen, naar Uummannaq, kregen we pas goed een idee van de uitgestrektheid en de woestheid van dit land. De Uummannaqfjord is lang en diep. Erover vliegen in de wolken is spannend en indrukwekkend. De stad Uummannaq ligt op een klein eiland in het midden van de fjord, en wordt gedomineerd door een buitengewone berg die bestaat uit een soort graniet, gneis genoemd, dat van kleur verandert onder invloed van het licht. De stad heeft 1300 inwoners, waaronder de kerstman, maar wij werden afgehaald door Arne Niemann, een Deen die daar al sinds mensenheugenis woont en met een Groenlandse is getrouwd. Hij baat niet alleen het gezelligste hotel van heel Groenland uit, maar ook het toeristisch bureau, en hij wordt door iedereen even graag gezien.

Het probleem met Uummannaq is dat het heel klein is en je een boot moet nemen als je iets wil zien. Gelukkig heeft Arne in zijn aanbod excursies naar de gletsjer, en uitstapjes naar de naburige dorpen, naar het huis van de kerstman, en naar Qilakitsoq op het schiereiland Nussuaq, waar in 1972 acht perfect bewaarde mummies uit de 15de eeuw werden ontdekt. Ik voelde me over de eeuwen heen sterk met hen verbonden. Ik had ook kleren van zeehondenhuid gedragen, die nagenoeg op dezelfde manier als hun kleren waren gemaakt ; ik had bergzuring geproefd, die ook in hun maag was gevonden. Maar toen ik daar stond en zag in wat voor bar gebied ze hun laatste rustplaats hadden gevonden, besefte ik pas goed hoe onwaarschijnlijk het was dat ze daar hadden kunnen leven.

Uummannaq ligt op een klein eiland in het midden van de fjord. De stad heeft 1300 inwoners, waaronder de kerstman.

Links : tegen hoge snelheid met de hondenslee door alleen maar witheid en stilte. Boven : een populaire toeristische trip vanuit Ilulissat voert naar Oqaatsut, in de 18de eeuw een handelsnederzetting van Hollandse walvisjagers.

Boottocht in Disko Bay bij zonsondergang : de ijsbergen lijken overdekt met vloeibaar goud.

Beek tussen het mos op Disko Island.

De Uummannaqfjord is lang en diep. Hij wordt gedomineerd door een buitengewone berg die bestaat uit een soort graniet, dat van kleur verandert onder invloed van het licht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content