Wie denkt gezond bezig te zijn met volkorenbrood en linzensoep, vergist zich volgens Paula Baillie-Hamilton. De auteur van het ‘Detox-dieet’ wil ons ook houtskool en klei oplepelen, om te ontgiften. En modeontwerper Jo Wyckmans houdt in ‘Gezond vanbinnen? Vanbuiten mooi’ een pleidooi voor voedingssupplementen. Wij polsten professor Raoul Rottiers: “Zijn er grenzen aan gezonde voeding?”

Johanna Blommaert / Illustratie Pieter Van Eenoge

Toegegeven, de theorie van de Britse arts Paula Baillie-Hamilton klinkt aantrekkelijk. Volgens haar gaat de westerse wereld gebukt onder een vetepidemie die het gevolg is van de ophoping van giftige stoffen in ons lichaam. Bovendien zorgen de traditionele diëten ervoor dat die schadelijke chemische stoffen uit onze vetreserves vrijkomen en zich elders in ons lichaam vestigen, waardoor ze het afvallen juist tegengaan. Kortom, van diëten word je dikker.

Dit moet bijna als muziek in de oren klinken bij al wie vergeefs probeert te lijnen. Wég schuldgevoelens, het is allemaal de schuld van de chemicaliën. Dankzij het Detox-dieet kan het probleem definitief worden opgelost, stelt Baillie-Hamilton. Ze onderzocht wat we moeten vermijden, omdat het de meest vervuilde voedingswaren zijn (paling, visolie, sinaasappels en cacaoboter, bijvoorbeeld) en hoe we de opgestapelde chemicaliën uit ons lichaam kunnen laten verdwijnen. Na die grote sanering heeft ons lichaam een hogere behoefte aan bouwstoffen, daarom zijn er tal van supplementen nodig. Onmisbaar zijn multivitaminen, minerale preparaten, lijnolie en oplosbare vezels.

Een dag uit het Detox-dieet begint dan bijvoorbeeld als volgt: na het wakker worden neem je vezelsupplementen (en/of actieve kool; en/of bentoniet, gebaseerd op klei) en een groot glas water. Bij een licht ontbijt horen multivitaminen, mineralensupplementen, lijnolie en aminozuur. Ook een goeiemorgen.

Het dieet zelf duurt 28 dagen, maar de supplementen moet je wel blijven innemen. Daarom niet getreurd. De auteur spreekt ons in het boek herhaaldelijk bemoedigend toe: “Vat moed (…) Geloof me alsjeblieft als ik zeg dat er aan het einde van de tunnel licht is, en dat het lichaam van je dromen door het lezen van dit hoofdstuk een stap dichterbij komt.”

Het boek van de Belg Jo Wyckmans is minder op toxische stoffen gefixeerd, wil veeleer breed informeren over voeding als natuurlijk geneesmiddel. “Gezondheid is mijn passie”, schrijft de modeontwerper, die zich tot de orthomoleculaire geneeskunde heeft bekeerd. Hij pleit ervoor om zoveel mogelijk vitaminen en mineralen uit de voeding zelf te halen, maar daarnaast raadt hij aan “goed uitgekozen supplementen te nemen”. Wyckmans geeft concrete aanbevelingen over wat en hoeveel men moet nemen als algemene preventie of als preventie tegen kanker, tegen ziekten van hart en bloedvaten of tijdens de menopauze. Ook voor een aantal andere aandoeningen geeft hij tips. Erg overzichtelijk en begrijpelijk is het allemaal niet. Of deinst u niet terug bij zinnen als “U kunt uw glutathionpeil verhogen door hogere dosissen N-acetylcysteïne in te nemen”? Verwacht niet dat er uitgelegd wordt waar of hoe u meneer of mevrouw Nacetylcysteïne kunt vinden.

Eén feit is zeker: na lectuur van beide boeken durf je nauwelijks nog iets in je mond te stoppen. Kopje groene thee? Vergeet het. Jo Wyckmans heeft het niet begrepen op “de zogenaamde ‘groene thee’ die u in zakjes in de supermarkt kunt vinden. De therapeutische werking van die industriële thee is navenant.” Zelf gaat hij zijn biologische groene thee bij voorkeur in Japan halen.

Een slaatje dan maar? Vergeet het. Volgens Baillie-Hamilton wordt sla “meestal met dikmakende bestrijdings- en conserveermiddelen bespoten”.

Ik ben geen dogmaticus”, zegt Raoul Rottiers, endocrinoloog en hoofd van het Centrum voor Voedings- en Dieetadvies van het Universitair Ziekenhuis in Gent. “Ik probeer de voedingsproblematiek wetenschappelijk te benaderen, maar ben tegelijk bereid te luisteren naar de empirie, naar wat de ervaring leert. We maken een onderscheid tussen voedingsleer en dieetleer. Voedingsleer is een wetenschap die bestaat sinds de achttiende eeuw.

Dieetleer bestaat al meer dan vijfduizend jaar. Chinezen en Egyptenaren gaven al drieduizend jaar voor onze tijdrekening voedingsadviezen. Ze wisten niet waarom ze iets voorschreven, maar het bleek achteraf wel juist te zijn. Zo schreven ze zeewier voor zonder te weten dat de betrokkene jodium nodig had. Dieetleer is dus op ervaring gebaseerd. Vandaar dat er voortdurend nieuwe adviezen komen. Je hoort de meest uiteenlopende standpunten. Ik probeer daartussen te laveren. Je moet een onderscheid maken tussen wet en dogma, tussen kennis en wetenschap enerzijds, religie en mythe anderzijds. Dat is niet eenvoudig.”

“Als endocrinoloog heb ik veel te maken met mensen die diabetes hebben of zwaarlijvig zijn, voeding heeft me dan ook altijd geïnteresseerd. Twintig jaar geleden gaf ik er les over en toen ik na een onderbreking van vijf jaar opnieuw begon, stelde ik tot mijn verrassing vast dat ik mijn cursusmateriaal mocht weggooien. Dat was totaal verouderd, klonk te dogmatisch en ik wou geen dogma’s verkondigen. Ook nu zeg ik tegen mijn studenten dat wat ik hun vandaag vertel morgen door iemand anders als totaal idioot terzijde kan worden geschoven. Die kans zit er dik in.”

Volgens Baillie-Hamilton hebben we nu te maken met een vetepidemie omdat ons ‘natuurlijk slankheidsvermogen’ door chemische stoffen is aangetast. Wat denkt u van die theorie?

Raoul Rottiers: Het klopt dat we met een vetepidemie te maken hebben. Onlangs publiceerde The Lancet artikelen waarin die vetepidemie gelinkt wordt aan de evolutie van de mens. Onze voorouders kenden – tot de achttiende eeuw – perioden van ondervoeding en om zich daartegen te beschermen onderging de mens een genetische aanpassing. De Angelsaksen spreken over het thrifty genotype, het spaarzame genotype. Ons erfelijk materiaal paste zich zo aan dat we uiterst spaarzaam omgingen met het weinige beschikbare voedsel: weinig verbranden en veel opslaan.

Al vijftig tot zestig jaar leven we echter in een periode van overvloed, dat genotype zit ons nu in de weg. We zouden meer gebaat zijn met een spilziek dan met een spaarzaam genotype: meer verbruiken naarmate je meer eet. Volgens een nieuwe theorie hebben mensen die makkelijk slank blijven, die genetische aanpassing in hun familie al doorgevoerd. Daar zijn argumenten voor, want slanke mensen verbruiken duidelijk meer. In die zin is de obesitas van de 21ste eeuw een natuurlijke evolutie. Dikke mensen hoeven zich niet schuldig te voelen, hun gewicht verwijst naar het feit dat hun voorouders in armoede moesten leven en dat hun erfelijk materiaal nog niet is aangepast aan de huidige overvloed.

Ik voel wel voor die theorie, omdat zwaarlijvigheid ook in ontwikkelingslanden – zelfs in Japan – in zo’n verschrikkelijk tempo toeneemt. Ook in Afrika, dat ik behoorlijk ken, zie je obesitas en diabetes, dat daar vaak mee samengaat, in zo’n mate toenemen dat het onlogisch gaat lijken. Daar is nog helemaal geen welvaart, alleen een minder grote armoede, men evolueert van ondervoed naar gewoon gevoed, maar genetisch is men niet aangepast aan die evolutie. In de Verenigde Staten zie je trouwens dat een groot percentage van de mensen met overgewicht tot de Afro- of Hispanobevolking behoort: hun genetisch materiaal was nog véél spaarzamer dan dat van de blanke Amerikaan.

Ik denk dat de genetische aspecten van welvaartsziekten zeer belangrijk zijn: ons lichaam betaalt een prijs voor de snelle overgang van armoede naar overvloed. Waarschijnlijk duurt het nog een paar generaties, maar ik ben er zeker van dat die genetische correctie er komt. Net zoals de mens de ondervoeding heeft overwonnen.

Overgewicht heeft dus weinig met chemische stoffen te maken?

Chemische stoffen spelen een rol, in die zin dat ze het verzadigingsgevoel kunnen misvormen. Het systeem dat ons gevoel van verzadiging en honger regelt, is immers zeer gevoelig voor scheikundige veranderingen. Alleen is het vandaag niet mogelijk om concreet aan te wijzen welke stoffen dat evenwicht verstoren.

Als de vetepidemie enkel te wijten zou zijn aan toxische stoffen, dan zou er een verschil moeten bestaan tussen het Westen en de rest van de wereld. De samenstelling van de voeding is immers erg verschillend: de aanwezigheid van herbiciden en pesticiden verschilt sterk van streek tot streek. Toch zie je wereldwijd hetzelfde probleem ontstaan.

Ik maak me meer zorgen over het verband tussen chemicaliën en de ontwikkeling van kanker en ziekten van hart en bloedvaten. Ik ben er nogal van overtuigd dat er een verband bestaat, maar er blijven vandaag nog te veel onbekende factoren om zeker te zijn.

De auteurs van beide boeken zijn vurige verdedigers van biologische voeding. En u?

Ik heb daar geen problemen mee. Veel mensen in mijn familie en ook mijn vrouw maken diezelfde keuze. Nadeel is dat die voeding duurder is en sneller verwelkt. Bovendien is dat voor het probleem van de overbevolking in de wereld natuurlijk geen oplossing. In gebieden die kampen met voedseltekort kan men geen biovoeding verbouwen of de invoer ervan niet betalen.

Vanuit gezondheidsstandpunt zou ik er zeker voor pleiten. Maar als je weet dat onze planeet straks acht miljard mensen moet voeden, dan moet je ook beseffen dat er geen bio-oplossing is voor iedereen. Om de oogst van maïs, soja, rijst en maniok een beetje op te tillen, maakt men gebruik van modificatie (genetische manipulatie). Dat gebeurt geruisloos, omdat er – terecht overigens – zoveel weerstand tegen is. Je kunt zeggen dat het allemaal enkel om winstbejag draait, maar je hoort ook de organisaties die vechten tegen ondervoeding zeggen dat de oogsten van de basisproducten in al die gebieden omhoog moeten.

De believers gaan ervan uit dat voedselbewerking zo slecht niet kan zijn vermits de mens almaar langer leeft, ook de Afrikaan. Volgens de nonbelievers zal het negatieve effect zich pas bij de volgende generaties melden. Dat is mogelijk, maar moet je het probleem oplossen door te wachten tot de sukkelaars vanzelf met minder zijn, omdat ze uitgehongerd zijn?

Terug naar onze overvloed, waar volgens de bovengenoemde auteurs toch nog van alles in ontbreekt. Beiden gaan ervan uit dat de kwaliteit van onze voeding vandaag niet meer dezelfde is als vijftig jaar geleden, vandaar dat ze ons extra vitaminen willen laten slikken.

Is dat een zinnige stelling?

In de strijd tegen vet is dat zinloos. Om tumoren en hartkwalen te vermijden, is het waarschijnlijk wel zinvol. Ik weet alleen niet in welke hoeveelheden die moeten worden ingenomen, want niemand heeft dat ooit kunnen aantonen.

Nochtans geven beide auteurs concrete adviezen: Wyckmans raadt behalve veel groenten en fruit dagelijks twee supplementen van 250 mg natuurlijke vitamine C aan. Baillie-Hamilton heeft het over supplementen van 1000 tot 3000 mg. Waarop zijn die doses dan gebaseerd?

Als je vitamine C, of caroteen, of magnesium in vitro, in het lab, bestudeert, dan weet je perfect wat je doet. Maar niemand weet hoeveel en in welke verhouding deze stoffen in vivo, dat wil zeggen door de mens, moeten worden ingenomen. Vaak baseert men zich op proefdieren, ook al hebben die een ander metabolisme dan wij. Ik vermoed dat de auteurs die hoeveelheden dus afleiden van labtests of van dierenproeven.

Ik heb zelf ook al boeken geschreven: dat zijn syntheses van wat ik heb gelezen. Ik heb de boeken waar u naar verwijst niet gelezen, ik wil me er ook niet over uitspreken, maar vermoedelijk gaat het ook om syntheses. Het is van belang een onderscheid te maken tussen de harde feiten en je eigen filosofie, je eigen poging om een synthese te maken die aannemelijk is, die bekoort, die probeert te overtuigen. Maar dat laatste is niet wat men tegenwoordig evidence-based medicine noemt, laat staan science. Onze dagelijkse behoefte aan vitamine C was vijftig milligram, op een bepaald moment heeft men er honderd van gemaakt. Maar misschien is het wel driehonderd milligram, dat durft men nu niet meer te zeggen. We weten intussen wél dat een te hoge dosis vitamine C in vitro bij een aantal proefdieren kanker uitlokt. Waar zit dat punt bij de mens? Waarop steunen die mensen zich om te zeggen dat het zus of zoveel milligram moet zijn?

Het is blijkbaar geen sinecure om met die voedingssupplementen om te gaan: het tijdstip waarop je het inneemt, is belangrijk, het een mag niet samen met het ander enzovoort.

Ik heb alle boeken van Montignac gelezen, ik heb alle boeken van de beruchte Amerikaanse cardioloog Atkins gelezen. Op den duur zeg je: dit kán niet, dit is larie. Aan het boek van Atkins heb ik me zo geërgerd! Waarschijnlijk is hij een goede clinicus, maar hij is geen wetenschapper. Hij heeft die dingen nooit zelf bestudeerd, maar er allerlei over gelezen.

Als je correct wilt zijn, dan moet je een boek schrijven zoals dat van de American Society for Cancer: Food, Nutrition and the Prevention of Cancer. Die hebben alle onderzoeken in vivo en in vitro bestudeerd en dan tabellen opgesteld over het mogelijk verband tussen een bepaalde tumor en een bepaald product: toegenomen risico, verminderd risico, geen relatie. Als je dat boek hebt gelezen, dan weet je het écht niet meer. Voor het een is dit goed en voor het ander dat. Bij dit proefdier was het positief, bij dat negatief; bij de mens was het de ene keer positief, de andere keer negatief… Wat doe je daarmee als algemeen advies? Ik geef het eerlijk toe: ik durf dat niet meer.

Bij dergelijke dieetboeken wordt vaak een professionele schrijver ingehuurd. Atkins heeft voor zijn laatste boek ook met een coauteur gewerkt, waardoor het veel beter geschreven is en daardoor nog overtuigender klinkt, maar het wetenschappelijke bewijs komt geen stap dichter.

Pas op, meestal zitten er in die boeken wel een paar goede principes. Na lectuur kun je een paar conclusies trekken en vaak gaat het dan om zaken die je al lang wist. Bijvoorbeeld dat je niet te veel moet eten, niet te veel vlees, niet te veel vette vis. Of dat je niet moet roken. Dat je niet te veel koffie moet drinken. Dat je niet moet snoepen, geen chips moet eten en cola drinken… Dat weet intussen wel ongeveer iedereen. Maar de mensen hebben liever een wondermiddel, een antioxidantpilletje dat al de toxische factoren waarmee wij worden overdonderd, neutraliseert, en dat ons zal genezen of beletten ziek te worden. Zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Jammer genoeg niet.

Hoe staat u tegenover het voorstel om houtskool in te nemen om te ontgiften?

Vijftig jaar geleden gebruikte men bij diarree carbo officinalis om alle opgestapelde vuile stoffen weg te krijgen. Hier gaat het wellicht om de biologische vorm van carbo officinalis. Als een kind vroeger gif had gedronken, werd meteen carbo officinalis gegeven om dat gauw weer weg te krijgen. Je kunt dat nog in de apotheek kopen, het kuist de darmen. Maar alle toxische stoffen die in ons lichaam belanden en die we zeer snel in onze vetweefsel opnemen, krijg je niet zomaar weg door houtskool in te nemen. Dat begrijp je toch?

Hebben we lijnolie nodig om aan voldoende omega-3-vetten te geraken?

Omega-3 zit in visoliën, maar uit vrees voor de dioxine verkiest men allicht de omega-3-vetzuren uit de plantaardige wereld te halen. Omega-3-vetzuren beschermen je bloedvaten beter, beperken de oxidatie van cholesterol. In vitro is dat zeker waar. Met lijnolie heb ik geen probleem.

In al die boeken vind je natuurlijk dingen die correct zijn, die van generatie op generatie aanvaard zijn. Men gooit er een nieuwe saus bovenop: detox, dat klinkt goed. Je moet desintoxiceren, je antioxidanten verhogen, dat soort dingen. Nochtans kun je nooit optornen tegen de massa oxidantia in de lucht en in onze voeding.

Waar let u zelf op bij de voeding?

Ik gebruik geen margarines. Ofwel neem ik verse boter, op mijn zondagse pistolet, ofwel neem ik geen smeerstof. Ik eet geen dieetproducten, ik ben daartegen. Ik neem ook geen supplementen. Ik eet wel veel fruit en groenten, weinig vlees, twee keer in de week vis – jammer genoeg ook vette vis, dus ik besef dat ik mijn dioxines binnenkrijg. Ik probeer in de gewone producten de gezondste dingen te kiezen, de dingen waarover iedereen het eens is. Zaken waarover geen eensgezindheid bestaat, supplementen bijvoorbeeld, zijn niet aan mij besteed.

Ik geloof niet dat je in onze huidige voeding niet kunt vinden wat ons lichaam nodig heeft. Er zitten wel contaminanten in, maar de eiwitten die we eten zijn goed genoeg. Als je af en toe een ei eet, heb je de beste eiwitten die je je kunt voorstellen. Het probleem is veeleer dat er te veel in onze voeding zit. Je mag eigenlijk maar honderd gram vlees verbruiken per dag, maar ik schat dat de gemiddelde Belg minstens het dubbele eet.

Als het al zo zou zijn dat ik meer vitaminen nodig heb om al die chemicaliën af te breken, dan eet ik daar gewoon fruit en groenten voor. Ik probeer elke dag driehonderd gram groenten te eten. Dan weet ik dat ik voor mijn antioxidantia driemaal aan de dagelijkse dosis zit. Tenminste, als die groenten echt vers zijn. Koop je ’s morgens kervel op de markt, dat is zeer rijk aan vitamine C, dan kun je die ’s avonds weggooien, want je vitamine C is al geoxideerd.

Misschien moet er veeleer een campagne komen voor verse groenten?

Zeker. Ook de bereiding is belangrijk. Als je aardappelen kookt op grootmoeders wijze Рkoud water met aardappeltjes erin op het vuur Рdan is je vitamine C weg. Als je het water eerst naar zestig graden brengt, wordt de vitaminerijkdom beschermd. Idem voor groenten. Ook biologische groenten moet je vers eten of minstens koel bewaren. Als je selder na een week bekijkt, is hij geel, w̩g caroteen, w̩g vitamine C.

Ook als je confituur maakt, ben je je vitaminen kwijt. Als je vitamine C wil, moet je béssen eten en verse! Dat is veel nuttiger dan al die extraatjes. Ik ben tegen die supplementen omdat je dan capituleert voor de stelling dat onze voeding ongezond is en slecht behandeld wordt.

Wyckmans dankt in zijn boek dr. Werner Faché, die de orthomoleculaire geneeskunde promoot. Wat voor geneeskunde is dat?

De orthomoleculaire geneeskunde gaat ervan uit dat als je i̩ts geeft Рvitaminen of mineralen Рhet in zeer hoge dosissen moet zijn. Voor de orthomoleculaire geneeskunde bestaat geen enkel argument, niks is bewezen. Er zijn nog minder bewijzen dan voor de homeopathie. De publicaties van Fach̩ Рik ben ermee opgehouden ze te lezen, omdat ik me te veel ergerde Рstaan bol van beweringen die hij niet hard kan maken, en als er al een referentie is, stamt die uit de dierenwereld.

Kan iedereen over deze problematiek zomaar publiceren wat hij wil?

Je kunt dat niet in de hand houden, het gaat om niet-beschermde producten. Voedingssupplementen zijn niet geregistreerd. Je kunt op eigen houtje een eigen supplement samenstellen en verkopen als je dat wilt. Mundus vult decipi. De mens wil bedrogen worden. Je vindt altijd wel iemand die de nieuwste, de gekste theorie zal volgen.

In de wereld van gezondheid en voeding vind je altijd sporen van magie, religie, van mythes. Voeding zou een wetenschap moeten zijn, maar het is voor een groot deel ofwel empirie, ofwel filosofie. En een boek dat dat probeert te scheiden, komt tot conclusies die voor de wetenschapper geruststellend zijn, maar voor de consument verschrikkelijk verwarrend. Op pagina 100 staat ja, op pagina 200 staat nee. Ik ben zéér voorzichtig geworden met conclusies.

‘De Eetbrief’ is een publicatie van de RUG en het UZ Gent, waarin wetenschappelijke informatie over gezonde voeding op zo’n toegankelijk mogelijke manier wordt gebracht. 03 620 02 11.

Paula Baillie-Hamilton, ‘Het Detox-dieet’, Uitgever Boekerij, 16,95 euro.

Jo Wyckmans, ‘Gezond vanbinnen? Vanbuiten mooi’, Manteau, 16,95 euro.

“Tegen mijn studenten zeg ik dat wat ik hun vandaag vertel morgen door iemand anders als totaal idioot terzijde kan geschoven worden.”

“Als het al zo zou zijn dat ik meer vitaminen nodig heb om chemicaliën af te breken, dan eet ik daar gewoon fruit en groenten voor.”

“Voedingssupplementen zijn niet geregistreerd. Iedereen kan op eigen houtje een supplement samenstellen en dat verkopen.”

“In de wereld van gezondheid en voeding vind je altijd sporen van magie, religie, van mythes.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content