Gelukkig nieuwjaar?
Gelukkig nieuwjaar?
Wat willen we het toch graag. Gelukkig zijn.
Maar waarom ? Wanneer werd geluk een recht ?
En wanneer een dwang ? Geluk, een geschiedenis van de Amerikaanse historicus Darrin McMahon biedt geen instantgeluksrecept, wel een verhelderende blik achter de schermen van ’s werelds meest begeerde mysterie.
e hebben het onze dierbaren toegewenst, oprecht en van harte. Gelukkig nieuwjaar. Dat is tenslotte de essentie. Zolang we maar gelukkig zijn, de rest is bijzaak. Maar wát het dan precies inhoudt, gelukkig zijn, zover wagen we ons niet te midden van de aperitiefnootjes en de coupes de champagne. Het is trouwens amper samen te vatten en uiteraard vooral zelf en naar eigen goeddunken in te vullen. Dat het antwoord bovendien even persoonsgebonden is als ons DNA, blijkt nog eens uit Het geluk der Belgen, het pas verschenen boekje van Anne t’Serstevens en Delphine Brasseur, dat de geluksdefinities bundelt van een stevige tweehonderd Belgen. “Omringd zijn door mensen van wie je houdt en een goede gezondheid hebben”, meer hoeft dat volgens voetballer Vincent Kompany niet te zijn. “Geluk is de essentie van leven”, vindt ontwerpster Kaat Tilley. “Perfect geluk is de vrijheid van creatie en de tijdelijke ruimte hebben voor creativiteit.” Al kan het ook gewoon, zoals Guy Mortier ooit zei, “de slappe lach van je kleinkinderen” zijn.
Vrienden die ik een tijdje niet meer heb gezien, vraag ik het vaak op de man af. “Ben je gelukkig ?” Een best wel confronterende vraag die schijnbaar te groot, te breed en te ijl is om er iets zinnigs op te antwoorden, en toch blijkt ze dé manier om het koetjes-en-kalfjesniveau in één beweging te overstijgen. Verbazingwekkend bijna wat een serieus, diep, eerlijk en uitvoerig antwoord ze losweekt. Het wel en wee van de levensloop wordt openlijk in kaart gebracht, gewogen en gelabeld. Om meestal tot een hoogst genuanceerd en zorgvuldig afgewogen antwoord te komen. Nee, over geluk zever je niet. Te kostbaar. Te breekbaar. Te belangrijk.
Mona Lisa choqueert
Als we de overdosis gelukskookboeken en dito workshops en websites bekijken, dan lijkt geluk tegenwoordig zowat dé heilige graal geworden. Toch in het Westen. Koortsig en wanhopig graait de westerling om zich heen, op zoek naar dat wat we niet eens afgelijnd kunnen omschrijven. “Het is nu eenmaal het enige wat nog overblijft”, verklaart de Amerikaanse historicus Darrin McMahon. “De rest ís er, hebben we. Geluk is het enige waar we hier in het Westen nog naar kunnen verlangen. Dat we niet kunnen kopen. Dat wél verder dan één muisklik van ons verwijderd is.” McMahon, hoogleraar Europese geschiedenis aan Yale University, leefde in New York tijdens de roaring nineties. Hij zag hoe een parfum van Clinique de naam Happy kreeg, hoe Bobby McFerrins Don’t worry, be happy de tune van het decennium werd, hoe handboeken over geluk en innerlijke groei de kassa’s deden rinkelen, en hij besloot op zoek te gaan naar de bron van de gekte.
Een klein decennium later ligt zijn zoektocht gebundeld in de boekhandels. En de titel, Geluk, een geschiedenis, mag dan al in goudkleurige letters op de cover blinken, het boek leest niet als een wervende en betuttelende geluksbijbel. Geen voorgebakken antwoorden en voorschriften, en dat is een verademing. Een turf is het wel, 527 bladzijden, vrij academisch van aanpak bovendien. Geluk, een geschiedenis is een metaboek. Niet ‘wat en hoe’, wel ‘waarom en vanwaar’. En laat dat vogelperspectief nu net als geen ander helpen om een en ander in het hele geluksmysterie scherp te stellen en – belangrijker – te ontzenuwen. De simpele vaststelling bijvoorbeeld dat onze familiekiekjes tegenwoordig alleen maar lachende gezichten laten zien. Een lens voor onze neus en hup, die tanden bloot. Benadrukken dat alles goed gaat, gelukkige herinneringen voor later. “Een blik in het familiealbum zal meteen bevestigen dat de generatie van onze grootouders veel minder geneigd was voor een kiekje een glimlach op het gezicht te toveren”, schrijft McMahon. “En als we bedenken dat de glimlach van de Mona Lisa, nog maar vijf eeuwen oud, in zijn eigen tijd uitzonderlijk en choquerend was, geeft dat wel aan hoe sterk wij – en de wereld – veranderd zijn. Het zijn niet simpelweg onze moderne fraaie tanden die we zo graag willen laten zien.”
Geen witgepolijste antwoorden
Op de achterflap van het boek demonstreert McMahon nochtans ook zelf een heuse Colgatesmile. Het deed aanvankelijk vrezen voor al even witgepolijste antwoorden op de vragen, maar net als de inhoud van het boek blijken ze dat gelukkig niet. McMahon is nog even in Amsterdam om met de uitgeverij te verbroederen, maar meteen na het interview vliegt hij terug naar Firenze waar hij een trimester lang aan de universiteit doceert. “Italië, dát is geluk”, glimlacht hij net voor hij de deur uitwandelt. Het is de enige definitie die hij zal geven. Tenslotte is hij – en dat benadrukt McMahon wel vaker tijdens het interview – ‘alleen maar’ een historicus. Geen psycholoog, wijsgeer, laat staan – hij huivert – een goeroe.
Is het concept van geluk even oud als de mens zelf ?
“Geluk is het verborgen doel van elk volk, waar ook ter wereld”, zei de Amerikaanse filosoof William James ooit. Ik ben daar eigenlijk niet zo zeker van. Plezier en het verlangen naar plezier, dát wel. Dat zie je zelfs bij dieren. Maar geluk, dat is toch een ander verhaal. De manier waarop in het Westen de definitie van geluk sinds Socrates is geëvolueerd, dat is echt heel specifiek westers. De link met politiek bijvoorbeeld is eigen aan het Westen. Kijk naar de Amerikaanse Declaration of Independence of het Franse Déclaration des droits de l’homme et du citoyen : die vermelden expliciet het recht op geluk voor elke mens.
U begint bij de oude Grieken : toen bleek geluk inderdaad al een issue, maar wel nog een zeldzaam voorrecht van enkele uitverkorenen. Het was absoluut niet weggelegd voor Jan met de pet. Wanneer werd geluk een mensenrecht ?
Dat is – vrij plots eigenlijk – gebeurd in de late 17de en vroege 18de eeuw. Het is ongelooflijk om te zien hoe geluk toen in een korte tijdspanne een wereldse gedaante kreeg. De oud-Griekse notie van geluk was sterk metafysisch, had te maken met welwillende goden, met redding en vergiffenis. Even transcendent was het idee in de christelijke traditie : op aarde draagt de mens de originele zonde in zich en enkel in het hiernamaals zal hij van het zoete geluk mogen proeven. In de 18de eeuw worden die transcendente en metafysische kantjes plots drastisch afgevijld. Geluk kan vanaf dan ook in deze wereld verkregen worden. ” Le paradis est où je suis“, stelde Voltaire. Geluk is mogelijk, hier en nu. Een ongelooflijke evolutie.
Geluk was niet langer een beloning, maar een recht. Vanwaar precies die ommekeer ?
Eerst en vooral wortelt die in het christendom zelf. Plezier was ook volgens God niet langer een zonde : God heeft ons niet alleen geschapen om af te zien, we mogen ook genieten van zijn schepping. De figuur van Luther heeft daarin een belangrijke rol heeft gespeeld. Bovendien kende de maatschappij toen een materiële boost. Er was de industriële revolutie, er was genoeg eten, de maatschappij werd veiliger : dat gaf ruimte om te kúnnen genieten. En uiteraard heeft ook de verlichting haar rol gespeeld in de secularisering van geluk : het was een fundamentele down-to-earthbeweging, die deze aardse wereld gewetenloos omarmde. Geluk evolueerde tot een nieuw soort geloof bijna. Straf, want amper twee eeuwen daarvoor was het nog totaal absurd om te geloven dat je als mens gelukkig kon, laat staan mócht zijn.
In de voorbije twee eeuwen lijkt geluk dan weer geëvolueerd van een recht tot een plicht, een dwang. We móéten gelukkig zijn. Dat hoort zo.
Klopt. In het kielzog van die hernieuwde definitie begon geluk al vlug als dé natuurlijke staat van de mens beschouwd te worden. Gelukkig zijn, dat is normaal. Níét gelukkig zijn, dat betekent dat er iets fout zit.
En dat je iets fouts doet. Nu we ons totaal ‘bevrijd’ hebben van Staat en Kerk, hebben we ons leven helemaal in eigen handen. Iets wat ons volgens de filosoof Alain de Botton enorm onder druk zet, tot statusdrang leidt en de oorzaak is van heel wat depressies. Niet geslaagd in het leven ? Eigen fout. Niet gelukkig ? Niet hard genoeg geprobeerd. Beaamt u dat ?
Absoluut. Dat is de jammerlijke paradox van het geluksconcept. Samen met de plotse schijnbare bereikbaarheid van geluk, kwam ook die enorme verantwoordelijkheid : je móét het totale geluk vinden. Die verantwoordelijkheid drukt zo zwaar op onze schouders dat het ons ongelukkig maakt. Onmenselijk bijna hoe we onszelf onder druk zetten om gelukkig te zijn. Iets wat geluk uiteraard alleen verder voor ons uit jaagt. Het is zoals ’s nachts de slaap niet kunnen vatten en jezelf, met het oog op de vroege ochtend, voortdurend verplichten in slaap te vallen. Dezelfde hopeloze strijd.
De Duitse filosoof Wilhelm Schmid oppert dat het misschien bevorderlijk zou zijn voor het geluk om er een tijdje over te zwijgen.
En gelijk heeft hij. De Britse denker John Stuart Mill zei het ooit : het ogenblik dat iemand zich begint af te vragen of hij wel gelukkig is, dan is hij het niet meer. Het is iets wat psychologen me al vaker verteld hebben. Gelukkige mensen blijken dikwijls geëngageerd in – voor zichzelf – betekenisvolle activiteiten, waardoor ze in een soort flow terechtkomen. Zoals atleten. Als je opgaat in iets anders en vergeet dat je gelukkig hoort te zijn, dan komt geluk vaak vanzelf wel.
We proberen te hard.
Dat denk ik wel. Het is een ‘wanhopig’ proberen geworden. En wanhoop, dat weet je, is nooit een stevig vertrekpunt.
Wat zegt onze huidige obsessie voor geluk over onze tijdgeest ?
Uiteraard is het vooral een indicatie van onze enorme welvaart en luxe. We hebben álles. En nu we bovendien nog weinig zin hebben om te leven voor ‘hogere’ waarden en deugden zoals ‘sterven voor het vaderland’, blijft er weinig over waar we nog naartoe kunnen leven. Geluk lijkt het enige wat overblijft om naar te verlangen, om ons best voor te doen.
Waarom kan de mens zo moeilijk tevreden zijn met wat hij heeft ?
Dat is een heel interessante vraag. De hamvraag bijna. Het is inderdaad eigen aan de mens om moeilijk tevreden te zijn met de dingen zoals ze zijn. Of toch om er langdurig mee tevreden te zijn. Ergens denk ik dat het net die eigenschap is die van de mens zo’n krachtig wezen maakt. Net omdát we nooit volledig verzadigd zijn en meer willen, heeft de mensheid zich al zo ver kunnen ontwikkelen. Daarom blijven we verbeteren, verfijnen, nieuwe dingen uitvinden. Kijk naar kinderen. Ze krijgen een speeltje voor hun verjaardag, spelen er enkele dagen mee en concentreren zich dan op iets anders. Ze hoppen van de ene ontdekking naar de andere, en zo gaan ze ook vooruit. Volgens mij is dat een perfecte weerspiegeling van de ontwikkeling van de menselijke soort. Vandaag de dag hebben we meer dan ooit, en toch willen we nóg meer. Het lijkt tragisch, maar het is ook onze kracht. De Franse wijsgeer Benjamin Constant sprak in dat verband van de ‘nobele onrust’. De onrust die ons dwingt om grenzen te blijven verleggen.
Verwarren we vandaag de dag geluk vaak niet met euforie ?
Geluk betekent tegenwoordig vooral ‘je goed voelen’, iets wat inderdaad naar euforie neigt. Dat was niet altijd zo : de stoïcijnen konden perfect gelukkig zijn terwijl ze gefolterd werden. Het probleem is dat we vandaag verlangen en verwachten dat we ons op elk ogenblik goed voelen. Ook onze job moet ons gelukkig maken. Lijkt evident, maar wie leefde vóór de 18de eeuw zou achterover gevallen zijn van die gedachte : werk was een straf van God, mocht en kon niet leuk zijn. Nu eisen we dat. Op zich niets mis mee natuurlijk. Maar als je echt van alles en van iedereen op elk ogenblik een goed gevoel verwacht, dan zet je de deur wijd open voor ontgoochelingen.
Dankt geluk zijn aantrekkingskracht voor een deel net aan dat ontastbare ? Aan het feit dat je het blijkbaar nooit helemaal kunt omvatten ?
Zeker. Dat ondefinieerbare maakt het een krachtig, maar net zo makkelijk manipuleerbaar concept. Geluk kan een zeer gevaarlijke idee worden. Ik illustreer het in mijn boek met Stalin. Hij omschreef zichzelf als de absolute schepper van geluk, en ongetwijfeld geloofde hij oprecht dat hij dat ook was. Dat hij mensen naar het ultieme geluk bracht. Maar tegen wat een vreselijke prijs natuurlijk. Geluk is voor iedereen anders en heeft geen vaste, ware definitie. Als dus iemand met veel charisma zijn waarheid over geluk verkondigt, dan vergt het kritische geesten om daar niet blindelings in mee te gaan.
Is er een verschil in de definitie en de ervaring van geluk tussen de Verenigde Staten en Europa ?
Toen ik pas met het onderzoek gestart was, hield ik er een lezing over in Oostenrijk. De reacties die ik toen kreeg van de Europese wetenschappers waren niet echt bemoedigend. “Typisch Amerikaans, die notie van geluk. De obsessie ervoor. Heeft Europa niets mee te zien.” Het boek bewijst volgens mij bijna het tegendeel : het gros van het verhaal speelt zich af bij jullie, in Europa. En de laatste eeuwen houdt geluk de mensheid aan beide kanten van de oceaan even hard in de ban. Europeanen en Amerikanen verschillen echt niet zoveel van elkaar, hoor.
Europeanen zijn ook niet een heel klein beetje nuchterder ?
Dat zeggen jullie altijd, en dat is best wel een flatterende gedachte, niet (lacht) ? Kijk, ik ben dol op Europa. En soms heb ik zin om met jullie mee te roepen : “Ja, Europeanen staan steviger met de voeten op de grond. Ja, Europeanen zijn deeper.” En pas op, dat ís soms ook zo. Maar dan wel soms. En zeker niet in die mate die we graag verkondigen. Wellicht zorgt de nabijheid van de Tweede Wereldoorlog er wel voor dat Europa zich iets bewuster is van de tragische kant van het leven. Maar herinneringen vervagen snel : anno 2005 ligt die grote oorlog ook al weer ver achter jullie.
Hebben de aanslagen van 11 september de Amerikanen dan bewuster gemaakt van dat tragische kantje ? Heeft het iets veranderd aan jullie opvatting over geluk ?
Op korte termijn hebben de aanslagen zeker voor een ‘wees dankbaar voor wat je hebt’-houding gezorgd. Absoluut. Misschien heeft het ons weer een beetje terug doen keren naar de tijd dat we geluk nog dankten aan de welwillendheid van de goden. De aanslagen, de overstromingen : ze doen ons inzien dat we ons leven toch niet helemaal kunnen beheersen. If you’re happy, you’re lucky : dat beseffen we weer. Uit onderzoek is gebleken dat kort na 9/11 de seksuele activiteiten in New York fors de hoogte in gingen. Genieten van wat er is : wie weet wat gebeurt er morgen. Veel New Yorkers geloven trouwens dat het opnieuw zal gebeuren. Dat maakt ze niet bang. Wel bewuster.
Bescheidener ook ?
Zeker. En dat is een goede zaak. Take nothing for granted : dat is zowat de beste les die we geleerd hebben.
Geldt dat ook voor uzelf ?
Ja, al heb ik die les al vroeger geleerd. Want jawel, ook ik heb mijn zoektocht achter de rug. Religieus, filosofisch, psychologisch. Zoals elke New Yorker heb ik mijn tijd doorgebracht op de ligbank. Woody Allen inderdaad, totally zelfs. Tragikomisch en tegelijk diep menselijk. Het was een lange zoektocht, en neen, ik heb niets gevonden. Behalve vrede met het idee dat ik niets heb gevonden, en niets zal vinden. Sindsdien heb ik een vrij tragische blik op het leven : ik geloof niet dat de mens er is om gelukkig te zijn. Conflicten en lijden zijn eigen aan het leven. Daardoor loop ik niet constant diep ongelukkig. Integendeel. Net daardoor lijk ik dieper en oprechter te genieten van de mooie en goede momenten. Als je je verwachtingen verlaagt, dan verrast het leven je vaak. Dat hoop ik dat de lezer ergens wel inziet. En dat, als je de geschiedenis bekijkt, geluk helemaal niet zo’n natuurlijk en normaal gegeven is.
U bent niet meer op zoek naar het grote geluk ?
Absoluut niet. Ik ben dankbaar dat ik leef en ik probeer er het beste van te maken. Ik ben absoluut niet ongelukkig. Maar of ik kan zeggen dat ik gelukkig ben ? Nee. En ik weet ook niet of ik dat wil. Ik verkies, echt waar, de nobele onrust.
Darrin McMahon, Geluk, een geschiedenis, De Bezige Bij, 527 p,
ISBN 9023415604, 24,50 euro.
Anne t’Serstevens en Delphine Brasseur, Het geluk der Belgen,
Uitgeverij Soliflor, 380 p, ISBN 2960049624, 17 euro.
DOOR Guinevere Claeys
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier