Voorbij is de goede oude voorspelbare tijd. Hij ruimt plaats voor flexibilisering en mobiliteit. Niet iedereen is daar even gelukkig mee. “In problemen rond tijdsordening komen mensen snel tegenover mekaar te staan.” Socioloog Mark Elchardus vertelt waarom.

Mensen ordenen hun tijd. Zij binden bepaalde handelingen aan bepaalde tijdstippen. Dat is altijd al zo geweest. Als ’s nachts de telefoon rinkelt, zijn we meestal onmiddellijk ongerust, want de nacht dient om te slapen. Tijdsordening ontstaat ook doordat bepaalde handelingen een min of meer vastliggende duur hebben. We slapen gemiddeld 7 uur per nacht, en ook een gemiddelde werkdag ligt vast. We gaan 2 tot 3 weken op vakantie. Een film duurt 1,5 tot 2 uur. Ten derde is tijdsordening een kwestie van ontmoeten. De kans om samen met anderen tijd door te brengen maximaliseren of minimaliseren. De files waarin we allen samen toch zo’n 30 eeuwen per jaar staan aan te schuiven, tonen aan dat dat niet altijd meevalt.”

Tijdsordening is al 15 jaar het stokpaardje van professor Mark Elchardus van het Centrum voor Sociologie aan de VUB. En niet zonder reden. Onze tijdsordening rammelt aan alle kanten en we weten maar amper hoe er een mouw aan te passen. Nochtans was er tot veertig jaar geleden nog niets aan de hand.

Elchardus: “De bijna mythische jaren ’50 waren het hoogtepunt van een industriële tijdsordening die honderd jaar geleden ontstond. In de tweede helft van de negentiende eeuw, bij de overgang van de agrarische naar de industriële samenleving, is onze tijdsordening sterk veranderd. De leegloop van dorpen, de concentratie van mensen in de steden, en het afstemmen van het ritme van de mens op dat van de machines bracht een heleboel problemen met zich mee. Men heeft ze opgelost met een oud recept, prachtig beschreven in Prediker, een van de boeken van het Oude Testament: er is een tijd voor alles en alles heeft zijn tijd. In de eerste fabrieken moesten de arbeiders nog leren op tijd komen. En werken op dagen dat ze geen geld nodig hadden. Mensen uit de agrarische samenleving waren dat soort ritme niet gewend. Die waren op de natuur gericht. De oogst was keihard werken maar daarna vertraagde het ritme weer. In de nieuwe industriële ordening werkte men op vaste uren en dat elke dag opnieuw. Coördinatieproblemen werden opgelost door voor bepaalde handelingen bepaalde tijden af te spreken. Ook het invoeren van een vaste pensioenleeftijd en een leerplichtige leeftijd hebben daarmee te maken. Deze oude tijdsordening had nog een tweede fundament: de rolverdeling tussen mannen als de kostwinners en de vrouwen als de verzorgers in het huis. Huisvrouwen zijn een prachtige voorziening voor een tijdsordening. Zij coördineren voortdurend. De werktijd van de man overlapt de tijd voor boodschappen en koken, de tijd om te eten sluit aan op de schooltijd van de kinderen, iedereen zit op tijd voor de televisie als het familiefeuilleton begint. Geen gemakkelijke klus, want alles kan in het honderd lopen. Omdat de huisvrouw de schokken opvangt, noem ik haar wel eens een tijdsbuffer. Een reservoir van beschikbare tijd waaruit iedereen naar believen put als de normale tijdsordening om de een of andere reden niet werkt.

De industriële tijdsordening kwam vanaf de jaren ’70 onder zeer grote druk te staan. De dingen waren toen nog mooi gescheiden: studeren, werk zoeken, trouwen, kinderen krijgen… Vandaag zien we mensen die werken én studeren, studeren én samenwonen, het krijgen van kinderen uitstellen, enzovoort. Het leven wordt complex als niet alles meer geordend in hokjes zit. Vooral het verdwijnen van de huisvrouw confronteert ons met tijdsproblemen. De buffer valt weg.”

Het lijken kleine alledaagse zorgen: stress op het werk, wroeging over niet nagekomen beloften, relatieproblemen. En toch is tijdsordening eerder een maatschappelijk probleem dan een louter individuele aangelegenheid. Voor de teloorgang van de vertrouwde en vooral eenvoudige tijdsordening wijst Mark Elchardus verschillende structurele oorzaken aan.

“Ten eerste het feit dat men arbeidsmarktparticipatie is gaan beschouwen als een soort zelfontplooiing. Een voorwaarde van volwaardig lidmaatschap in de samenleving. En die keuze is niet door individuele vrouwen gemaakt, die zit in ons cultuurpatroon. Als vrouwen hetzelfde onderwijssysteem doorlopen als mannen, dan is het logisch dat zij aan het einde van de rit niet bereid zijn om thuis te blijven. En naarmate in onze samenleving het systeem van tweeverdieners is gegroeid, werd met twee werken ook bijna een voorwaarde om min of meer welstellend te zijn. Ook dat is eerder een maatschappelijk gegeven dan een individuele keuze. Ten tweede hebben bedrijven het systeem van de vaste werktijden afgebouwd. Het had voordelen maar ook nadelen. Naarmate men met meer machines ging produceren, groeide de overtuiging dat het lucratiever was om de bedrijfstijd te verlengen.

Bedrijfstijd en arbeidstijd werden losgekoppeld en de ploegenstelsels uitgebreid. Die flexibilisering laat toe om dichter op de markt te zitten, en om snel op technologische verandering in te spelen. Zowel de ontwikkeling van technologie als van het kapitalisme wakkeren flexibilisering aan. Maar samen met ploegenwerk en afwijkende werktijden groeit natuurlijk de vraag naar diensten voor deze mensen. Bovendien verwachten ze dat die diensten 24 uur ter beschikking blijven. Dat ze op om het even welk uur van dag of nacht een winkel kunnen binnenstappen. Dus krijg je tegengestelde belangen. In problemen rond tijdsordening komen mensen snel tegenover mekaar te staan. Er is geen evenwicht tussen de wensen van bijna elke consument om op elk moment eender wat te kunnen kopen, en de wens van producent en arbeider om niet altijd te hoeven klaarstaan. Hetzelfde dilemma hadden vroeger de huisvrouwen. Zij vonden op een bepaald ogenblik ook dat ze te veel inleverden.”

Na het werk geen brood meer vinden als je thuiskomt, is niet leuk. Extra tijd verliezen in een file is dat nog minder. Is ons verlangen om mobiel te zijn, liefst alleen in de wagen, de oorzaak van dit fenomeen? Neen, vind Mark Elchardus, ook files zijn eerder een maatschappelijk dan een individueel probleem. Mensen willen zich gemakkelijker bewegen, maar die drang naar mobiliteit speelt maar een gedeeltelijke rol.

Elchardus: “De afbouw van vaste tijden leidt als vanzelf naar meer mobiliteit. Het meest onmiddellijke gevolg is immers dat verschillende tijdsordes botsen. En zonder de buffer van de huisvrouw, stelt elk conflict zich rechtstreeks. Dat is een bron van het toegenomen gevoel van stress in onze samenleving. Meer mensen zitten met het probleem dat ze zich ergens bevinden, terwijl ze al op een andere plek hadden moeten zijn.

Files zijn een gevolg van twee dingen. We hebben werk- en woonfuncties van mekaar gescheiden. Heel veel mensen werken in de stad en wonen op het platteland. Die sterke segregatie van werken en wonen gaat gepaard met een vervagen van de grenzen tussen werk en gezinsleven. Veel mensen, zeker hoogopgeleiden, kunnen het einde van hun werkdag niet voorspellen. Die inzet wordt ook van hen verwacht. Zelfs om halfzeven ’s avonds moeten ze nog beschikbaar zijn. Maar halfzeven was in de oude tijdsordening gezinstijd. Het is een complex probleem van coördinatie geworden. We zijn een volk van verplaatsers geworden. Want niet alleen man en vrouw moeten zich verplaatsen, ook hun kinderen bereiken snel de leeftijd waarop ze overal moeten zijn. De muziekles, de sportclub, de jeugdvereniging, allemaal een eind van huis. En hoe organiseer je openbaar vervoer voor mensen die in de loop van de dag op verschillende plaatsen moeten zijn?”

Mark Elchardus meent dat onze tijdsorde zich in een overgangsfase bevindt. De oude mechanismen brokkelen af zonder dat al in nieuwe is voorzien. En het is nog niet duidelijk waar we zullen eindigen.

“Terugblikkend op de geschiedenis zien we dat rond het midden van de negentiende eeuw ook gezocht werd naar hoe de overgang van agrarische naar industriële samenleving opgevangen kon worden. De problemen waren anders, maar het waren wel problemen van tijdsorde: mensen discipline bijbrengen bijvoorbeeld. Men stelde ook vast dat het fabriekssysteem een ontoelaatbaar negatieve impact had op het gezinsleven. Uit deze concrete problemen is een nieuwe tijdsordening gekomen. Ik heb de indruk dat we opnieuw in een dergelijke overgangsfase zitten. Het model van de vaste tijden en de verdeling van het werk tussen man en vrouw hebben we afgebouwd, maar een echte nieuwe tijdsordening hebben we nog niet ontwikkeld. We zitten in de fase dat we problemen voelen. Hier en daar ontstaan kleinschalige initiatieven om er iets aan te doen. In sommige Italiaanse steden worden de knelpunten systematisch onderzocht en wordt nagegaan of het op elkaar afstemmen van school- en werktijd, en van winkels en gemeentelijke diensten bijvoorbeeld een uitweg bieden. En er zijn technologische oplossingen voor onze tijdsordeproblemen: het antwoordapparaat, de mobiele telefonie, broodautomaten. Ook sociaal zien we aanpassingen. Zo spelen bijvoorbeeld de Pakistani die nachtwinkels openhouden een rol in de nieuwe tijdsordening die groeit in de grootsteden.

Wat symptomatisch is voor een overgangsfase, is dat veel mensen menen dat er structureel niets aan te veranderen is. En dat individuen maar moeten leren om een complexer leven te leiden. Door stressbestendiger te worden en beter te coördineren. Dat is natuurlijk een indicator van het feit dat er maatschappelijk nog geen oplossingen zijn ontdekt. In ons land komt de reactie van beleidsmensen maar langzaam op gang. Ik onderzoek deze problematiek al sedert 1982 maar ervaar een zeer geringe belangstelling. Nu wordt dit een beetje gecorrigeerd. De Vlaamse overheid zet een grootschalig onderzoek van ons tijdsbudget op dat ons tenminste zal toelaten om een inventaris te maken van de problemen met de nieuwe tijdsorde.”

Opvallend aan de nieuwe tijdsorde is dat ze verschillende groepen van mensen op verschillende manieren raakt. Een voorbeeld: de drukbezette tweeverdieners.

Elchardus: “Doorgaans krijgen hoogopgeleiden een grote mate van vrijheid in het organiseren van hun werktijd. In ruil daarvoor moeten ze zich zeer soepel opstellen en lange dagen werken. Meestal vinden we deze mensen in hetzelfde gezin. Ze hebben een groot gebrek aan tijd. Als ze workaholic zijn, hebben ze de beste kans om gelukkig te zijn. Hun situatie wordt maar dramatisch als ze ook nog een drukke vrije tijd en een normaal gezinsleven willen. Vooral met inleveren op dat laatste hebben veel mensen een probleem. Een bron van stress voor veel tweeverdieners is het gevoel onvoldoende tijd te hebben, niet alleen voor zichzelf en de partner maar ook voor de kinderen. Daar komt veel schuldgevoel bij kijken. ‘Meer tijd voor kinderen en partner’ is het meest frequente antwoord als je mensen vraagt naar hun grote verzuchting.”

Laagopgeleiden hebben meestal wel strakke uurroosters, maar de voorspelbaarheid daarvan is afgenomen. Hun leven is dus veel onzekerder geworden.

Elchardus: “Deze mensen werken met uurroosters die kort op voorhand worden meegedeeld. Of het werk fluctueert en ze weten nooit vooraf of ze 20 of 50 uur per week moeten werken. Dat maakt het leven moeilijk te coördineren met dat van anderen. Het gebrek aan voorspelbaarheid lees je ook in het veranderende perspectief van de levensloop. Nemen we de jaren ’50 nog eens als hoogtepunt van de oude tijdsorde, dan zien we dat mensen die begonnen te werken ongeveer wisten waar ze veertig jaar later zouden eindigen. Vandaag kunnen we veel minder vooruitblikken op ons leven. Dat geldt voor iedereen, maar het komt wel heel verschillend aan. Mensen met een goede opleiding, die stressbestendig zijn en in het begin van hun carrière het geluk hadden een interessante job te krijgen waar ze kostbare ervaring opdeden, die beschouwen de onzekere levensloop wellicht als een bron van mogelijkheden. Mensen die het niet zo goed hebben gedaan op school, die een zwakke opleiding genoten en moeilijk werk vonden, zien de mogelijkheid van dat werk opnieuw te verliezen als een ontmoedigend perspectief. Ik heb het gevoel dat dit soort onzekerheid zwaar begint te wegen op onze samenleving.

En ik denk zelfs dat heel wat mensen die we op basis van hun diploma en startpositie als kansrijk beschouwen, ook bang worden voor de onzekerheid. Dat is een van de gevolgen van flexibilisering waar snel aandacht moet voor komen.”

Een ander interessant fenomeen van de nieuwe tijdsordening is de toegenomen individualisering, die ook nog eens technologisch ondersteund wordt.

Elchardus: “Nemen we het gezin als uitgangspunt, dan onderscheiden we twee fasen van technologische vooruitgang. De eerste heeft te maken met het gezelliger maken van de woning, het cocoonen: centrale verwarming, een gesofisticeerde badkamer en keuken, televisie en hifi. Deze nieuwe mogelijkheden brachten het gezin samen. Iedereen reed met de gezinswagen naar dezelfde plek, iedereen zat samen voor hetzelfde televisietoestel.

Sedert een aantal jaren zitten we in een andere dynamiek: een tweede en derde wagen waardoor gezinsleden onafhankelijk mobiel worden, de walkman, de videorecorder, de microgolfoven waardoor samen eten niet meer noodzakelijk is, de schaakcomputer, internet. We zien tegelijkertijd een culturele ontwikkeling met individuen die in sociaal verband een grotere autonomie opeisen, en een technologie die toelaat om deze autonomie te realiseren. Dat maakt de tijdsordening nog een stuk ingewikkelder.”

Mark Elchardus legt niet alleen maar zere plekken bloot. Hij werkt ook aan oplossingen. Zijn uitgangspunt is een nieuwe, meer bevredigende tijdsorde, weg van de spiraal van algemene flexibilisering. Een nieuwe tijdsorde vanuit een zeker humanisme, waar mensen opnieuw meer zicht krijgen op hun eigen levensloop en waar leven weer tot kunst kan worden verheven. Maar dat vraagt onderzoek en reflectie.

Elchardus: “Het debat is open. Er zijn mensen die de flexibiliteit willen afschaffen en terugkeren naar een vaste tijdsorde. Maar het proces is onomkeerbaar. We kunnen niet terug. Ik denk niet dat de vrouwen hun oude stek nog willen. En het stelsel dat honderd jaar vrij goed heeft gewerkt, veronderstelde juist de huisvrouw in haar bufferfunctie. In het debat zie je ook wat nostalgische richtingen die opteren voor een trager leven en voor een natuurlijker ritme. Ik denk niet dat veel mensen vragende partij zijn voor een vertraging van het leven. Ik vrees dat daar grote misverstanden rond bestaan. We moeten dus nieuwe wegen aftasten.”

Marianne Meire

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content