Het is een harde werker,” zegt David, onze timmerman, over zijn helper Carlos, “en hij is verstandig. Als ik hem iets nieuws toon, is hij er onmiddellijk mee weg. Ik snap dus niet waarom hij het zo lastig heeft om Engels te leren.” Hij haalt een beduimeld boek uit zijn gereedschapskist. Het is een cursus Engels voor Spaanssprekenden. “Ik toon hem de woorden en zinnetjes waarvan ik zou willen dat hij ze leert, maar na twee maanden kan hij nog haast niets zeggen”, zucht David. Tom en ik kijken naar elkaar. We denken allebei hetzelfde. “Misschien kan hij niet lezen”, zeg ik.

Tom, die vloeiend Spaans spreekt, maakt wat later een praatje met Carlos. Hij blijkt als kind nooit naar school te zijn geweest. “Dat ik daar niet aan had gedacht”, zegt David, die zelf maar een handvol Spaanse woorden kent.

David en Carlos werken voor Norbert Olsen, een kleinkind van Noorse immigranten en een al even vriendelijke kerel als zij. Samen met hun baas leggen ze een nieuw dak op ons huis. Het karwei neemt meer dan een week in beslag, tijd genoeg dus om tussendoor wat te babbelen.

“Ik heb geluk gehad”, vertelt Carlos ons. Hij kende enkele mannen van zijn dorp die hier al woonden. Ze namen hem tijdens een van zijn eerste ochtenden mee naar een plek onder een viaduct niet ver van hier. Daar, in een ritueel dat zich elke dag opnieuw in heel de VS afspeelt, wachtten ze op de bouwaannemers, tuinarchitecten, schilders, schoonmaakbedrijven en nog anderen die werkvolk nodig hebben. Norbert koos Carlos en hij heeft het zich nog geen moment beklaagd. “Hij is een van de beste helpers die ik ooit heb gehad”, zegt hij enthousiast. “De Amerikaanse jonge gasten willen deze stiel niet meer leren. Het is vuil en lastig werk. Velen zijn in slechte fysieke conditie. Ze houden het zelden uit. Carlos klaagt nooit. Ik ben wel heel voorzichtig met hem. Ik laat hem geen gevaarlijke dingen doen want hij heeft natuurlijk geen ziekteverzekering. Ik weet dat ik iets illegaals doe, maar ik heb geen keuze. Ik wou alleen dat ik aan meer van die mensen werk kon geven. Mijn hart bloedt als ik ze ’s morgens naar mijn vrachtwagen zie zwaaien.”

Carlos heeft sinds zijn eerste werkdag bij Norbert niet meer onder de viaduct moeten bedelen om werk. “Ik haal hem ’s morgens thuis af en ’s avonds breng ik hem terug”, zegt Norbert op een bijna vaderlijke toon. Hij betaalt Carlos 10 dollar per uur. Ik heb hem dat op de man af gevraagd, want ik wil niemand helpen uitpersen en zeker niet in mijn eigen huis; 10 dollar is niet riant maar toch bijna het dubbele van het wettelijke minimumloon van 5,25 dollar. Hoe je met dat laatste bedrag in New York moet overleven, is mij een raadsel.

Carlos heeft geluk, dat zegt hij zelf. Als je het geluk kunt noemen om geboren te worden in een straatarm dorpje zonder schooltje in een derdewereldland, en te leven en te werken ver van je gezin. Vertel me geen kwaad over immigranten die niets anders proberen te doen dan te ontsnappen aan de armoede van thuis. Amerika zou plat vallen als de miljoenen illegale arbeiders aan de deur worden gezet. Iedereen, van hoog tot laag, weet dat.

Het mooie aan New York is dat de meeste bewoners goed begrijpen waarom mensen alles wat hen dierbaar is in de steek laten en naar hier komen. Als ze het al niet zelf gedaan hebben, dan herinneren ze zich maar al te goed de verhalen van armoede, verwachting, heimwee, ontbering, succes of mislukking van hun ouders, grootouders of overgrootouders. New York is een knap lastige plaats voor immigranten die zoals Carlos ongeschoold en ongeletterd zijn. De concurrentie is er ook op zijn niveau moordend; 1,8 miljoen New Yorkers of een kwart van de bevolking leefde vorig jaar onder de armoedegrens. Dat is twee keer zoveel als het nationale gemiddelde. Ook de werkloosheid is hier haast 50% hoger dan in het land als geheel. Vandaag nog staat er een foto in de krant van een rij van bijna honderd mensen die gisteren in de Bronx stonden aan te schuiven om zich aan te melden voor enkele honderden vacatures.

Is de werkloosheid van de plaatselijk bevolking de schuld van illegale immigranten zoals Carlos? Als het zo simpel zou zijn, zou het moeilijk te verklaren zijn dat de werkloosheid hier lager is dan in Europa terwijl de immigratie – legaal en illegaal – zoveel groter is. In een stad waar een jonge Wallstreet-snaak van pakweg 27 – zelf misschien een achterkleinkind van illegale immigranten – zich een kostuum van 7000 dollar bij Saks Fifth Avenue kan veroorloven, zijn vrienden kan tracteren op een etentje dat met wijn en sigaren inbegrepen 20.000 dollar kost, zijn kleuter naar een privé-school kan sturen die 18.000 dollar per jaar kost en in een flat van 3 miljoen dollar kan wonen, is er mijns inziens nog wel een plekje voor een bescheiden dromer als Carlos.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content