Gewikt en gewogen

Eigenlof heeft dan een geurtje, Belgische ontwerpers laten niemand onberoerd. Eenentwintig binnen- en buitenlandse experts

over Belgische creativiteit, intellectuele mode en katholieke trekjes.

Elisabeth Paillié Moderedacteur ‘Le Figaro’, Parijs

“Ik heb twee families geadopteerd in mijn garderobe : de Japanners en de Vlamingen. Ik hou van de ingetogenheid van hun werk : geen kleding om gezien te worden, maar om jezelf plezier te doen. Ze spreken mijn ziel en gevoelige kant aan. Belgische mode komt me vertrouwd voor, alsof ze geleefd heeft. Tegelijkertijd straalt ze veel kracht uit, want zwart maakt een vrouw mysterieus en laat je lichaam spreken. Zelf ben ik een Demeulemeester-fan. Haar vrouwelijkheid is subtieler en moderner dan de voorspelbare Italiaanse elegantie, poëtischer. Ik denk dat die uitersten, kracht en emotie, veel hedendaagse vrouwen aanspreken, precies omdat ze diezelfde dualiteit in zich hebben.”

Sarah Inkoper en art-director, ‘Colette’, Parijs

“Belgen zijn goed georganiseerd, jullie ontwerpers zijn erg professioneel met leveringstermijnen. De kwaliteit en draagbaarheid van hun collecties wordt in Parijs gewaardeerd. Ze flirten met kunst of architectuur, maar hebben wel een gevoel voor de essentie : goede kwaliteit en pure, eenvoudige vormen. Op defilés kijk ik vooral uit naar Van Noten, wiens team hier een etalage heeft gemaakt, en Raf Simons. Die heeft de mannenmode echt vernieuwd. Ik herinner me zijn defilés tot in de details, dat is uitzonderlijk. Wat een volksverhuizing trouwens ! Alles komt uit België naar Parijs : de modellen, de catering, wellicht zelfs de gloeilampen.”

Hans Borgman Fashion-director ‘MAN’, Amsterdam

“Toen ik eind jaren tachtig stage liep bij Koen Bolssens, was de samenwerking in Antwerpen verfrissend. Zo’n krachtenbundeling is doorgaans beperkt tot lui van dezelfde strekking. In Antwerpen ontbrak die hokjesgeest. De impact van jongere Belgen is weliswaar minder groot. Misschien is het gewoon mijn smaak : Simons is nogal zwaar op de hand en ook het wereldleed in de collecties van Dirk Schönberger is niet aan mij besteed. Mode is voor mij geen wetenschap. Dat quasi intellectuele sausje hoeft niet.”

Adam Iezzi

PR-verantwoordelijke voor Stephan Schneider, ‘Cube’, Londen

“Belgische ontwerpers worden als een collectief gezien. Journalisten en inkopers stoppen ontwerpers meteen in vakjes. Met discrete, doordachte collecties als die van Stephan Schneider is dat moeilijk. Als we België vermelden, maakt men tijd om de collectie te ontdekken. Bij andere ontwerpers wordt nooit zoveel belang gehecht aan hun oorsprong. Toegegeven, zonder designers zou ik België niet eens kennen.”

Valerie Steele

Museumdirecteur, ‘Fashion Institute of Technology’, New York

“Het succes van de Belgen illustreert de fragmentatie van de modewereld in style tribes. Ook in Amerika kennen vooral connaisseurs Belgische designers, vaak stedelingen uit creatieve sectoren. Ze worden aangetrokken door de artistieke, intellectuele aanpak, daar waar mode doorgaans op seks en status inspeelt. Belgische ontwerpers zijn puristen voor wie de persoonlijke expressie primeert.ô

Veerle Windels

Modejournaliste, auteur van ‘Jonge Belgische Mode’ (2001)

“Ik vergeet nooit de eerste show van Martin Margiela in Parijs, in oktober ’88. Diezelfde week stelden de zes van Antwerpen zich voor in het Hôtel Saint-James & Albany in de rue de Rivoli. Margiela verbijsterde me : het smoezelige Café de la Gare, de zitplaatsen op de grond, de loeiharde muziek, de zwarte make-upvegen. Naar Parijse normen was dat allemaal heel grunge en underground. Daar waren Jean Paul Gaultier en Montana de mode en de Franse pers vond het dan ook maar niks. Het waren ook de Britten die de zes van Antwerpen hun naam gaven, want die moeilijke namen konden ze niet uitspreken.”

“De zes braken vrij snel door, ook al omdat ze meteen te vinden waren in internationale topwinkels. Ze waren niet obscuur en bovendien met velen – de pers moest wel volgen. Al hebben ze het goed aangepakt : ze deden geen toegevingen en selecteerden streng de juiste winkels. Bovendien hoeven onze ontwerpers niet meteen een atelier met designallures en vijf assistenten. Ze starten met weinig onkosten en vrienden die hard werken voor weinig geld. Mensen als Dries Van Noten of Ann Demeulemeester wilden trouwens altijd hun leven aan de mode wijden, die wilden geen eendagsvlieg zijn. Bovendien gunden ze elkaar ook het succes. Als een winkelier niet betaalde, verspreidde zich dat als een vuurtje.”

“Later gingen de zes elk hun eigen weg. Die voelen zich al lang geen Belg meer. Ze worden vastgepind op hun achtergrond, maar daar wilden ze juist van weg. Ze wilden iets nieuws doen, zonder achterom te kijken en opgaan in de internationale mode. Dat is hen gelukt : Van Noten, Demeulemeester en Dirk Bikkembergs worden overal tot de gevestigde waarden gerekend. Voor jongere designers is België echter geen uithangbord meer. Daartoe is de gewenning te groot.”

Alix Browne

Hoofdredacteur V Magazine, New York

“Ik mijn kledingkast hangen onder meer Demeulemeester, Margiela en Branquinho. Destijds waren zulke Belgische namen iets nieuws, en dus was het goed een groep te vormen. Op hun eentje hadden ze misschien nooit naam gemaakt. Nu erkent men hun kwaliteiten op zich. ‘België’ impliceert nog steeds een avant-gardistische aanpak, maar het is niet meer een label dan Franse of Italiaanse mode. Vanwaar het succes ? Omdat ze modieus zijn zonder op te gaan in de modewereld en trouw blijven aan hun visie, ongeacht de modetrends.”

Barbara Trebitsch

Directeur ‘Master in Fashion Design, Domus Academy’, Milaan

“Belgische ontwerpers zijn avant-gardisten. Hun visionaire experimenten worden later door anderen gecommercialiseerd. Ze staan op hun artistieke vrijheid, ver van de industriële werkwijze in Italië, de Franse haute-couture-aanpak en de Britse schokmethode. Ze houden afstand tot de textielindustrie en werken vaak met vaklui voor de stoffen en afwerking. Dat is vrij apart in prêt-à-porter. Eigenlijk is Belgische mode van alles een beetje, een ratatouille van Europese culturen. Zelf draag ik vooral Margiela en Van Noten, designers voor wie diverse ontwerpers combineert met vintage of no label. Belgische mode is onconventioneel : je bent vrij om haar te personaliseren.”

Gerdi Esch

Communicatieverantwoordelijke ‘Flanders Fashion Institute’,

hoofdredacteur ‘A-Z magazine’

“In een markt die meer en meer door marketing worden gedomineerd, worden Belgische ontwerpers als uniek ervaren. Vooral dankzij hun sterk gevoel voor authenticiteit en persoonlijke visie, maar ook hun vakmanschap en liefde voor het metier. Belgische mode heeft een ziel. Uiteraard zijn onze ontwerpers ambassadeurs : we ontvangen mails uit de hele wereld, er zijn publicaties in buitenlandse bladen en Antwerpen werd een modestad met internationale uitstraling. Het FFI en de ModeNatie zijn een hommage aan al die designers waaraan dat te danken is.”

Annik Bogaert

Directeur ‘Toerisme Antwerpen’

“De buitenlandse pers, touroperators en onze binnen- en buitenlandse kantoren zeggen ons steeds hetzelfde : Antwerpen is een modestad, punt. Vroeger was dat alleen bij een select en goed ingelicht publiek het geval, nu is de Antwerpse mode dankzij de academie, het winkelaanbod, de ModeNatie en het modejaar 2001 een volwaardige trekpleister. Bovendien kwam Toerisme Antwerpen in contact met nieuwe publicaties en kanalen en is onze communicatie verjongd. Het hele culturele leven profiteert mee, want mode is per definitie dynamisch en seizoensgebonden. Ze creëert een nieuwe dynamiek in het Antwerpse, netwerken die voortdurend nieuwe initiatieven spuien : evenementen als Antwerp is Burning of Navigaytion, maar ook inzake fotografie of grafische vormgeving. Antwerpen is een trendy stad die naast het cultuurhistorisch patrimonium telkens nieuwigheden biedt. Dat doet geen andere Vlaamse kunststad ons na.”

Paul Becker

Zaakvoerder ‘Jurc’, Eindhoven

“België heeft dankzij zijn ontwerpers meer bekendheid gekregen in het buitenland, zij het dan bij een selecte groep mensen. Al mogen de Belgen wel weer met beide benen op de grond worden gezet : er hangt een arrogant sfeertje rond. Meer openheid zou hun imago ten goede komen.”

Kuki de Salvertes

Directeur persagentschap ‘Totem’, Parijs

“De modeacademie geeft de Antwerpse ontwerpers hun typische onbuigzaamheid. Je kunt ze onmogelijk met elkaar vergelijken : elke ontwerper heeft zijn persoonlijkheid en referenties. Los van grote financiële groepen creëren ze elk een eigen universum, zonder zich druk te maken over trends. Bovendien presenteren ze hun werk op een aparte manier, met ongewone defilélocaties en authentieke modellen. Dat beïnvloedt de hele modewereld.”

Kalman Ruttenstein

Vice-president ‘Bloomingdale’s’, New York

Agnes Goyvaerts

Mode- en lifestyleredacteur ‘De Morgen’

“Het is in België zeer laat doorgedrongen dat onze ontwerpers internationaal succes genieten. Nu doen we er chauvinistisch over, maar ze moesten eerst doorbreken in het buitenland. In 1987, toen de pers Belgische mode doodzweeg of weglachte, hadden de zes samen koopdagen georganiseerd in Antwerpen. Daar kwamen niet alleen buitenlandse kopers op af, maar ook bladen als i-D en Elle. Terwijl slechts een handvol Belgen Bikkembergs en Van Saene kenden ! Belgische mode, dat kon niet, dacht men hier, en zo schreef een Britse krant het tien jaar geleden ook : ‘Belgian fashion is an oxymoron’, een contradictio in terminis.”

“België was lang het onhipste land van de modewereld. Zelfs onze eigen labels droegen Franse of Italiaanse namen, zolang het maar niet Belgisch klonk. Van ontwerpers wilden fabrikanten niets weten. Dat waren halvegaren die ze in de behoudsgezinde winkels toch niet konden slijten. De Gouden Spoel moest dat wantrouwen weg werken, maar dat lukte maar half. Niet dat de zes zich lieten tegenhouden. Uiteraard gingen ze naar Londen en Parijs, daar stelde niemand zich vragen bij. Er was een zekere euforie en naïviteit toen. Al mag je niet overdrijven : de zes waren wellicht nooit een vriendenclubje en voor elke succesvolle naam zijn er tien anderen. Zonder hun zakelijke talent hadden de groten het nooit gemaakt. In het buitenland worden hun nuchterheid en perfectionisme trouwens gewaardeerd. Italiaanse schoenfabrikanten zeggen me dat ze uit Frankrijk steevast vage schetsen krijgen waar ze niets van begrijpen. Bij de Belgen weten ze waar ze aan toe zijn.”

“Mettertijd zijn de zes minder bereikbaar geworden. Ze springen voorzichtig om met hun imago, en dus kregen ze een reputatie. Toch zijn het geen sterren. Ze zijn gehecht aan hun thuisstad. De meesten willen niet functioneren in Parijs of Londen en hebben afstand van het modemilieu nodig. Branquinho wil niet met een foto in de krant zodat ze nog op café kan gaan. Daaruit spreekt een verlangen naar een gewoon leven.”

Piero

Zaakvoerder ‘Jossa’, Napels

“Italië is een moeilijke markt voor onafhankelijke ontwerpers. Het vergt tijd om inkopers te overtuigen en hun voorkeur voor bekende Italiaanse labels te doorbreken. Bovendien adverteren Belgische labels niet, het zijn geen statussymbolen. Anderzijds vinden ze altijd hun weg, ook in Zuid-Italië. Collecties als Bikkembergs en Margiela vliegen de deur uit.”

Luc Derycke

Auteur ‘Belgian Fashion Design’ (1999),

coauteur ‘Mode2001 Landed-Geland’ (2001)

“Mode steunt vaak op fantasmes – de Franse op macht en de bourgeoisie, de Italiaanse variant veeleer op mythologische thema’s, zoals de Griekse mythen of Hollywood. Belgische designers werken niet vanuit een esthetische canon. Dat heeft zeker iets met Belg-zijn te maken. Zeker bij de eerste generatie zijn de traditionele thema’s van schoonheid, seks en macht nauwelijks aanwezig. Ieder werkt vanuit zijn individuele achtergrond en visie. Daarom was een figuur zoals Rei Kawakubo voor ons cruciaal. Zij negeerde als eerste de canon waar ook de zes van baalden. De Belgische mode heeft echter school gemaakt. Er is zoiets ontstaan als ‘Belgische’ elegantie : eigenzinnig, maar bescheiden en intelligent. Het is goed mogelijk dat de meest eminente vertegenwoordigers van die school in de toekomst geen Belgen zullen zijn.”

Patricia Ceysens

Vlaams minister van Economie en Buitenlands Beleid

“Vlaamse mode zal de komende jaren een belangrijke rol spelen in mijn beleid. Niet alleen omwille van haar economische gewicht, maar ook omwille van de toegenomen internationale concurrentie. Het is een noodzaak geworden om Vlaanderen in het buitenland te profileren als een creatieve regio. Vergeet niet dat tachtig procent van onze omzet op export steunt. Nu de wereld kleiner wordt, moeten we ons van de lagelonenlanden onderscheiden. Ook om buitenlandse investeerders aan te trekken, moeten we ons imago versterken. Onze centrale ligging en hoge productiviteit volstaan niet meer. Op de wereldmarkt is creativiteit almaar belangrijker, onze mode, industriële vormgeving en design zijn dan ook troeven. Onze havens, innovatieve technologieën of andere sectoren zijn uiteraard even belangrijk, maar daarmee is het veel moeilijker om je in één oogopslag te positioneren. Overigens denk ik dat die sectoren meegenieten van de creatieve uitstraling die mode onze regio geeft.”

“Hoe we Vlaamse mode zullen ondersteunen en uitdragen zijn we volop aan het bekijken. De aanvragen stromen toe. De een wil aanwezig zijn op een belangrijk evenement in New York, anderen vragen aandacht in toonaangevende bladen. Het is wel duidelijk dat de modesector weinig nut heeft aan de traditionele kanalen van Export Vlaanderen, zoals de Wereldtentoonstelling en internationale beurzen. Over enkele weken gaan we met alle mogelijke vertegenwoordigers brainstormen om onze werkwijze te vernieuwen. Intussen draag ik Vlaamse mode op belangrijke evenementen, zoals op de opening van het FlandersHouse in Londen of op mijn volgende economische missie in Sint-Petersburg. Verschillende ontwerpers, want als minister wil ik niemand bevoordelen. Privé ben ik al lang een fan, maar net als vele vrouwen tracht ik me modieus te kleden zonder een fortuin te besteden.”

Mieke Leppens

Academisch directeur ‘Whitehouse Institute of Design’, Sydney

“Dankzij de media kennen alle Australische twintigers en dertigers uit de kunst- en designwereld de zes van Antwerpen en de modeacademie. Toch heeft België geen imago. We zijn er niet goed in onze designtraditie internationaal te verkopen. Nochtans zijn opsmukken en decoreren ons eigen. We hebben een sterk gevoel voor esthetiek : bezoek een Belgische stad en je ziet meteen sierlijke gevels en deuren. We moeten de mode gebruiken om onze creativiteit in de verf te zetten, net als Frankrijk û zelfs Frans mineraalwater is een luxeproduct. Op termijn denk ik wel dat Belgische ontwerpers erg invloedrijk zullen zijn. Hun kwaliteitsdesign heeft niets te maken heeft met schreeuwerige fast fashion, maar beïnvloedt wel de mode en wordt zo mainstream. Zo is Demeulemeester, met wie ik nauw verwant voel, een intellectuele ontwerpster die nadenkt over wat ze doet en het designvocabulaire verrijkt. Spijtig dat Australië zo’n hoge invoerbelasting heft op kleding. Kennissen die naar Europa reizen, krijgen boodschappenlijstjes mee waarop Belgische labels the hottest of the hottest zijn.”

Andreas Bergbaur

Hoofd ‘Modeklasse, Universität für Angewandte Kunst’, Wenen

“Wat Belgische mode zo fascinerend maakt, is haar donkere romantische, soms mythische schoonheid. Ze roept altijd een reactie op : je houdt ervan of niet, maar je kunt ze niet negeren. Ik werk al drie jaar samen met Raf Simons, een docent aan onze universiteit, zodat ik me heel nauw verbonden voel met België. Je kunt hier in Wenen zoveel Belgische ontwerpers vinden dat ik soms denk dat we zielsverwanten zijn. Belgen dealen op hun eigen manier met het systeem. Ze vormen hun eigen netwerk en in plaats van naar modesteden te vertrekken, hebben ze er zelf een uitgebouwd.”

Patrick Scallon

Communicatiedirecteur ‘Maison Margiela’, Parijs

“Begin jaren negentig was de modewereld niet in grote groepen georganiseerd. Men was bereid om de visie en leefwereld van een ontwerper te begrijpen. Dat was een voordeel voor de Belgen, voor wie de authenticiteit van kleding centraal staat. Een Belgisch ontwerp is nooit zomaar mode. Ook Margiela stond vanaf het begin op zijn integriteit, zowel creatief als bedrijfsmatig. Hij wilde dat de winkeliers zijn filosofie begrepen. Velen vonden dat nauwe vrouwensilhouet met natuurlijke schouders maar niks, laat staan tweedehands kleding. Voor luxeboetieks was dat concept nieuw. We stonden bekend als ‘moeilijk’, we hadden niet eens een catalogus. In die zin denk ik dat de Belgen bakens verzet hebben. In plaats van het licentiemodel, waarbij het financiële risico gespreid wordt, volgen ze bewust het Japanse model en bouwen ze financieel onafhankelijke bedrijven uit die zelf de creatie, distributie en marketing controleren. “

Gert Jonkers

Moderedacteur ‘De Volkskrant’, Amsterdam

“De Belgische mode is erg katholiek : niet braaf, wel gewijd. Alles refereert zo aan de kerk, die gewaden in zwart en wit. Ga maar na : Simons, Demeulemeester, Veronique Branquinho, die touwceinturen van Margiela of boordjes bij AF Vandevorst. De onuitwisbare invloed van de katholieke kostschool zeker ? Misschien verklaart dat ook de achterstand van Nederland en inspireert het katholicisme gewoon beter dan het calvinisme. Belgen doen trouwens graag conceptueel en artistiek, maar zijn wel bloedcommercieel. Wat is nu nog Belgische mode ? Moeten we schrijven over ‘de in Antwerpen opgeleide, nu in Parijs gevestigde, in het Verre Oosten razend populaire, Duitse modeontwerper Bernhard Willhelm‘ ? Voor jullie is het natuurlijk wel goed. Zoals de halve wereld denkt dat wij in Nederland op klompen lopen en tulpenbollen eten, zo leeft ook het idee dat heel Antwerpen er supermodieus bijloopt. Niet gek als imago.”

“Belgische mode komt me vertrouwd voor, alsof ze geleefd heeft.””Ze flirten met architectuur of kunst, maar hebben wel een gevoel voor de essentie : goede kwaliteit en pure vormen.””Dat quasi intellectuele sausje hoeft niet.””Toegegeven, zonder designers zou ik België niet eens kennen.”

“Puristen voor wie de persoonlijke expressie primeert.”

“Het waren de Britten die hen de ‘Zes van Antwerpen’ noemden, omdat ze die moeilijke namen niet konden uitspreken.””Ze blijven trouw aan hun visie, ongeacht de trends.”

“Het FFI en de ModeNatie zijn een hommage aan al die designers.””Het hele culturele leven profiteert mee.”

“Belgische mode is van alles een beetje, een ratatouille van Europese culturen.”

“Een arrogant sfeertje.”

“Los van grote financiële groepen creëren ze elk hun universum.””Belgen zijn niet geïnteresseerd in logomania en Amerikaanse massamarketing,

zij willen mensen aanspreken met een individuele smaak.””België was het onhipste land. Zelfs onze eigen labels droegen Franse of Italiaanse namen, zolang het maar niet Belgisch klonk.””Belgen adverteren niet, maar ze vliegen de deur uit.”

“De traditionele thema’s van schoonheid, seks en macht zijn nauwelijks aanwezig.”

“Op de wereldmarkt is creativiteit almaar belangrijker, onze mode is dan ook een blikvanger.”

“Wie naar Europa reist, krijgt boodschappenlijstjes mee, waarop Belgische labels ’the hottest of the hottest’ zijn.””Fascinerend, die donkere, romantische, soms mythische schoonheid.””We stonden bekend als ‘moeilijk’, we hadden niet eens een catalogus.””Echt katholiek : niet braaf, wel gewijd. Die gewaden in zwart en wit, alles refereert

zo aan de kerk.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content