Wat maakt een mens tot wat hij is? Deze week Jeanne Devos, beter bekend als zuster Jeanne. We gingen samenzitten met de wakkere, wereldse missionaris om van gedachten te wisselen over fundamentele rechten, meditatie, tegenslagen en inzichten.

In de catacomben van het hoofdkwartier van Broederlijk Delen heb ik afspraak met Jeanne Devos, zuster Jeanne. Een doodgewoon uitziende vrouw van 72, in een doodgewoon pak met daaronder een groot hart en een nog groter uithoudingsvermogen

Niemand heeft me een duw in de rug gegeven.

Het is vreemd, en ik kan het aan niemand uitleggen, maar op mijn plechtige communie besliste ik dat ik missionaris zou worden in India. Toen al. Ik was een straatloper, ben dat altijd geweest. Als tweejarige stak ik de straat over om bij een buurvrouw met elf kinderen een boterham te halen. Van thuis uit kreeg ik de verantwoordelijkheid mee voor een ander. Pa en moeke hadden dat heel sterk. Als er iemand ziek was, was dat onze zieke. In zo’n Hagelands dorpje hing iedereen enorm aan elkaar, ieder had zijn taak en was mee verantwoordelijk voor het dorp.

Aan het eind van het schooljaar zou ons vader nooit gevraagd hebben of ik de eerste van de klas was. Nee, hij vroeg wel of iedereen erdoor was. We waren heel sterk gericht op anderen, maar ook op vrijheid. Vader zei : ‘Maak een keuze en sta daar honderd procent achter, maar reclameer niet dat je het andere niet hebt.’ Dat was toen ik voor het dansen koos, en voor het uitgaan met de jongens, in tegenstelling tot de andere vijf meisjes, die veel braver waren en de processie in Kortenaken verkozen. Maar voor mij was dat uitgesloten, want ik had voor het dansen gekozen. En het was het Ć©Ć©n of het ander.”

Ik wou missionaris worden, maar geen non.

Nuance. Maar daarvoor moest ik een gemeenschap zoeken en een bewijs van goed gedrag voorleggen, terwijl de pastoor me dat bewijs weigerde. Omdat we een Hagelandse gemeenschap hadden opgericht met een dansgroep, en dat was voor hem het bewijs dat ik daar niet voor deugde. Gelukkig lagen de zusters van de Jacht daar allemaal niet wakker van, van bij het eerste contact voelde ik al die ruimdenkendheid. In heel hun avontuur van de missie stak toen al het idee van een wereldwijd denken, denken aan het goed van een ander. Ik hoor wel eens zeggen dat de missies afgeschreven zijn omdat het allemaal om zieltjes winnen gaat, maar daar heb ik nooit wat van gehoord bij de Jacht. We gingen om de kerk te vestigen en de Goede Boodschap te brengen, en de manier waarop mochten we zelf invullen.

Voor mij betekende dat in de praktijk : de mensen een kans geven om het evangelie te leren kennen. Er werd nooit gevraagd hoeveel kinderen we gedoopt hadden, al zou ik in het begin een kindje dat stervende was aan tuberculose nog snel gedoopt hebben, omdat ik overtuigd was dat het anders niet in de hemel zou komen. Let op, we spreken van vijftig jaar terug, toen ik nog dacht dat het arme kind dat het hier niet gehaald had tenminste een hemel zou hebben. Maar dat is vlug veranderd, toen ik besefte dat de hemel hier is, en dat we dus hier mogelijkheden moeten scheppen voor anderen. Want zeg nu zelf, welke grotere Blijde Boodschap bestaat er voor mensen dan dat ze van hun rechten mogen genieten ? Da’s een heel andere invulling dan zieltjes winnen, terwijl het toch fundamenteel hetzelfde is.”

In India heb ik veel meer gekregen dan ik gegeven heb.

Toen ik er aankwam, was ik er absoluut zeker van dat de manier waarop wij naar het leven keken de enige echte en juiste was, en die was gestoeld op het logisch denken. Die zienswijze heb ik al lang opgegeven, want hier leven de mensen vanuit het gut level, vanuit het gevoel, en dat is sterker dan het logische. Ouder en sterker.

Ook de armen hebben me enorm veel geleerd, van hun uithoudingsvermogen tot het nooit opgeven, het verbonden zijn, het gericht zijn op anderen, de solidariteit en het gezond verstand. Noem het op, en het komt van hen. Van Shianti, een zestienjarige leidster die nooit naar school is geweest maar die bij de verdoezelde moord op een tienjarig kind vijfduizend huisarbeidsters op de been heeft gebracht en die een actie heeft opgezet, de natie heeft wakker geschud. Wat uiteindelijk heeft geleid tot een wet op de afschaffing van de kinderarbeid in horeca en in privĆ©huizen. Armen hebben me leren beseffen dat het allemaal om belangrijker dingen gaat, zoals het leven van onze kinderen, niet om de show. Als die kinderen vanavond kunnen gaan slapen zonder te wenen, zijn wij gelukkig.”

De doven bezitten een onvermoede vrijheid.

Omdat ik geen visum voor India kon krijgen zonder het juiste diploma heb ik orthopedagogie gestudeerd. Zo ben ik bij de doven terechtgekomen en heb daar ervaren welke vrijheid ze bezitten. De vrijheid van niet geconditioneerd te zijn, omdat hen als kind nooit gezegd is van dit niet te doen en dat niet te doen. Of hen niet voorgekauwd werd wat mooi of lelijk is. Die kijken gewoon, en zien wat er te zien is. Dat ik met dove tieners mocht werken, gaf me zo’n gevoel van bevrijding. Bij hen moest je niet pretenderen, die zagen daar dwars doorheen.

Toen studenten vanuit de beste bedoelingen met de dove kinderen kwamen spelen, vroegen ze zich geen moment af hoe die spelen. Voor de doven was dat een marteling, terwijl de studenten dachten dat ze goed werk verrichtten. Dan begin je je vragen te stellen over het feit dat die kinderen toch niet de martelaar kunnen zijn van anderen. Het nadenken daarover heeft geleid tot mijn inzet voor de studentenbeweging, en op den duur is dat een stroom geworden waar elk jaar nieuwe stromen zijn bijgekomen.”

Ik ben moeder Theresa niet.

We verstonden mekaar zeer goed, maar hadden een duidelijk verschillende aanpak. Zij is heel anders begonnen, vanuit de gedachte Waardig Mogen Sterven, en dat verduidelijkt heel haar actie. Ze zei altijd : ‘Ik oordeel niet’, terwijl ik juist begin met te oordelen. Ik laat niemand liggen maar ik weiger op de foto te staan met de mensen die ik niet hoef. Omdat ik oordeel. Zij zag geen onderscheid, vond dat iedereen waardig mocht sterven en was daarin zo consequent dat ik er soms jaloers op was. Ze liet zich zonder moeite door de grootste uitbuiter uitnodigen en zei : ‘Er zullen altijd armen zijn.’ Ik ben begonnen vanuit de gedachte : ‘Laat die mensen ten volle leven.’ En daaruit is mijn strijd gegroeid. Bij een verkrachting ging zij voor het meisje zorgen, en voor de adoptie. Terwijl wij preventief willen werken, vinden dat kinderen het recht hebben om beschermd te worden.”

Mijn ongeval leerde me wat afhankelijk zijn betekent.

Ik lag daar in het hospitaal met zeventien breuken en een kwetsuur aan de rug waarvan ik de gevolgen nog voel. Ik kon me niet bewegen, zelfs geen vlieg wegslaan die over mijn gezicht kroop. Twee maanden heb ik daar zo gelegen en onze vrouwen zijn me komen verzorgen, masseerden me, en brachten me te eten. Terwijl ik geen blijf wist met dat gevoel van afhankelijkheid.

‘Ge moet daar niet mee inzitten’, zegden ze. ‘We konden ons ook niet bewegen zonder jou en jij kunt nu even niet zonder ons.’ Toen begreep ik wat fysiek afhankelijk zijn betekent, en dat zij even afhankelijk waren binnen de bestaande structuren. Maar het is eenzelfde afhankelijkheid. De goedheid en de zorg van de allerarmsten hebben mij gered. De vrouwen met de bedpan die na een dag werken, en met vier kinderen thuis, nog naar me toe kwamen om me te helpen.”

Ik verlies nooit mijn geloof in de goedheid van de mens.

Omdat ik niet kan zeggen hoeveel mensen ik heb ontmoet die op hun manier willen meewerken. En dat kan heel klein zijn. Zelfs iemand die ziek is en te bed ligt of verlamd is en die zegt : ‘Ik denk aan u.’ En dat werk. Iemand als Bert Begein, een 29-jarige jongen uit Izegem die op zijn negende bij een verkeersongeval zo zwaar aan de nekwervels gewond raakte dat zijn lichaam niet is meegegroeid. Die een kopke van 29 heeft en het lichaam van een negenjarige, die kunstmatig beademd en gevoed wordt, en toch drie jaar geleden heeft gevraagd om me te ontmoeten. Natuurlijk ben ik naar hem toe geweest, en toen vroeg die jongen mij wat hij voor ons kon doen omdat niemand geloofde dat hij tot iets in staat was. ‘Ik kan voor u vertalingen maken, van het Engels naar het Nederlands’, zei hij, en toen ben ik beginnen wenen.

Bert heeft nu een laser op zijn bril waarmee hij op de computer kan tikken, terwijl hij verlamd is vanaf de nek. Hij moet altijd iemand bij zich hebben voor die beademing, maar hij vertaalt en is nu bezig met een campagne voor ons werk. Daar word ik stil van.”

Het verlangen om iets te doen en de aanwezigheid van anderen hebben me op de been gehouden.

Omdat ik niet kon aanvaarden dat miljoenen vrouwen en kinderen uitgesloten waren van mensenrechten, van de goedheid van de mensen, en van een god. Een groep die achtergelaten was, omdat hij als groep niet bestond. Zelfs seksarbeiders hebben nog een groepsleven, maar huisarbeiders niet. Die zaten alleen achter gesloten deuren, zonder rechten. Iedereen legde me uit dat ik onnozel was om mijn tijd daaraan te verdoen, dat het onmogelijk was, dat ik beter catechese kon geven aan de beste colleges, een job die me vaak is aangeboden. Na zes maanden strijd was ik op, ik werd geboycot en ik was op het punt gekomen dat ik dacht dat het onmogelijk was. En toen vroeg iemand me om het niet op te geven, dat we met verschillenden aan hetzelfde project zouden werken. De aanwezigheid van die persoon heeft me gered, en gedurende twintig jaar hebben we samen gestreden.

En uiteindelijk is het allemaal in een stroomversnelling gekomen, viel alles op zijn plaats. Voor sommige kinderen was de hulp van een psychiater nodig, die we niet hadden. En dan komen opeens Peter Adriaensens en het Vertrouwenscentrum in Leuven op de proppen. We hadden transitshelters nodig en opeens vragen er enkele vrijwilligersgroepen of ze kunnen helpen, op het moment dat je ze nodig hebt. Ik noem het de voorzienigheid, al zullen anderen dat de krachten van de energie noemen. Krachtlijnen in het universum die samenkomen voor het goed van anderen. Iemand heeft het patroon gemaakt en de draden gespannen, er ontbreekt nog alleen de shuttle om erdoorheen te gaan. En die shuttle dat zijn wij, dat is ons werk.”

Ja, ik geloof duidelijk in een God.

Noem het een aanwezigheid, of een energiekracht, ik noem het nog altijd God. En die ervaar ik als een voortdurende aanwezigheid, al heb ik er vele namen voor, ook evangelische: Levend Water, Brood, de Weg, God. Ik voel me als de goede herder : ik ken mijn eigen volk maar ook de wolven. En dat is heel belangrijk want het is veel moeilijker om de wolven te kennen, die veranderen immers voortdurend. De mensenhandelaars, de groeperingen die de kinderen weghalen in de dorpen, zijn dezelfde als die van de wapenleveringen en de drugshandel. Dat zijn de echte wolven.”

Tegenslagen hebben me inzicht gegeven.

EĆ©n van onze grootste tegenslagen is het mislukken in onze juridische gevechten. We mislukken abominabel, in tachtig procent van de gevallen komt dat omdat er niet genoeg getuigenissen zijn. Het is altijd Ć©Ć©n tegen Ć©Ć©n, het woord van de verkrachte tegen dat van de verkrachter, en die laatste is meestal iemand met geld en contacten. Terwijl wij machteloos staan en het meisje dikwijls gaat flipflappen. Eerst zegt ze dat ze verkracht werd, later dat ze gevallen is met de fiets. Dan vermoeden we omkoping, wat heel vaak gebeurt. Maar we vergeten daarbij het trauma, en dankzij het onderzoekswerk van het Vertrouwenscentrum in Leuven hebben we ingezien wat zo’n kind meemaakt, hoe de stress het in de war brengt. En door dat inzicht zijn we dichter bij het kind komen te staan en er milder tegenover geworden.”

De dagelijkse meditatie is een ritueel geworden, al stond ik er wel sceptisch tegenover in het begin.

Als je aan de cursus Vipassanameditatie begint, moet je tien dagen uit doen. Terwijl ik de tweede dag al zin had om op mijn knieƫn weg te lopen. Maar na tien dagen wilde ik het niet meer missen. Bij die meditatie gaat het niet om het denken, maar gewoon om loslaten en bewust worden. Uw geest laten overheersen over al het andere dat naar binnen komt. Die oefening geeft zeer veel rust, een mogelijkheid tot bidden, in contact komen. En je slaapt er veel beter van. Het is geen alternatief voor het gebed maar een inleiding ernaar. Ik ben er vijftien jaar geleden mee begonnen, en ik ervaar het nog altijd als een vorm van vrijheid, van niet langer gebonden zijn door je verlangens en het echt mogen beleven van het hier en het nu.

Na mijn ongeval is die meditatie een grote hulp geweest bij de pijnbeleving. Met zoveel breuken konden de dokters geen plaasters leggen, en dienden ze me een overdosis van pijnstillers toe. Na een week wilde ik daarvan af, maar de dokters zegden dat zoiets niet kon, dat ik het hele hospitaal bijeen zou schreeuwen. Toch wilde ik het proberen, en ontdekte een andere manier van omgaan met de pijn. De pijn is niet weg, je wordt je ervan bewust. En je wordt bewust van de veranderingen van die pijn. Je leeft met je pijn, je weert ze niet langer af.”

Als meisje was ik heel gevoelig voor de charme van mannen.

Natuurlijk dacht ik aan een gezinsleven, maar uiteindelijk wilde ik het beste voor anderen en voor God, dat was tenminste duidelijk. En aangezien het contemplatieve me niet lag, waren er de missies, mijn werk bij de armen. En die keuze bracht het opgeven van het gezinsleven met zich mee. Dat was logisch, maar niet gemakkelijk. Ik had ook graag een gezin gehad. Ik hou veel van kinderen, maar op een gegeven moment merk je dat die liefde zich naar anderen richt. Omdat je die anderen een kans kunt geven om te leven. Dat is heel diep vrouwelijk. Net zoals moeder zijn. Vanuit dat leven geven voel ik me een moeder, die heel dicht bij het leven staat.”

Ik lees weinig, maar val vaak terug op het evangelie.

Als je het evangelie bekijkt vanuit een ervaring, dan wordt het anders. Dan merk je dat het eigenlijk over de rechten van de mens gaat. De prioriteit ligt op de mensen een kans geven, waardigheid voor iedereen, voor elk kind. Dat betekent dat je niet aan mensen voorbijgaat, ze niet achterlaat omdat ze gehandicapt zijn. Je streeft naar gelijkwaardigheid van man en vrouw. Maar centraal staat de boodschap, sta op en ga. In Jesaja 58 lees ik, vrij vertaald : ‘ Watiknietwil,isdatgeoffersbrengt, ofindekerkzit, ineenhoekskemeteenboekske, maardatgedeknopenvandeuitbuitinglosmaakt. Enalsgedatdoet,’ staat er, ‘ danookduidelijknietijdel. ‘ In de wereld van vandaag wordt toch veel ijdel gebabbeld. ‘ Maaralsgehetdoet, danzalikbij uzijnenikzaluwbenensterkmaken. ‘

Daar lachen ze mee in de beweging, omdat ik bij dat ongeval door een instortend gebouw ben bedolven en met zeventien breuken ben opgeraapt. ‘Zie je wel dat het waar is’, zeggen ze. ‘Je bent ook opgestaan.’ En verder staat er ook : ‘ Enalsgedanzegt, heer, heer, danzalikzeggen : hierbenik.’ Dat zijn dingen die me niet loslaten, een zekerheid.”

Onlangs publiceerde Jeanne Devos bij het Davidsfonds Leuven het boek ‘Denken en Doen, een leven in spiritualiteit’.

Door Pierre Darge / Foto’s Saskia Vanderstichelen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content