Gelukkig ben ik geen beeldhouwer

Vier, vijf maanden per jaar woont en werkt hij in de Provence. Vanaf deze week ook aan een nieuwe rubriek in Weekend Knack. Wij zochten hem op voor een gesprek.

:: De eerste bijdrage van Jan Vanriet vindt u op p. 291.

De voorkant van zijn huis is één lange blinde gevel, met een oude poortdeur erin. “Zo bouwt iedereen op de Mont Ventoux”, zegt Simone, de vrouw van kunstenaar Jan Vanriet. “De mistral, een nijdige droge wind, komt langs de bergflank naar beneden. Met deze manier van bouwen heb je er veel minder hinder van.”

De achterkant van de woonst is een en al glas, vanuit het huis en de royale tuin kijk je uit over wijngaarden en lieflijke dorpjes en ontwaar je zelfs Le Palais des Papes in het broeierige Avignon, dat in de verte ligt te zinderen onder een loden zon. Hier, bijna veertig kilometer verder en enkele honderden meter hoger, is het koeler. Hoewel… Per minuut stijgt de temperatuur, sjirpen de krekels steeds amechtiger en tegen de middag is het bloedheet : als er mussen zouden zijn, ze vielen in zwijm van het dak. Maar Jan en Simone hebben diverse schaduwplekjes onder de oude fruitbomen in hun tuin, waar zij zich nestelen naargelang de windrichting en het uur van de dag. En ze zijn de hitte gewend.

“Elk jaar brengen wij hier vier, vijf maanden door”, zegt Jan Vanriet. “De zomer en een deel van de tussenseizoenen. In de winter is het hier niet leuk. Dan is het te donker en te koud. Het klimaat in de Provence is er één met barre extremen. Bovendien mis ik het culturele leven : theater, goede concerten, het cinema-aanbod…

Mist u dat dan in de zomer niet ?

Jan Vanriet : Nee. In de zomer is hier in de streek veel te doen. Normaal is er in juli het festival van Avignon, maar dit jaar ging het niet door wegens stakingen. En in Aix-en-Provence is er doorgaans een gigantisch aanbod van mooie muziek, behalve ook dit jaar. Af en toe pikken we een van die evenementen mee, liefst een muzikaal, want het Franse theater is me te oubollig.

Waarom kozen jullie de Provence als tweede verblijf ?

Vroeger ging ik vaak naar New York, waar ik vrienden had en een atelier huurde. Het leven was er interessant en aangenaam, tot het hectische van New York en de oppervlakkigheid van de Amerikanen me echt begon te storen. Daarom kozen Simone en ik ervoor om ons in de Provence te settelen. Als kunstenaar en kunstminnaar trok mijn hart misschien nog meer naar Toscane. Maar om nu nog Italiaans te leren, dat zag ik niet zitten. Ik ben meer gefocust op het culturele leven en de media in Frankrijk. De Provence is ook veel dichterbij. Om kwart voor acht ’s ochtends stap ik op de Thalys in Berchem-Antwerpen en om half één ’s middags zijn we al in Avignon.

Brengt u per trein al uw teken- en schildermateriaal mee ?

In het begin zeulde ik alles mee. Het was telkens een ware volksverhuizing. Tot ik erachter kwam dat dat wel een zeer naïeve manier van doen was. Ik ontdekte dat ik in Avignon veruit het meeste kan kopen van wat ik nodig heb. Het specifieke papier waarop ik werk, heb ik hier nog niet gevonden. Dat breng ik dus mee uit België. Bepaalde verven kan ik hier kopen, maar mijn olieverf niet. Griffin van Winsor &Newton is zelfs in België moeilijk te vinden. Handelaren hebben gewoonlijk slechts een beperkt assortiment kleuren, en bijbestellen doen ze niet graag. Eén mannetje vond ik in Avignon bereid om op mijn vraag alle ontbrekende kleuren aan te kopen.

Wat werken op verplaatsing betreft, heeft u wel een goed beroep.

Ja, ik heb het geluk dat ik geen beeldhouwer ben. (lacht) Ik heb vrienden die schrijver zijn. Da’s nog makkelijker.

Sinds wanneer heeft u twee woonsten ?

Sinds 1990. Eerst hadden we een huis in Caromb, het dorp hiernaast. Maar Caromb begon uit zijn voegen te barsten en we keken uit naar iets nieuws. Dat vonden we hier in Crillon le Brave, waar we sinds ’96 dit huis hebben. Het dorp is genoemd naar Louis de Balbes, seigneur van Crillon. Hij was een vechtjas in dienst van Henri IV die hem Crillon noemde, en vanwege zijn staat van dienst ‘le brave’. Op het dorpsplein staat zijn standbeeld, buitensporig groot. Het is niet geschikt voor zo’n klein plein, maar aanvankelijk stond het voor le Palais des Papes in Avignon. Het werd naar hier gebracht toen men dat plein in Avignon heraanlegde.

Crillon is echt een dorp van niks. Met wel drie restaurants en een van de allermooiste hotels van Frankrijk : L’Hostellerie, van de keten Relais & Châteaux. Behoorlijk duur, dus .

Maar verder is er niets, zelfs geen bakker of slager. Om een brood te halen, moeten we vier kilometer rijden. Wij doen nooit boodschappen in een supermarkt omdat we liever de kleine winkeliers steunen, zoals de kruidenier en de groenteboer van Caromb, waar we al jaren over de vloer komen.

Gaan jullie soms nog elders op vakantie ?

We gaan uiterst zelden op vakantie. In het najaar ga ik naar Madrid, maar dat is voor een decor. Ik ga ook nog naar Italië, voor research in verband met een nieuw thema.

Hebben in deze streek niet tal van Vlaamse kunstenaars een optrekje ? Hugo Claus, Patrick Conrad…

Mensen denken vaak dat hier veel Bekende Vlamingen op een hoop zitten, maar dat is niet zo. Hugo Claus heeft een huis in het dorp hiernaast, de meeste anderen wonen zestig, zeventig kilometer bij elkaar vandaan. We lopen echt niet zomaar binnen bij elkaar. Wie hier zoals wij een paar maanden per jaar doorbrengt, is niet met vakantie, hè ? Die werkt en wil niet gestoord worden. Natuurlijk zien wij elkaar geregeld. Inmiddels kennen wij hier ook veel Fransen en andere buitenlanders. Ons sociaal leven in de Provence is vergelijkbaar met dat in Antwerpen. En de vriendschappen die we hier onderhouden, zijn veel dieper dan die die we hadden in Amerika.

Vanaf deze week heeft u een vaste rubriek in Weekend Knack. Kunt u daar iets over vertellen ?

Het was een idee dat hier in de Provence groeide : een aquarel én een stukje commentaar waarin ik allerlei dingen combineer. De rubriek zal gaan over Het Leven, over politiek, over literatuur, beeldende kunsten, lifestyle om dat vreselijke woord te gebruiken, de aangename condition humaine, kortom. Ik denk dat die elementen weten te boeien, mij in ieder geval toch.

Ik vertrek meestal van een centraal idee waar ik een tijdje over pieker, en dat levert mij allerlei uitstapjes op. Naar een film, of een boek, of een bizar historisch feit. Er kan ook een autobiografische toets in zitten. Gezien de aard van het blad, denk ik niet dat ik me moet uitlaten over onderwerpen zoals de oorlog in Irak. De rubriek zal over thema’s gaan die in Weekend Knack aan de orde zijn.

Voelt u zich daarvoor gebonden door de actualiteit ?

Het lijkt me veiliger om dat niet te doen : de actualiteit is te snel voorbij.

Vergt zo’n rubriek niet veel research, of gaat u uit van parate kennis ?

Meestal ga ik uit van parate kennis. Van iemand op mijn leeftijd – is dat nog middelbaar of ben ik daar op mijn 55ste al voorbij ? – mag je verwachten dat hij al wat parate kennis heeft verworven. Ik wil die kennis toch nog altijd even checken, want voor mij moet het allemaal correct zijn. Er kruipt wel veel tijd in, maar het amuseert me vooral. Alles wat ik doe, is werk : tekenen voor een krant, een schilderij maken, toneeldecors ontwerpen… Ik ben altijd met verschillende dingen bezig, maar af en toe raak ik geblokkeerd en is er ruimte voor iets anders.

Een vaste rubriek is een engagement om wekelijks een ei te leggen, om het oneerbiedig te zeggen.

Dat moet dan maar. Nu zijn er ook veel dingen die ik lees of hoor en waar ik gewoon niks mee doe. Ik kan niet zonder kranten, magazines of boeken. Het liefst lees ik autobiografieën en correspondenties. Fictie interesseert me minder. Ik lees nu een fantastisch boek, een biografie van Cicero door Anthony Everitt. Het boek is knap geschreven en geeft een boeiend beeld van Romeinse samenleving, zowel van de politieke structuren als van het huiselijke leven. Ik beveel het alle aspirant toppolitici aan. Ik heb er een van de komende stukjes voor Weekend Knack aan opgehangen.

Mist u geen Nederlandstalige lectuur in dit Provençaalse dorpje ?

Nee, hoor. Ik koop elke dag vier kranten, twee Belgische en twee Franse. Er zijn in de buurt nog een paar mensen die De Morgen hebben. Met één dag vertraging ligt die in de krantenwinkel, net als Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen. Wij hebben hier ook internet, ik blijf op de hoogte.

Uw curriculum is indrukwekkend lang. Tentoonstellingen over heel de wereld : New York, Californië, Johannesburg, Seoul… Het Museum voor Schone Kunsten in Brussel en dat van Antwerpen hebben werken van u gekocht. Is zo’n rubriek dan niet beneden uw waardigheid ?

Nee, want voor mij is het helemaal nieuw. Anderzijds is het voor mij ook een retour aux sources. Toen ik achttien was, schreef ik al voor een krant, later stapte ik over naar tijdschriften. Ik heb onder andere gewerkt voor Vrij Nederland en voor Avenue. Ik ben iemand die schildert én schrijft en in mijn rubriek doe ik allebei.

U heeft ook een aantal dichtbundels uitgegeven.

Poëzie schrijf ik bijna niet meer. Mijn kritisch denkvermogen behoedt me daarvoor. Dichten laat ik liever aan anderen over, aan de professionals.

Voor de rubriek schildert u op kleine schaal. Maar u heeft ook gigantisch groot werk. De muurschildering voor de Kredietbank in Brussel is meer dan honderd meter lang. Die in het Brusselse metrostation De Brouckère heeft een totale lengte van meer dan tweehonderd meter.

Dat monumentale werk is een totaal andere manier van schilderen. Meestal werk ik in mijn atelier en breng het schilderij achteraf op de muur aan. Maar in het kader van Antwerpen ’93 werd mij gevraagd om een plafondschildering te maken in de gerestaureerde Bourla-schouwburg, rechtstreeks op de bepleistering.

Zoals Michelangelo in de Sixtijnse kapel, op uw rug op een stelling ?

( Lacht) Dat zei prins Filip ook. “Ah”, zei hij. ” Comme Michel-Ange”. En : “U bent een echte pintor.”Hij wou het op zijn Engels zeggen, maar dat lukte niet zo best. Anderzijds : ‘pintor’ is correct Spaans : misschien de invloed van Fabiola ?

Het werk in de Bourla was geen pretje. Daar ben ik ongeveer twee maanden mee bezig geweest. Een plafondschildering aanbrengen is zeer oncomfortabel. Het belast je rug, en nog meer je nek. We bouwden inderdaad een stelling zodat ik liggend, op veertig, vijftig centimeter van het plafond, kon schilderen. Voor grote kleurvlakken was dat niet nodig, maar wel als het om details ging of om lijnen, dingen die niet kunnen met een bevende hand. De hele dag met je hand omhoog, dat is echt niet om te lachen. Bovendien had ik de pech dat het ijzig koud was. De ingang stond altijd open, het water in de emmers was elke ochtend bevroren als ik aankwam. Nee, uitstellen kon niet. Het was werken tegen de tijd. Het plafond moest af zijn voor de opening van culturele-hoofdstadjaar. Die plechtigheid vond plaats in de Bourla en op dat moment moesten de stellingen weg zijn en het plafond klaar. Nog erger was het dat ik het nadien moest overdoen : twee winters later viel er een stuk bepleistering naar beneden en na onderzoek bleek dat het hele plafond rot was. Toen kwam aan het licht dat men bij de restauratie van de Bourla dat plafond had overgeslagen : men had het niet nodig gevonden. Maar na twee jaar kwam de schildering dus los. De hechtingen waarmee het plafond was bevestigd, moesten op negentig plekken geperforeerd worden om het opnieuw vast te klinken aan de steunbalken. Alles was om zeep, ik moest van nul herbeginnen. En help, het was wéér putje winter.

Daarover kunt u hier niet klagen. Bloedheet is het hier.

Da’s waar. Maar grote werken lukken hier niet. In mijn atelier in Antwerpen heb ik al lappen van zestien meter lengte geschilderd. Dat is hier uitgesloten. Hier maak ik kleiner werk zoals affiches en dergelijke, of ontwerp ik decors voor Behoud de Begeerte en Geletterde Mensen. Momenteel werk ik aan twintig boekomslagen voor romans die dit najaar of in de winter worden gepubliceerd.

Als ik dat zo hoor, zit u hier veel binnenshuis. Kranten en boeken lezen kan een mens in de tuin doen, maar surfen op het net is iets voor binnen. En nog het strafst : ondanks het vele en mooie in de Provence, schildert u nooit bij daglicht, maar steeds met kunstlicht.

Dat klopt, ja. Ik ben hier al twee weken niet meer buiten geweest. Maar ik ben niet met vakantie, hè. Ik werk. En wat het licht betreft : mijn atelier heeft zo weinig mogelijk ramen omdat ik altijd bij kunstlicht werk. Dat heeft één groot voordeel : het is altijd hetzelfde, dag en nacht, winter en zomer.

Waarom komt u dan naar de Provence. Dat kan in Antwerpen toch ook ?

Dit is een veel prettiger omgeving. ’s Avonds zie ik vrienden, en als iemand mij belt om mee een partijtje jeu de boules te spelen, dan ben ik daar wel voor te vinden. Eén enkel keertje ga ik naar Avignon om de Fnac binnen te lopen en om wat beweging om mij heen te hebben. Maar als ik moet werken, werk ik. Ik heb afspraken, ik ben gebonden aan deadlines en moet dingen opleveren. Ik moet ook veel lezen als ik op de hoogte wil blijven. n

Griet Schrauwen I Portretten Jan Verlinde

Het idee van een wekelijkse bijdrage voor Weekend Knack groeide in de Provence : een aquarel én een stukje commentaar over de aangename condition humaine.

“Mijn atelier in de Provence heeft zo weinig mogelijk ramen omdat ik altijd bij kunstlicht werk. Dat heeft één groot voordeel : het is altijd hetzelfde, dag en nacht, winter en zomer.”

“Ik maakte een plafondschildering in de gerestaureerde Bourla-schouwburg, rechtstreeks op de bepleistering. Belastend voor rug en nek. Bovendien was het ijzig koud.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content