Zoals sommige mensen achtervolgd worden door rampspoed en misère, zo zit het geluk schrijfster Katherine Pancol op de hielen, en verandert alles wat ze aanraakt in goud. “Une merveille”, noemt ze het zelf : een wonder. Een gesprek met een godenkind in Parijs.

Nog geen anderhalve man en een paardenkop in Vlaanderen hebben over haar gehoord, maar daar komt gauw verandering in. Sinds 2010 staat Katherine Pancol onafgebroken in de Franse bestsellerlijsten. Haar trilogie Les yeux jaunes des crocodiles, Les valse lente des tortues, Les ecureuils de Central Park sont tristes le lundi is ondertussen in 25 talen vertaald, waaronder het Nederlands. Van de Franse edities alleen zijn er al vier miljoen exemplaren verkocht. Dat belooft.

“Absurd, wat me nu weer overkomt”, zegt ze hoofdschuddend. “Ik kan die cijfers onmogelijk bevatten, de nullen duizelen me voor ogen. Les crocodiles twee miljoen, Les tortues anderhalf miljoen, Les ecureuils, 750.000. In hardcover. De paperbackversies beginnen pas. Geen flauw idee wat dat zal geven. En dan de vele vertalingen, en de filmrechten.”

Kunt u dat gigantische succes verklaren ?

Katherine Pancol : Absoluut niet. Aanvankelijk ging het gedoe eromheen ook aan mij voorbij, ik heb het pas twee maanden geleden gemerkt. Toen De krokodillen uitkwam, werkte ik aan De schildpadden. Na de publicatie van De schildpadden schreef ik aan De eekhoorns. Als je zit te schrijven, ben je afgesneden van de buitenwereld. Ik toch. Ik ben zo gericht op mijn werk, dat de rest me ontgaat. Ik zit thuis aan mijn werktafel, drink sloten thee en als enige verzetje laat ik de hond uit. Schrijven is een zeer eenzame en saaie bezigheid. Soit. Net voor De krokodillen verscheen was ik zo goed als blut. Ik was nog net niet in paniek, maar tijdens slapeloze nachten stond ik toch al op om mijn rekeningen te checken. En dan gebeurt dit. Het is een wonder. Ik heb er geen ander woord voor.

‘De krokodillen’ telt bijna 600 bladzijden, ‘De schildpadden’ en ‘De eekhoorns’ 700 tot 800. Kleppers van boeken, en ze slaan aan bij een zeer groot publiek.

En het gekke is : niet alleen in Frankrijk, maar wereldwijd. Ook Noorwegen, Korea, Polen, Vietnam, Turkije, Finland gaan overstag. Onlangs kreeg ik een e-mail van een 22-jarige Chinese soldaat. De krokodillen loopt als een trein in China, dat geloof je toch niet ? Die jongen schreef dat Joséphine, het hoofdpersonage, hem helpt bij zijn dagelijkse problemen. Ik schreef hem dat ik dat niet begreep. Hoe kan een Chinese jongen van 22 geholpen worden door een denkbeeldige Parisienne van middelbare leeftijd ? Hij antwoordde : “Het leven is hard voor iedereen. Of je nu Chinees of Frans bent, man of vrouw, jong of oud.” Tja.

Hard voor iedereen ? Toch niet voor u ? Met veertien bestsellers op uw actief ?

Het is waar : ik heb ontzettend veel geluk gehad. Ook veel ongeluk, maar daar praat ik niet over. Je moet álles nemen zoals het komt, goed en slecht. Je hebt het niet te kiezen. Maar wat mijn boeken betreft, heb ik inderdaad stom geluk. Alsof er in een mensenmassa een fee met een toverstafje loopt en lukraak iemand aantikt : Ping !

Vertel eens hoe het begon ?

Ik ben één jaartje lerares Frans en Latijn geweest in Lausanne. In Zwitserland hoef je daar niet zo lang voor te studeren als in Frankrijk. Ik was verliefd op een Amerikaan die in Lausanne wilde wonen. Ik ging met hem mee, maar een jaar later stond ik weer in Parijs. Via een uitzendbureau kreeg ik allerlei losse baantjes : dienster, verkoopster, arbeidster… Op een dag vroeg een vriend : “Waarom werk je eigenlijk, Katherine ?” Wat een vraag ! Ik moest wel, want ik stond er alleen voor. Ik had niemand. Mijn vader had ons al lang geleden verlaten. Hij was spoorloos. Hij leefde ergens in Frankrijk, maar we wisten niet waar. Mijn moeder werkte zich krom, maar ze droomde van een Amerikaanse man. Ze ging naar een waarzegster en die zei dat ze naar Amerika zou emigreren en daar de man van haar dromen zou vinden. Ze vertrok naar Amerika en vond er inderdaad de man van haar dromen. Ze had mijn broertje meegenomen en ik bleef alleen achter in Parijs. Ik moést wel werken.

Die vriend zei : “Waarom ga je niet eens met mijn vader praten ?” “Waarom zou ik ? Wie is je vader dan ?” “De baas van Paris Match.” Als het zo zat… Vooruit dan maar. Liever naar ParisMatch dan naar een luizige fabriek.

Dat was een begin, en het is niet meer gestopt.

Ik heb een ellendige, trieste jeugd gehad, en ook daarna had ik nog tegenslagen, maar als ik geluk heb, heb ik veel geluk. Heel veel geluk. Die man van Paris Match zei : “Oké. Probeer het maar. Over drie maanden bekijken we het opnieuw.” En ik mocht blijven. Ik schreef voor de Franse Cosmopolitan,Elle, Paris Match. Ik deed interviews met Meryl Streep en Liz Taylor. Ik bracht een week door on death row. Dat zijn unieke buitenkansen. Je neemt geen week vakantie om bij ter dood veroordeelden door te brengen, maar als je de kans krijgt om er een reportage over te maken, grijp je die met beide handen.

Toen een uitgever me een boek vroeg, wilde ik dat niet. Ik was toch geen schrijver ? Maar die man was zo charmant, dat ik zijn smeekbedes niet kon weerstaan. Ik schreef vijftien bladzijden op proef en hij zei : “Wow.” Mijn eerste boek, Moi d’abord, sloeg in als een bom. Bij de Fransen, bij de uitgeverij, maar zeker bij mij. Moi d’abord is het verhaal van een jong meisje, ik dus, het verhaal van haar liefdes en avontuurtjes. Chicklit avant la lettre. Heel gewaagd voor die tijd. Dat was in 1979. Ik was pas 25.

Hoeveel exemplaren werden ervan verkocht ?

C’était un succes fou. 300.000. Van de ene dag op de andere was ik beroemd. Ik werd herkend op straat, want ik kwam voortdurend op tv. Ik werd gevraagd voor zowat alle talkshows, onder meer door Bernard Pivot, van het literaire programma Apostrophe. Als een schrijver bij Pivot kwam, was zijn broodje gebakken, dat is geweten. Als een komeet schoot mijn naam omhoog. Ik werd uitgenodigd op het Elysée om te dineren met president Giscard d’Estaing, men wilde de titel Moi d’abord kopen voor een parfum, ik kreeg filmrollen aangeboden, ik werd gevraagd om een film te regisseren, er kwam geen eind aan. Plots werden alle mannen verliefd op me. Sjeiks stuurden me hun privévliegtuig om te gaan shoppen in Londen. Zo gaat dat als je jong, mooi en blond bent : ik werd gebruikt om mee uit te pakken en om mee te pronken.

Hoe heeft het succes uw leven veranderd ?

Weet je, succes is iets raars. Het maakt het leven gemakkelijk. Vooreerst omdat je geld hebt, en dat is leuk. En alle deuren gaan voor je open. Uit eten ? Ik moest mijn naam maar zeggen en ik kreeg de beste tafel. Stond ik aan te schuiven om een vliegtuig te nemen ? Ik werd uit de rij geplukt en kreeg een upgrading naar first class. Natuurlijk is dat fijn. Maar als je niet oppast, word je een rotverwend wicht want je hoort niks anders dan : “Je bent zo mooi, je bent zo grappig, zo slim, zo intelligent.” Ik had alleen maar bewonderaars en jaknikkers om mij heen. Iedereen vond me geweldig. Als ik iets zei, was het of er parels uit mijn mond rolden. Ik ben er nog steeds blij om dat ik twee maanden na de publicatie van Moi d’abord in mijn eentje vertrokken ben naar New York, waar ik niemand kende en niemand mij kende.

Wat deed u in New York ?

Rien du tout. Feesten, dansen en reizen. Omdat ik toch geld genoeg had, nam ik mijn intrek in een mooie flat op de Upper East Side, maar ik behield ook mijn appartement in Parijs. De jaren tachtig in New York, dat was dolle pret. In Studio 54, bijvoorbeeld, met figuren als Andy Warhol en Jasper Johns. Ik bewoog me tussen beroemde schrijvers, schilders, regisseurs, weet ik veel. Na mijn ellendige kindertijd wilde ik alleen nog maar plezier hebben. Slechts één ding interesseerde me : moi, moi, moi.

‘Moi d’ abord’ ?

Inderdaad, ikke eerst. Nog steeds. Als ik maar lol had. Ik huurde een vliegtuigje om naar California te vliegen. Of naar Florida. Hoe gaat dat als je 25 bent en rijk ? Ik leefde op grote voet. Nee, ik ben niet goed met geld. Nooit geweest. Ik heb heel mijn leven boven mijn stand geleefd.

Alsof het niet op kon ?

Dat dacht ik, ja. Tot de dag dat de uitgever belde. “Het wordt tijd voor een tweede boek, want je geld raakt op.” Nog een boek schrijven ? Geen denken aan. Ik hád alles verteld wat ik te vertellen had. En ik vond ook dat ik niet kon schrijven. Daarom ging ik als vrije leerling naar Columbia University in New York voor cursussen how to write a novel. Tot mijn grote verbazing was ook mijn tweede boek een bestseller. Maar schrijven bleef een corvee. Pas bij mijn vierde boek begon ik er zelf plezier in te krijgen. Toen nam ik het ook ernstig. Ging ik een werkschema opstellen en zo. Voordien was ik te onbesuisd.

Waarom bent u teruggekeerd naar Parijs ?

Omdat ik zwanger was. Verliefd zijn was zowat mijn hoofdbezigheid en ik had tal van verloofdes in New York. Toen ontmoette ik die ene Fransman. Knap, charmant, welopgevoed. En best van al : hij sprak Frans. Heerlijk om weer in mijn moedertaal te keuvelen over kazen en wijnen, met iemand met de Franse savoir-vivre. Ik werd niet alleen smoorverliefd, maar ook zwanger. Ik was gestopt met de pil, weet ik veel waarom. Ik was 32. Als ik die zwangerschap niet had laten doorgaan, zou het er nooit meer van gekomen zijn… Et voilà : Charlotte. En een jaar later Clément. Ik wilde mijn kinderen niet laten opgroeien in Amerika. Brits Engels is mooi, maar Amerikaans ? No way.

Als ik geen kinderen had, woonde ik waarschijnlijk nog steeds in New York. De energie van die stad… En het licht is er zo anders dan in Parijs : helderder, feller, sterker. De beat van New York heb je zeker niet in Parijs. Deze stad is veel rustiger en kalmer. Ingetogen, bijna ingedommeld. Om uit te gaan, is New York formidabel, maar voor een gezinsleven is Parijs veel beter. Deze stad is ook de mooiste stad ter wereld. Wandelen in Parijs, dat is puur geluk.

Katherine Pancol, De gele ogen van de krokodillen, Manteau, 592 blz., 15 euro.

Door Griet Schrauwen

“Ik had alleen maar bewonderaars om mij heen : ‘Je bent zo mooi, je bent zo grappig, zo slim, zo intelligent. ‘ Als ik iets zei, was het of er parels uit mijn mond rolden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content