De Engelse Cotswold Hills combineren een vrijwel ongeschonden, glooiend landschap met een weelde aan stenen getuigen van een rijk verleden. De ideale achtergrond voor een romantische vierdaagse met een gehuurde cabriolet.

Het meest romantische vervoermiddel om de onversneden schoonheid van de Cotswolds te ervaren, is ongetwijfeld het paard. Maar voor de moderne en immer gehaaste reiziger werd een aardig alternatief uitgewerkt : The Romantic Road, twee lussen die vanuit Cheltenham werden uitgetekend, kan tegenwoordig afgelegd worden met een Morgan, een wagen waarvan de lijnen teruggaan op een ontwerp uit de jaren dertig. Daarom hebben we op een frisse lenteochtend een afspraak met Mark Ledington in Malvern Link, waar jaarlijks zo’n 600 van die onvervalste moderne klassiekers met de hand in elkaar worden gezet. De fabriek is een heerlijk ouderwetse plek, waar een ontspannen sfeer heerst en op de binnenplaats her en der onderdelen van de welgevormde spatborden liggen opgestapeld en mannen in overall staand of gehurkt forse koppen thee drinken. Voor de start lopen we door de diverse ateliers, ontdekken de werkplaats waar het houten chassis in elkaar wordt getimmerd en maken een praatje met de man die het leer versnijdt en stikt. Als we met de verkenning klaar zijn, rijdt Mark een Plus Four-exemplaar in RoyalIvory voor en legt in een oogwenk de drie basisingrepen uit om de kap open te leggen.

De tweezitter heeft geen bagagekoffer, maar achter de stoelen is wel ruimte voor twee kleine tassen en dat kan voor romantische reizigers geen probleem zijn. Het is pas lente en nog wat fris, zodat we in een oude leren jas en met een wollen sjaal achter het stuur zitten, en met een zonnebril op om de wilde haren uit de ogen te houden. Het uitzicht is prachtig en je geniet met volle teugen van de unieke uitkijk op de sensuele welvingen van de motorkap en de grote koplampen.

De vering van de wagen is stevig – niet hard – en als de zon erdoor komt, vragen we ons even af waarom de voorruit niet plat kan zoals in de ouwe Willys Jeep. Maar in dat geval zou vooral de smalle tunnel voor de benen de grootste handicap blijken. Plaats voor de linkervoet is er niet, zodat die ergens boven het ontkoppelingspedaal naar steun zoekt die er niet is. Maar voor de rest went een rit in zo’n sympathiek onding (stuur rechts, pook links) wonderlijk snel.

Er wordt wel eens gezegd dat de bewoners van de glooiende Cotswolds in het verleden leven, en dat blijkt nog min of meer te kloppen ook. Tien minuten nadat we Cheltenham achter ons hebben gelaten, duiken we de smalle wegen van de vallei van de Coln in, weggemoffeld tussen de hellingen. De weggetjes zijn bochtig en verduiveld smal, maar we snuiven de geuren van het voorjaar op en merken dat we niet de eersten zijn. Een Romeinse villa in Withington getuigt van de vroege belangstelling van bezoekers uit het zuiden, die bijna tweeduizend jaar geleden Corinium Dobunnorum stichtten, de tweede belangrijkste stad van Engeland, tegenwoordig Cirencester, de tweede stad van de Cotswolds. In de ingeslapen dorpjes, met Range Rovers op de oprijlaan, staan huizen van honingkleurige steen, niet zelden omgeven door ruime tuinen. Het is duidelijk dat de streek een rijk verleden achter zich heeft.

Rijkdom op een schapenrug

“De helft van de rijkdom van deze streek groeide op de rug van de schapen”, zegt Richard Martin, een wat eigenzinnige ingenieur chemie die ook nog wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis studeerde. “In de zestiende eeuw was er plaats zat : in heel Engeland woonden amper twee miljoen mensen en de schapen hadden het land voor zich. Het gevolg laat zich raden : wij lieten de wol groeien die in Vlaanderen geweven werd. Van in de Middeleeuwen tot halverwege de zeventiende eeuw was dit een uitzonderlijke rijke streek met aardige kerkjes die door de wolhandelaars betaald werden, de zogenaamde wool churches.”

Toen Elisabeth I een verbod op de uitvoer van wol uitvaardigde, keerde het tij en toen de aanleg van de spoorwegen in de negentiende eeuw de industriële geschiedenis openbrak, vielen de Cotswolds buiten de prijzen. Wat toen een drama was, blijkt nu een zegen omdat het patrimonium met veel zorg in stand werd gehouden en nagenoeg ongeschonden vijf eeuwen later nog overeind is gebleven.

Toen Richard in 1976 in Wales een vervallen molen kocht, raakte hij geboeid door de techniek ervan. Hij zette een mechanisch weefgetouw uit 1900 in elkaar, kreeg het weer op gang en ontdekte dat het uitermate geschikt was om kleine hoeveelheden te weven. Bijna dertig jaar later runt de baardige Brit in Filkins CotswoldWoollenWeavers, makersoffinecloth en mag hij Dries Van Noten en Ralph Lauren tot zijn klanten rekenen, omdat zijn ouderwets tuig flexibel genoeg is om in geen tijd samples van eigen de- sign te weven. Hapt de klant toe, dan laat hij de grote hoeveelheden vervaardigen in zijn industriële weverij die, veel verder naar het noorden, in de industriële Midlands is gelegen.

“Ik hoef niet zo nodig een carrière, ik amuseer me met het opsnorren van kuddes schapen met merkwaardige kleuren van wol die later niet geverfd hoeven te worden. Rijke Duitsers met ecologische gevoelens zijn dol op dat soort materiaal en ik ben wat blij ze voor hen te kunnen weven.”

Sterke vrouwen

De Cotswolds waren niet alleen getuige van bijzonder woelige taferelen uit de Engelse geschiedenis, ook de laatste veldslag van de Engelse burgeroorlog werd in 1646 in Stow-on-the-Wold gestreden. Toen de rust er weerkeerde, begon het gebied schoon volk aan te trekken, dat in de lieflijke stadjes als Chipping Campden, Broadway of Burton neerstreek. Maar misschien nog mooier zijn de achteloos rondgestrooide dorpjes als Snowshill, een plek met niet veel meer dan een kerk, een pub, een green en een rij huisjes en vlakbij de Snowshill Manor, met een tuin uit het begin van de twintigste eeuw en prachtige vergezichten over de Cotswolds. Een aanrader voor wie van excentrieke kasteelheren houdt.

Achter de chique gevels van de kleine steden hebben ook uitzonderlijke vrouwen gewoond, en dan hebben we het niet in de eerste plaats over Liz Hurley of Kate Moss, die hier thuis zijn. We denken veeleer aan Katherine Parr, de zesde en laatste echtgenote van Hendrik VIII, en de enige die hem overleefde. Ze rust nu in een klein kerkje op het domein van Sudeley Castle, tegen de laatste wil van de koning in, die vond dat zijn vrouwen na hun dood aan zijn zijde moesten liggen in de RoyalVault van Windsor Castle. Sudeley Castle is een verplichte stop voor de bezoekers van de Romantic Road, en echt niet alleen voor wie van geschiedenis houdt. In de tuinen staan indrukwekkende, dikbuikige taxusbomen, en de groene rust is er zeer aangenaam.

Maar er zijn meer sterke vrouwen. Op een ochtend staan we op het kleine kerkhof van Swinborne aan het graf van de zussen Unity en Nancy Mitford die er aan het begin van vorige eeuw kind waren. Eigenlijk waren ze met vijf zusjes en ze groeiden op tegen een aristocratische achtergrond, waar men de eccentrics niet schuwde. Jessica Mitford, die haar jeugd beschreef in Hons and Rebels, sloot zich al vroeg aan bij extreem-links, speelde een rol in de Spaanse Burgeroorlog en vestigde zich uiteindelijk in de Verenigde Staten. Unity was dan weer verslingerd op ene Adolf Hitler, terwijl Deborah precies deed wat in haar kringen verwacht werd en met de Duke of Devonshire trouwde. Nancy werd een beroemd auteur en Diana, die vorige zomer stierf, bracht een groot deel van haar leven door aan de zijde van Sir Oswald Mosley, de leider van de Britse fascistische partij en moest haar liefde bekopen met een jarenlange gevangenisstraf.

Groene lord

De grootvader van de vijf meisjes, de eerste Lord Redesdale, was in het midden van de negentiende eeuw ambassadeur in Japan, waar hij onder de indruk was van het respect voor de natuur. Geheel in de Victoriaanse traditie, creëerde hij een wilde tuin, waarin hij meer dan duizend boomsoorten plantte en een weelde aan esdoorns en magnolia’s die volop in bloei staan als we er op een late namiddag aankomen. Zijn tuin is nu het Batsford Arboretum, op een steenworp van Bourton-on-the-Hill. Er is geen mens te zien, en de tuin lijkt meer op een open bos, compleet met open plekken en enkele oosterse beelden en een Japans open paviljoen.

Heel wat stoffiger en luidruchtiger is de rit met de stoomtrein van de GWR, de Gloucestershire Warwickshire Railway, die vanuit het ouderwetse station van Toddington door het lieflijke landschap naar de Cheltenham Race Course spoort, een rit van zo’n 20 mijl. Om weer bij je positieven te komen, kun je naar de Lygon Arms in Broadway, het zeventiende-eeuwse hotel dat door de lezers van The Times tot het beste country hotel van het land werd gekozen. Broadway mag er dan wat al te afgeborsteld uitzien, de afternoontea in de Lygons is een belevenis. Maar vaker duiken we ’s middags een pub in voor een bescheiden ploughmanslunch, een stuk brood, wat groenten en een flinke hap stilton en cheddar.

De Cotswolds zijn ook een paradijs voor liefhebbers van antiek en curiosa, en gedreven door nieuwsgierigheid naar interessante spullen strijken we neer in Burford, bij meneer Schotten die in de hoofdstraat een zaak heeft, waar uitsluitend sportingantiques te koop staan. In een decor met opgezette vissen, doorleefde zadels of gebruikte roeiriemen, ontdekt de liefhebber een prachtige collectie vliegen voor fly-fishing. Of we zetten de Morgan even aan de kant om het werk te bewonderen van een dry stone-restaurateur die kilometers-lange muren zonder cement bouwt, die de weilanden omzomen door alleen maar stenen op elkaar te stapelen en daar rustig de tijd voor neemt.

The Pudding Club

De Cotswolders houden van tradities en het is dus geen toeval dat enkele bewoners van Mickleton in 1985 bijeenkwamen om lucht te geven aan hun frustraties. Het was de tijd dat de nouvelle cuisine hoge ogen gooide met haar minuscule porties en andere on-Britse gewoontes. In Engelse restaurants kwamen steeds vaker desserts recht uit de diepvries of werden bereid met flauw smakende nepingrediënten. “Het gezelschap beklaagde zich over de teloorgang van de goede smaak en van de oeroude Britse nagerechten die geen enkele restauranthouder nog scheen te kennen”, herinnert Peter Henderson zich bij de haard van het Three Ways Hotel. “Om het tij te keren, richtten ze The Pudding Club op, waarvan iedereen lid kon worden, tenminste als hij of zij voorstander was van de terugkeer van de good oldBritish desserts, bij voorkeur naar grootmoeders recept.” De club telt inmiddels 600 leden worldwide, geeft een tijdschrift uit en verstuurt een nagerecht naar leden die erom vragen – op voorwaarde dat ze in Engeland wonen, want de Europese hygiënische regels laten niet toe dat toetjes over de landsgrenzen reizen.

Leden en sympathisanten treffen elkaar twee keer per maand op vrijdagavond in het Three Ways Hotel, waar ze zich na een lichte maaltijd aan het proeven van zeven desserts wagen – van rhubarbcrumble tot LordRandalls. Dat bleek een hele klus, want alleen wie een leeggegeten bord voorlegt, krijgt een nieuwe portie. Het komt er dus op aan om kleine hapjes af te halen. Maar toch. Op het eind van de avond hadden slechts 19 van de 63 aanwezigen de zeven desserts binnen gewerkt. Wij ook, want de plicht roept.

Enkele deelnemers gingen ook daarna nog onverdroten verder en een rood aangelopen, goedlachse heer bleek zelfs vijf keer in staat om een portie JamRolyPoly op te lepelen. Terwijl de SyrupSponge tot nagerecht van de avond werd verkozen, informeerden we bij de voorzitter naar anecdotes over gulzige leden. “Het record werd gevestigd in de winter, met 18 warme nagerechten”, herinnert een fiere Henderson zich.

“En overleefde die genodigde zijn prestatie ?”

Henderson, die ’s zomers bij passion fruitcharlotte zweert en getooid is met een Pudding Club-das, zucht. “He left alive, but I have never seen him again.”n

Tekst en foto’s Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content