Vijfhonderd jaar geleden deden ze vermoedelijk niet aan die flauwekul. Met Sinterklaas kregen de kinderen een stuk speelgoed: een fluitje door vader zelf uit een tak gesneden, of een pop door moeder bijeen gebreid. En op de verjaardag: een bord rijstpap en daarmee was de kous af. Kerstmis, nieuwjaar, vader- of moederdag, dat hield behalve veelvuldig naar de mis gaan verder geen verplichtingen in.

Er was ook niet zo veel om ten geschenke te geven: een houten kom, een zelfgebakken bierpul, of al eens een wandtapijt, afhankelijk van de kringen waarin men verkeerde. Pas na de Tweede Wereldoorlog, toen we ieder jaar meer verdienden en er ieder jaar iets nieuws werd uitgevonden, is de ellende begonnen. Pas op: eerst nog tot ieders vreugde. Stel u de opgeluchte glimlach voor van een afgepeigerde huisvrouw, die een stofzuiger kreeg van haar man. Wat een bevrijding was dat, jaren had ze vermoeid haarlokken uit het gelaat geveegd, telkens zij met borstel en savon de Marseille op haar knieën de vloer schrobde. Voortaan kon zij neuriënd door het huis zweven, achter een tevreden zoemende stofzuiger.

Even later volgde de ijskast, de elektrische breimachine, de wasmachine, de mixer. Uit die tijd moet de term keukenprinses dateren. Zo’n vrouw schreed door de keuken en zette met de aan-uitknop de elektrische dwergen aan het werk. Zelf ging ze lekker liggen ontspannen in de relaxfauteuil met verstelbaar voeteneind, met de Libelle. Haar man vermaakte zich intussen met elektrische boormachines of speelde Marina, marina op de pick-up, die het gezin hem voor vaderdag had geschonken. Kortom, iedereen was blij met de cadeautjes, en ieder jaar was er wel iets nieuws om te schenken, zodat het hele huisgezin weer een sport hoger klom op de ladder van het gelukkig en tevreden zijn.

Maar ergens is het mis gegaan. Ineens was een strijkijzer voor een vrouw geen cadeau, maar een belediging, een gebrek aan liefde, respect en fantasie. Nuttige dingen werden niet meer gegeven, die hadden we al.

Voor cadeautjes moesten we voortaan naar de afdeling luxeproducten. Vanaf dan werd cadeautjes geven een probleem. Raden wat iemand préttig vond en daarnaar op zoek gaan door overvolle winkelstraten werd een slopend ritueel. Eén dat almaar vaker herhaald moest worden. Eerst alleen Sinterklaas, dan Kerstmis, later ook nieuwjaar. Met Pasen was een hardgekookt en beschilderd ei ook al niet meer genoeg. Er kwam nog een tweede moederdag en ineens moest ook Valentijn. Eerst ging dat nog: een pijp of ander rookgerei voor vader, een flesje geur voor moeder. Maar vader rookt al lang niet meer, en heeft meer dassen dan Imelda Marcos schoenen. In veel gezinnen stapelen de ongewenste geschenken zich op: ongebruikte gourmetpannetjes en fonduestellen, sierlijke briefopeners, twee exemplaren van dezelfde cd, vreemde schemerlampjes, originele presse-papiers.

Van allerlei nuttige voorwerpen werden intussen designversies gecreëerd. Dat gaf de schenkers weer een nieuw elan. De gevierde had dan wel al eierdoppen, maar wellicht nog geen exemplaren in oranje plastic die je kon opblazen. Om nog zekerder te spelen werden cadeaus vergezeld van ruilbonnen. Volslagen besluiteloze schenkers konden een luxueus verpakte geschenkbon geven.

Anderen probeerden het voor de schenker en vooral zichzelf iets gemakkelijker te maken door gewoon geld te vragen. Maar hoeveel stak je dan in zo’n enveloppe zonder gierig te lijken en zonder je eigen geschenkenbudget te overschrijden?

Bijna altijd zit de schenker met een gevoel van onzekerheid bij het overhandigen van het cadeau of de enveloppe met geld of bon. Je kunt alleen maar hopen dat de ander bij teleurstelling het spreekwoord van het gegeven paard kent en met enige overtuiging de eeuwige zin over de lippen krijgt: “Oh, dat had je niet moeten doen!”

FRIEDA VAN WIJCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content