Godver

Drie dagen en drie nachten staat er nu al een glanzend nieuw grijs busje voor mijn huis geparkeerd. Het ding werkt danig op mijn zenuwen. Als het hier vanavond nog staat, stop ik een briefje achter de ruitenwissers. Dit is wat ik erop zal schrijven: “Mevrouw, mijnheer, ik vind het beledigend om elke dag vanuit mijn woonkamer tegen uw voertuig te moeten aankijken. Gelieve het uit respect voor uw buren voortaan voor uw eigen woonst te parkeren. Dank.”

De bus is een monster bestemd voor 12 passagiers. Het is het grootste voertuig in de straat. Met zijn omvang kan ik net nog leven. Maar waar ik bijna van doodval, is de reclameleuze op flanken en achterkant: ” Repent! Come and pray with the Pentecoastal Church of the End of the World.” Onder die opdringerige aanmaning om berouw te tonen en te bidden staat telkens het telefoonnummer en het adres van de Kerk van het Einde van de Wereld. Eerst kon ik nog lachen met dat Einde van de Wereld, maar nu is de lol er voor mij wel af.

’s Avonds is de kerkbus eindelijk weg. Om een uur of elf blaft mijn hond kwaad. Ik hoor dichtslaande autodeuren, dan gegiechel en meisjesstemmen die ratelen in het Spaans. Ik kijk even door het raam. De verdomde bus staat er weer. Ik smijt mijn boek op de sofa, grabbel pen en papier en begin driftig te schrijven: “Mijnheer, mevrouw”… Mijn pen wil ineens niet meer verder. Ik staar naar het lege blad. Zoiets kun je niet doen, zeg ik tegen mezelf. Dit is wat je bij een ander onverdraagzaamheid zou noemen. Voor misschien wel de tiende keer lees ik: “Mijnheer, mevrouw”, en dan niets meer.

“Allez vooruit, gij braaf, laf engelke,” fluistert mijn vriend de duivel in mijn linkeroor, “ge gaat het hier toch niet bij laten?” Mijn blik dwaalt naar de kalender: het is donderdag vandaag. Thank you mister devil! Zonder verder dralen vloeit deze leugen uit mijn pen: “Mijnheer, mevrouw, dit weekend verhuizen we. Mogen we u aub vragen om de parkeerruimte voor ons huis vrij te houden voor de verhuiswagen? Vriendelijk dank.” Ik stop het stuk papier in een doorschijnend plastic zakje, tegen het nat worden. Een beetje zenuwachtig stap ik in het donker op de bus af. Als er maar geen alarm begint te loeien als ik de ruitenwisser optil. Wat als iemand toevallig naar buiten kijkt, denkt dat ik de bus wil stelen of beschadigen en de politie belt? Er gebeurt niets van dat alles. Vrijdagmiddag is de bus weg. Ook zaterdag en zondag verschijnt hij niet. Maar maandagmorgen staat hij er opnieuw triomfantelijk. Ik geef me gewonnen. Ik heb me niet alleen onverdraagzaam en laf maar ook belachelijk gedragen.

Maar toch. Je moet in New York eens proberen een bus van die omvang ’s nachts op straat te laten staan in een residentiële wijk als je geen pastoor, dominee, rabbi, imam of andere erkende dienaar gods bent. Een fikse boete krijg je, zonder pardon. Maar laat clergy (geestelijkheid) op je nummerplaat zetten en je wordt met rust gelaten. Hetzelfde geldt voor parkeren voor een kerk, moskee of synagoge. Zelfs in het holst van de nacht is het een gewone sterveling in New York ten strengste verboden om dat te doen, ook al is er geen dienst en is er geen ander vrij plekje kilometers in het rond. Waar is dat voor nodig? Hopen de uitbaters van die religieuze etablissementen dat hun god er zich ’s nachts onverwacht in zijn limousine zal laten voorrijden? Ach, ik zit weer op mijn paard. Maar het is toch waar.

Enkele weken geleden was ik in Harlem uitgenodigd in een gospelmis in de 126ste straat. Ik telde vijf kerken in de buurt. Links en rechts stonden de auto’s dubbel geparkeerd over heel de lengte van de straat. Toen ik daar na de dienst een opmerking over maakte, zei de dominee: “Op zondagmorgen geeft de politie hier nooit boetes voor dubbel parkeren. Dat is een traditie.” Let wel. Ik heb het hier niet over haastige Vlaamse katholieke vluggertjes van een halfuur maar over uitgesponnen affaires van drie uren en meer. Je moet eens een fuif in New York geven en je gasten een avond dubbel laten parkeren. Het zou niet lang duren voor alle auto’s worden weggesleept.

Wat is het verschil? Volk is toch volk? De straat is toch publieke eigendom? Niet noodzakelijk. In Salt Lake City kocht de Mormoonse Kerk twee jaar geleden een stuk van Main Street in het hart van de stad. Het gemeentebestuur rijfde 8,1 miljoen dollar binnen en de mormonen kregen totale controle over het stuk van de hoofdstraat dat tussen hun tempel en hun administratieve gebouwen ligt. Veertig procent van de inwoners van Salt Lake City zijn lid van de

kerk. De overige zestig procent mogen op het mormoonse stuk van Main Street nu niet langer schouderloze topjes dragen, roken, betogen, pamfletten uitdelen of de hand van hun partner van dezelfde sekse vasthouden. Een aantal niet-mormonen spande een proces in tegen de stad omdat ze vinden dat hun recht op vrije meningsuiting met de voeten wordt getreden. De rechter gaf hen ongelijk. “Het recht op vrije meningsuiting kan niet doorwegen op de rechten van privé-eigendom.” De niet-mormoonse inwoners zijn in beroep gegaan. Ik weet nu al wie aan het kortste eind zal trekken.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content