Pyjama’s die de wacht houden terwijl je slaapt. T-shirts die van kleur veranderen naargelang je stemming. Waspoeders met vitamine C, schoenen met een geheugen en joggingpakken met sensoren die je conditie in het oog houden. Het klinkt futuristisch, maar onderzoek is volop aan de gang.

Het idee om computers in of op het lichaam te bouwen is niet nieuw, maar het is pas sinds ze echt draagbaar zijn geworden en via laptops, uurwerken, palmtops en draagbare telefoons de gebruiker vergezellen naar om het even waar, dat dit stilaan realiteit wordt.

Over enkele seizoenen zullen de laatste trends op de catwalk niet alleen bepaald worden door kleuren en stoffen, door het ontwerp of de spectaculaire snit, maar ook door de technologische snufjes, gadgets en sensoren die tussen de vezels verwerkt zitten. In die zin zullen we niet langer meer gewoon kleren kopen, maar gaan we op zoek naar een uitrusting: een stadsuitrusting, werkuitrusting, sportuitrusting of een vrijetijdsuitrusting. Soms zal die technologie beperkt blijven tot een visueel effect, soms zal ze invloed hebben op het gedrag van de drager van de kleren. Dat zal afhangen van de intelligentie van de draagbare computers.

De eerste generatie draagbare computers wordt alsmaar kleiner en gesofisticeerder. Zo zijn er dit jaar al flink wat computergestuurde gadgets verkrijgbaar. Ze zijn vooral bedoeld om de technologie persoonlijker, socialer maar ook doeltreffender te maken. Om het storend geklingel van zaktelefoons en biepers weg te werken, zijn er nu uurwerken van o.a. Casio op de markt die vibreren als er een oproep is, zodat alleen de gebruiker gestoord wordt. Via IBM riemcomputers kan je inloggen op een netwerk, berichten dicteren en documenten herwerken terwijl je rondstapt. IBM werkt ook aan PAN-technologie ( Personal Area Network) waarbij de natuurlijke elektriciteit van het lichaam wordt ingeschakeld, zodat je computer je bijvoorbeeld herkent als je het keyboard aanraakt en dus zelf opstart. Iemand die met PAN-technologie is uitgerust, kan opgebiept worden, krijgt de naam van de beller op een schermpje via een uurwerk en kan die persoon terugbellen door gewoon op send te drukken op de computer die in dat uurwerk is ingebouwd. Het doorgeven van die signalen gebeurt allemaal via het lichaam.

Voor Pilot-liefhebbers en Newton-adepten ontwierp Seiko alvast een polshorloge met dezelfde kenmerken als de palmgrote tegenhangers: adresboekje, notitieboekje, landkaarten, persoonlijke agenda en een infrarode link naar een desktop-pc. Jakob Nielsen ging nog een stap verder en ontwierp de JavaRing, een kleine draagbare computer met genoeg geheugen voor codes, kredietkaartnummers, een hele portefeuille-inhoud als je wil, en een beetje elektronische cash.

De tweede generatie draagbare computers gaat nog veel verder. Zo ontwikkelde de firma BioKey pleisters die zijn uitgerust met sensoren, waardoor kan worden nagegaan of bepaalde oogpleisters wel goed zitten of ernstige wonden infecteren. Die info wordt dan meteen doorgeseind naar de betrokken dokters of verpleegkundigen. Er zijn ook slaapkleedjes voor kinderen die vatbaar zijn voor wiegendood, waardoor die baby’s niet meer via pleisters op hun lichaam moeten gemonitord worden. Ook hier wordt via in de stof ingebouwde sensoren meteen alarm geslagen als dat nodig blijkt.

De echte draagbare computers zullen dus niet eens echt merkbaar of voelbaar zijn voor de drager ervan. Een vijftal kenmerken definiëren de draagbare computer van de toekomst: hij kan gebruikt worden terwijl de drager zich voortbeweegt en terwijl één of beide handen vrij zijn of bezig met andere taken; hij wordt niet gehecht aan of gekleefd op het lichaam van de drager maar is verweven in de kleding; en de drager heeft altijd de volledige controle en de technologie is constant beschikbaar.

In het Media Lab (http://www.media.mit.edu) van het Massachusetts Institute of Technology in Boston, de wieg van heel wat innoverende computertechnologie en kunstmatige intelligentie, werkt Rosalind Picard aan wat zij noemt affectieve computers of computers met emoties. Dat gaat dan over computers die op een werktafel staan en de stemming van hun gebruikers kunnen inschatten en zich daaraan aanpassen. Dus op momenten dat iemand bijvoorbeeld de gebruiksaanwijzing van een pc of software naar de monitor zou willen gooien omdat er iets hapert, voelt ook de computer een soort van digitale angst. Dat kan gebeuren via een bril die stemmingen overbrengt op de computer via de gelaatsuitdrukkingen van de gebruiker, of via een computermuis uitgerust met sensoren om de stemming van de gebruiker in te schatten. De verkregen informatie wordt verwerkt via emotioneel gevoelige software, die dan toepassingen voorziet op maat van de gebruiker. Een ander voorbeeld is de affectieve WearCam, een camera die je ergens op je schouders of op de riem van je handtas meedraagt en die begint beelden op te nemen vanaf het moment dat hij voelt dat je in iets echt geïnteresseerd zou kunnen zijn. Dat gebeurt via sensoren die je hartslag meten of afgaan op het geluidsniveau van de omgeving. Toekomstmuziek? Neen, het bestaat ondertussen al, zij het wel binnen de muren van een onderzoekslab. Of op de schouders van de onderzoeker zelf.

Absolute voorwaarde voor dit soort dingen is natuurlijk dat als de gebruiker niet wil dat zijn emotionele staat geregistreerd wordt, dat ook niet gebeurt. Met andere woorden, dat de technologie kan uitgeschakeld worden. Computers kunnen niet je gedachten raden, daar gaat het niet om. Het is de bedoeling van onderzoekers om door uiterlijke kenmerken, hartslag, gelaatsuitdrukkingen enz. bepaalde signalen te meten, op te slaan en de wisselwerking van mensen met machines daardoor te optimaliseren. Het is nonsens om ervan uit te gaan dat we alle menselijke aspecten kunnen beperken tot een klein mechanisme. Dat is een arrogante veronderstelling.

De technologische ontwikkelingen gaan hand in hand met de scheikundige. De firma Generra ontwierp T-shirts die van kleur veranderen door gebruik te maken van warmtegevoelige inkt. Natuurlijk verbleken de kleuren na ettelijke wasbeurten. Daarom ging de firma Del Sol nog een stap verder door gebruik te maken van inkt die onzichtbaar is binnenshuis en in vurige kleuren uitbarst wanneer die blootgesteld wordt aan het zonlicht. De sportkledingfabrikanten Dupont en The North Face lanceerden inmiddels hightechstoffen die de actieve drager koel houden en het zweet laten opdrogen. De stoffen zelf kregen namen als CoolMax en Ultrawick. De volgende stap is dat dit allemaal via sensoren gebeurt. En dat de toegevoegde technologie de verkregen informatie verwerkt en daarmee iets doet in functie van de gebruiker.

In die zin werkt Walter Van de Velde, die de leiding heeft van een groep onderzoekers in het Starlab (http://www.starlab.org) in Zaventem, aan wat hij noemt “het intelligente joggingpak”.

Walter Van de Velde: De naam vat samen waarover het gaat. Het ziet eruit zoals een gewoon joggingpak, maar in het textiel zitten een aantal sensoren verwerkt. De gesofisticeerde joggers hebben nu ook al dito uurwerken waardoor ze een aantal dingen kunnen monitoren. Met een band rond hun borst voor de ademhaling, een bandje rond de pols voor de hartslag bijvoorbeeld. Stop dat dus in de kleding en dan praat je niet meer over draagbare computers maar eerder over intelligente kleding, of weavable computing. Je benadert het vanuit het textiel.

Terug naar het begin van computing dus? Want de eerste berekeningsmechanismen of computers waren gebaseerd op weefpatronen. Hardware wordt vaak vergeleken met de structuur van weefgetouwen, programmeren of het ontwerpen van software met het ontwerpen van breipatronen.

Klopt. En nu gaan we dus computers en sensoren echt verweven met de stof, waardoor we een aantal barometers krijgen voor zweten, voor de hartslag, voor de lichaamstemperatuur, voor de omgeving. Dat zijn allemaal inzichten die kunnen opgeslagen worden in een soort van tweede huid. Bij dat joggingpak hoort dan ook een smartcard, waarin bijvoorbeeld je trainingsprogramma zit opgeslagen. Als je dan eens een dag niet kunt gaan lopen of je een training vroeger afbreekt om een of andere reden, kan dat trainingsprogramma aangepast worden via een expertsysteem uit de klassieke artificiële intelligentie. Je moet dus niet je trainingsdokter opbellen of zelf je hoofd breken over hoe het nu verder moet. Moet je de dag nadien twee keer zoveel tijd of afstand afleggen? Op een andere manier gaan lopen? Dat wordt dan automatisch berekend.

Als dat joggingpak tijdens het lopen merkt dat het niet zo goed meer gaat maar dat je fysiek nog best wel kunt, kan het je aanmoedigen. Zodat je terug een beter ritme krijgt via een luidsprekertje of via een walkman waarin een kleine variatie van het ritme zit of een ander liedje. Die technologie opent deuren voor medische toepassingen. Er is dat slaapkleedje van Verhaert, maar ook voor oudere mensen zou er van alles in de kleren kunnen worden ingebouwd en via draadloze netwerken doorgestuurd naar de dokter, naar enkele familieleden. Er zijn ook een heleboel professionele toepassingen, voor veiligheidsmensen, voor politiemensen. Dat zijn de zogenaamde verticale markten. Maar er zijn dus ook horizontale markten te ontwikkelen, de leuke toepassingen of een soort gadgettechnologie.

Het eerste draagbare project dat je hier ontwikkelde was de fameuze Parrot.

Die papegaai was geïnspireerd door de papegaai die op de schouder van de zeeman zit, hem al lang kent, meestal niets zegt, en als er een storm op komst is een stukje informatie geeft. De Parrot probeert de sociale omgang tussen mensen te verbeteren, bijvoorbeeld tijdens grote conferenties van 2000 mensen of meer. Als je zelf maar één dag kunt gaan, mis je natuurlijk van alles en tegen de avond ben je al heel wat vergeten. Het idee is dat je de reële conferentie hebt en een parallelle of een virtuele conferentie, enerzijds de dingen die gebeuren, anderzijds de mensen die je zou willen ontmoeten, de lezingen die je zou willen bijwonen. De parrots zijn de tussenpersonen als het ware. Dat moet niet zo’n groot pluchen beest zijn, maar het is wel de bedoeling dat je het altijd draagt. Die papegaaien maken afspraken en verwittigen als een lezing begint. Zij zijn als het ware de kijkgaten in de schuttingmuur tussen twee werelden. Ze zijn perfect op de hoogte van wie je bent, waar je bent, van de omgeving, van de mensen die er zijn, en als je op hun advies ergens naartoe gaat of niet, dan is dat meteen ook hun feedback. Op die manier kunnen ze bijleren en hun advies aanpassen.

Dat soort technologie is ook interessant voor een stad zoals bijvoorbeeld Brussel. Omdat je daar gemeenschappen hebt die compleet naast elkaar leven, die hun eigen sociale dynamiek hebben, maar op bepaalde momenten wel met mekaar in aanraking komen. Want ze nemen dezelfde trams, gaan naar dezelfde winkels. Die raakpunten zijn onvermijdelijk. Het is interessant om steden als Brussel te bestuderen als een verzameling van gekoppelde gemeenschappen om te begrijpen waar het precies scheefloopt.

Maar er zijn ook speelsere toepassingen. Zo zou je een feestje of event kunnen organiseren waarbij iedereen in plaats van een klassieke badge een sjaaltje krijgt waarin allerlei gegevens kunnen verzameld worden: over de mensen die er zijn, de speciale activiteiten, enzovoort. Je bepaalt zelf hoe je jezelf wilt voorstellen, wat je die avond wilt doen, welke soort van mensen je wilt ontmoeten of wat je interessepunten zijn. Die sjaaltjes zorgen er dan voor dat die gegevens van alle bezoekers uitgewisseld worden via informatie op een schermpje in je horloge of draagbare telefoon.

Je bepaalt zelf wat je wilt prijsgeven, veronderstel ik?

Dat blijft de voorwaarde. Draagbare computers bewegen zich op de grens van het vergroten van je bewustzijn en de controle over dat bewustzijn. In hoeverre blijft zoiets een verrijking en wordt het geen sturing, geen controle-instrument? Het is een technologie die er sowieso komt of komen gaat, het hangt er alleen van af wat mensen ermee zullen doen. Dat kunnen vriendelijke, sociale dingen zijn, maar natuurlijk ook agressieve of big brother-dingen.

Jullie ontwikkelen technologie die zich aanpast aan de mens of het leven van de mens aangenamer maakt en niet echt indringend is. Meestal gebeurt het omgekeerde en moeten mensen zich aanpassen aan de technologie.

Als je het initiatief neemt om een laptop of palmpilot te gebruiken, moet je daar inderdaad je hoofd bijhouden. Je moet dat opstarten, regelen en constant bijstellen. Dat is niet echt technologie die met je meeleeft. Wij willen eerder toewerken naar iets zoals een bril, iets dat je op je neus zet en dat je nadien niet meer merkt, ook al vervult die bril een volledige functie. Computers zonder interface eigenlijk, waar je niet meer moet tussenkomen. Dat is niet iets dat pas de laatste jaren is opgekomen. Het begin daarvan ligt bij de intelligente Tutoring Systems, waar mensen probeerden om computers te gebruiken als leermeesters. Voor die computers was het belangrijk om een idee te hebben van wie voor hen zit, ze hebben een gebruikersmodel nodig en dan passen ze zich daaraan aan. Dat was een eerste vorm waarbij computers niet stoppen bij wat er binnenin gebeurt, maar ook gaan kijken naar wat er rondom hen gebeurt, wat de cognitieve staat is van de persoon die voor hen zit. Als je daarentegen een tekstverwerker opstart, weet die niets van wie dat doet. Of van wat die persoon eigenlijk wil doen. Een tekst schrijven ja, maar in welke taal? Wanneer moet die af zijn? Voor wie is die bedoeld? Als die computer nu weet wat jouw deadline is en voor wie die tekst is, zou die kunnen afleiden dat die tekst in het Nederlands moet geschreven worden, dat die 18.000 tekens lang moet zijn en dat daar een foto bij moet. Dan zou je een computer krijgen die al een stuk bewuster is van de omgeving waarin hij zich bevindt, zodat hij ook actiever kan meedoen. Door bijvoorbeeld meteen een spellingcheck in het Nederlands te doen en niet in dat eeuwige Engels. Door bij elke vermelding van een eigennaam ook meteen op zoek te gaan naar een foto van die persoon op het web bijvoorbeeld. Of naar een homepage, naar achtergrondinformatie. Ik denk dat je met computers niet veel verder kunt gaan dan wat we nu hebben als je ze geen beter inzicht verschaft over de context waarin ze gebruikt worden.

Een leerproces van de twee kanten.

Zeker en vast. Maar de grote kracht van draagbare computers is niet dat ze draagbaar zijn – er zijn ondertussen genoeg computers die draagbaar zijn -, maar dat ze zich bewust zijn van de context waarin de gebruiker zich bevindt. Om die gebruiker te helpen. Of om menselijke tekortkomingen of beperkingen te verminderen. Zonder altijd te moeten teruggaan naar het klassieke keyboard en een computermuis. Je zou bijvoorbeeld overal infraroodbakens kunnen aanbrengen. Die worden door je laptop opgepikt en daardoor kunnen dan bepaalde toepassingen meteen opgestart worden, het checken van je e-mail bijvoorbeeld, omdat dat iets is wat je meestal doet als je thuiskomt. Maar wij gaan hier in het Starlab nog een stap verder en we ontwikkelen computers die ingebouwd worden in je kleren. Die kunnen dus dezelfde dingen voelen, naar dezelfde dingen bekijken en horen en dezelfde omgevingservaring hebben als de drager. Een computer heeft geen ogen, geen neus of geen oren zoals wij. Dus die moet je uitrusten met sensoren om de karakteristieken van hun omgeving te kunnen kennen. Maar hoe kan een computer dan weer het onderscheid maken tussen iemand die mij tegemoetkomt met de bedoeling mij te omarmen of iemand die minder goede bedoelingen heeft? Vooral in de militaire wereld wordt veel onderzoek in die richting gedaan. Daar hebben ze er ook alle belang bij om hun perceptie zo ruim mogelijk uit te breiden.

Jullie werken samen met partners uit de kledingsector, waarvan Courrèges en Levi’s misschien de meest opmerkelijke zijn.

Ja, die bundelen we in het consortium I-wear, een Starlab-consortium gebouwd rond de ontwikkeling van brede visies, met bedrijven die dat sponsoren. Voor Courrèges is dit een kans om hun futuristisch imago terug te lanceren. Waar zij aan denken? Aan technologisch uitgeruste kleren, ja. Maar verder laten ze het aan ons over om dat in te vullen. Om te beginnen zouden we in de kleding draadloze en quasi-onzichtbare lichtgevende elementjes integreren die om de beurt aanflitsen, waardoor je het effect krijgt van een insectje dat over je hele lijf rondwipt. Als twee modellen mekaar dan kruisen op de catwalk, hopt dat dus van het ene kledingstuk naar het andere. Een gadget, niet meer dan dat.

Voor Levi’s zou ik eerder iets willen uitwerken in de lifestylerichting. Een jeans die allerlei informatie verzamelt over je activiteiten van die dag. Die worden opgeslagen in een smartcard en ’s avonds kan je dan via een computer bekijken wat er allemaal inzit: of je genoeg beweging had, hoeveel zon er was, het geluidsniveau van je omgeving. Informatie dus waar je lifestylepatronen of adviezen kunt aan vastkoppelen.

I-wear brengt veel disciplines bij elkaar. We hebben een deal met Bekintex voor de vezels, met Dupont de Nemours omdat die met textiel en hightechlagen op textiel werken. Daar komt veel scheikunde aan te pas, en die knowhow hebben we zelf niet in huis. Maar ook Procter & Gamble bijvoorbeeld, in die zin dat de luchtkwaliteit zou kunnen gemonitord worden met het oog op het onderhoud van je kleren. Zelf had ik al gedacht aan een waspoeder waardoor je je kleren met iets kunt opladen als je ze wast. Met vitamine C bijvoorbeeld. Daar was je je ondergoed mee en via je huid kan je dan vitamine C aan je lichaam toevoegen.

Lernout & Hauspie?

Voor de spraak hé. Het zou toch geweldig zijn als je kleren konden spreken, al was het maar om te zeggen dat een bepaalde combinatie nergens op lijkt. Maar die spraakprogramma’ s zijn voorlopig nog heel zwaar om te integreren in stoffen, dus dat vraagt nog stevig onderzoek. Ook de kwaliteit van het geluid moet beter kunnen. Je moet een goede microfoon hebben, iets waar je vrij rechtstreeks in kunt spreken. Graag zou ik er ook schoenen bij betrekken. Schoenen hebben ruimte om dingen in te bouwen, het is een redelijk veilige en beschermde plek. Er is genoeg beweging in je schoenen, daar kan je allerlei energieproblemen mee oplossen. Vasco is nog een ander bedrijf dat we erbij wilden omdat het werkt rond veiligheid, rond technologie waardoor de gebruikers van die technologie kunnen herkend worden. Want als ik een intelligent jasje heb, dan wil ik dat het intelligent genoeg is om die intelligentie uit te schakelen als iemand anders het aantrekt.

Marleen Wynants / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content