ik was gisteren de hele dag in Arles, waar ik voor een toevallige voorbijganger wel een overijverige bedevaarder leek, want slenterend van het klooster Saint-Trophime naar de Sint-Annakerk, en vandaar weer naar de Eglise des Frères Prêcheurs . Terwijl ik in realiteit van het werk van Richard Avedon naar dat van Paolo Roversi liep, en eindigde bij Peter Lindberghs portretten, geschoten op het strand van Beauduc en in de Camargue. De Duitse fotograaf ontvluchtte 45 jaar geleden het starre Berlijnse kunstonderwijs en ging halftijds op een hoeve in de Camargue helpen. Zodat

’s namiddags genoeg tijd overbleef om de geest van Van Gogh te zoeken.

In de jaren negentig maakte hij er indringende portretten van jonge zigeuners, met een arrogante mond en een doordringende blik, de vingers vol ringen. Niet echt mooi, maar sterk, zoals jij zou zeggen.

Ooit was me in Londen een halfuurtje met Lindbergh gegund en van dat gesprek heb ik één zin onthouden : “De modefotografie gaat gebukt onder de symmetrie van de gezichten.” Hij kon het weten en betreurde dat, omdat karakter vaak in afwijkende symmetrie zit, zoals we maar al te goed hebben ervaren.

In de koelte van de kerk deed ik me te goed aan zijn werk en beloofde mezelf dat ik ooit serieus aan fotografie zal beginnen. Opgewonden door al dat fraais en gesterkt door de gedachte aan een groot en slordig atelier, dat in de winter door een ouderwetse kachel verwarmd moet worden.

Ik wilde ook nog het werk van Françoise Huguier zien, en van Patrick Swirc, maar bleef uiteindelijk koffie drinken in het café Apostrophe . Omdat ventilatoren er water vernevelden over de door de hitte uitgetelde gasten en er Häagen-Dasz te koop was. En vooral omdat ik al even door de biografie van Antoine Blondin wilde bladeren, die ik een uurtje eerder bij Actes Sud had gekocht. Ik heb de schitterende stylist maar één keer gezien, op Apostrophes, de enige televisiereeks waarvoor ik ooit thuisbleef, de vrijdagavond om halfelf, op Antenne 2. Hij was al aangevreten door de alcohol, maar briljant en lucider dan ooit.

Ik stak het plein over om de foto’s van Peter Beard in de bar van het Hotel Nord Pinus te bekijken : uitvergrote opnames van olifanten, giraffes, neushoorns, beelden van een met uitsterven bedreigde wereld. Maar ook een portret van Picasso en eentje van Karen Blixen – zijn buurvrouw in Kenia. Ik hield even halt bij het schrijntje met de kaarsen waar de stierenvechters langsgingen vooraleer ze de arena betraden, bekeek het Costume de Lumière dat Pierre Schull droeg toen hij zijn eerste stier doodde. Het Nord Pinus ademt vergane glorie uit, maar dat stoort me niet. Net zo min als het ontbreken van kleur op foto’s. Maar vraag me niet waarom. Ik kijk in ieder geval al uit naar de zwartwitjes van de locals die ik je in de Gobiwoestijn zo zorgvuldig met de Hasselblad zag schieten en koester voor eeuwig je fotografenwijsheid die wil dat het licht afneemt met het kwadraat van de afstand.

Onderweg naar Fontvieille schoot me die andere wijsheid te binnen van je eigenste Sigrid. Wegens tijdloos en een beetje mysterieus, en passend bij de vele vrouwenportretten die ik gezien had : ” Never underestimate the power of the pussy.”

Groet,

Zijn veertiende brief is aan fotograaf Gerrit Op de Beeck gericht.

Pierre Darge reist gedurende zestien weken snel en ecologisch met de tgv naar het Franse Zuiden en brengt verslag uit van het leven aldaar. www.nmbs.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content